[033] Item omtrent Bamisse anno xliii. Soe hebben Hughe Albout ende Claes van Boschusen op dese tijt burgermeysteren van Hairlem ende van Leyden beclaecht die hoge heemrade van Rijnland voir den heer van Lalaing gouvenuer ende anders die rade mijn genadichs heren als Gerijt van Poelheest, Gerijt van Zijl, Willem van Alcmade, ridderen, Jan vander Boechorst, Boudijn van Zweten, Florijs Paedze ende Ijsbrant van Scoten, knapen ende hoge heemraden van Rijnlant up dese tijt inder manieren hier na volgende. Item clage der burgermeystern voirs. 'Item vermoegende edele heer van Lalaing gouvenuer ende ghij vrome ende wijse heren vanden hogen rade mijns liefs genadichs heren van Bourgondien gestelt tsijnre lande van Hollant, Zeelant ende Vrieslant, want die steden van Hairlem ende Leyden zeekere privilegien ende [44r] hantvesten hebben na verwijsinge enige copyen die sij u lieve heren overgeven, wair om lieve heren sij uwer eerbaerheit bidden als sij cormoedelicste mogen dat hun hoir privilegien ende hantvesten gehouden worden dat hun tot hoir toe niet en heeft mogen bueren. Voirt lieve heren vanden rade als vanden penninck gelde, sluysen, verlaten, morgengelde, ander ongelt ende ommeslach dat setten sij in handen mijns genadichs heren wes sijnre genaden dair in belieft dair sijn sij in te vreden, behoudelic dat sij hoire hantvesten gebrucken mogen. Voirt so menen sij als vanden verlate dat lest werf besteedt wert ende grote Reyner an nam datmen bevinden sal dat enige vanden heemrade half dat hout gecoft ende dat loon dair off te halven betaelt hebben, ende wes dair of gesciet is dat selmen toten ondersoeck van minen here van Lalaing.' Antwoirde der heemrade van Rijnlant op dese voirscr. clachte. 'Antwoirde der hoger heemrade van Rijnlant up sulke cedule als hun gelevert is bijden here van Lalaing van weghen der steden van Hairlem ende van Leyden inhoudende eerst aldus, want die steden van Hairlem ende van Leyden zeekere privilgien ende hantvesten hebben na verwisinge enighe copyen die sij overgeven, so bidden sij dat hem hair privilegien ende hantvesten gehouden worden dat hem tot hair toe niet en heeft mogen bueren, wair up die heemr. als dienres ende bewairres des gemeens lants also verre alst horen dienst angaet ende up corectie vanden edelen ende gemenen ingeseten hoirre heemraedscip verantwoirden dat die privilegien ende hantvesten die die steden van Hairlem ende van Leyden seggen hebben alst scijnt bijder voirscr. copye, in dien dat sij die hebben van geenre wairde en is ende na allen rechts doot, te niete ende van onwairden, want sij niet doghentlijck vercregen en sijn angesien dat dat is yegen den eet die die heemr. doen mooten, die in eenen punt inhout dat sij die lage mogen doen sullen gelijck den hogen, den armen gelijck den riken ende dair om en [44v] sijn die buergermeysters niet vorder dair in gerekent dan lantgenoten. Ende aldus en heeft die grave niet gegevene doe hij hem die hantveste gaff dat van wairden is gemerct, dat si out sijn omtrent xlvii jair, ende nye sint dat sij gegeven sijn noch bij dies graven tijden diese selve gegeven mach hebben noch bij geens anders graven tijden van Hollant sint dier tijt wesende tot desen dage toe gepossesseert off gebruyct hebben geweest, ende gedragen hem dies anden rechte. Ende al wairt dat sij van wairden waren als sij niet en sijn, so en sijn die heemr. dair van sij begeven die gehouden te hebben dat niet sculdich noch machtich te doen bi redene hier na verclairt. Die eerst is dese, die copye vanden hantveste voirscr. hout dat niet in rekeninge te doen ten sij dat die heemraders mit anderen brieven bewijsen mogen dat des billicken niet wesen en sall, so onderwijsen die hiemraders voirs. als boven dair up dat sint der tijt dat Sparendam eerst gedijct was ende die hiemraden eerst geset ende gecordineert hebben geweest dat gemeen landt dair onder gelegen goede privielgien ende hantvesten heeft van grave Florijs van Hollant beginnende tot nu toe, dair up hair voirsaten voir ende sij bij hoirren tijt die dijckaedze ende hiemraetscip ende all dat dair an cleeft geregiert ende bewairt hebben, dair sij toe geedt ende gesworen sijn ende die hantvesten ende rechten en houden nergens in eniger punte dat die heemraden rekeninge doen sullen voir yemande ende dair bij en sijn sij doch niet sculdich enige rekeninge bijden steden van Hairlem ende van Leyden te doen. Die andere redenen is dese, want die hiemraders geen ontfangers noch omme setters en sijn van enigen morgengelde dat ergent in enigen ambochten geset off gegadert wort van wat stucken dattet oick sijn van dijcken, sluysen, spuyen, huelen off wateringen dan hair penninck gelt alleen, ende dat dat doen die ambochts bewairres in allen ambochten die bijden gemeenten ende niet bijden hiemraders geset ende gekoren worde, ende sij oick van genen wercken niet wt en geven, so en mogen sij geen rekeninge doen van enich morgengelt off ommesettinge noch oich sculdich en sijn te doen, mar is wail een gewoente, want die hiemraden den lande verbonden sijn mit eede dat sij om dat lant ende lantgenoten te besorgen als enige ambochte enige wercken hebben doen maken dair sij morgengelt om setten moeten, dat sij die settinge plegen te oversien ende wair voir dat gelt gegadert sal worden, om offer yet onredelicx inden ambochts bewairres rekeninge wair dat te corrigieren dair an dat sij billick geven ondanck mer danck verdienen. Ende men sal oick niet vinden dat die ambochts bewairres den hiemraden ergent yet rekenen gegven dan hair pennincgelt voirs. Ende om vorder te onderwijsen, soe ist een gewoente in allen ambochten als die ambochts bewairres jair rekeninge doen sullen dat sij dat te voren openbaerlic doen kondigen xiiii of viii dagen te voren in allen kercken dairs noot is up dat die lantgenoten dair onder gelant die hair rekeninge willen horen dair bij comen mogen. [45r] Upten ander punt dat die voirscr. steden van Hairlem ende van Leyden scriven als vanden penninckgelde, sluysen, verlaten, morgengelt, ander ongelt ende ommeslach dat setten sij in mijns genadichs heren handen wes sijnre genade dair in belieft dair sijn sij in te vrede. Dair up is der heemr. antwoirde dattet penninckgelt sint Sparendam eerst gedijct was altoos gewoenlic is geweest te geven ende dat alle die heemr. die voir geweest sijn ende nu sijn dat gehadt hebben voir horen coste ende arbeit so dat niemant die contrarie bewijsen en sall, ende dair om die nu sijn dat oick sijn sculdich te hebben ende te ontfangen, ende dat die voirs. steden te breden sijn mit dat mijn genadige heer dair in belieft, dat hebben sij goet te lijden want sij als lichaem vanden steden geen seggen dair in en hebben vorder dan hoir poorters die lant hebben als andere lantgenoten. Ende als vanden sluysen, verlaten, morgengelde ende ommeslach hebben die heemrade genoich verantwoirdt int voorste artikel dat sij hem dair off niet en onderwinden van ontfaen noch van wtgeven ende dat sij gewijst hebben an wien dat dat coomt. Item up dat derde punt dat aldus begint 'so menen sij als vanden verlate dat lest besteedt was' etc., so verantwoirden dair op die hiemraders dat hun vreemde dunct van burgermeysters van steden dat sij upten hiemr. clagen bij mene ende dat sij dat niet verhouden en hebben totter tijt toe dat sij hoir clage van dien punte vast setten ende oick bij namen niet en noemen enich vanden hiemraders die sij yet an seggen willen, ende want dit verlaet hoiren kueren an roert, so en sij sij niet sculdich dair up te verantwoirden noch van horen vonnissen, want die graeflicheyt dat horen eedt bevolen heeft, ende want datter yemant yegens dede, die soude verbueren die hoichste buete die sij wijsen mogen na wtwijsinge der hantveste, ende wantter een out verlaet was dat hebben sij wt gekuert ende een nye dair voir ende dat besteedt als sij sculdich sijn te doen van horen diensts wegen. Item repliek der burgermeystern upter heemr. antwoirde. Up tgeent [form of hetgeen] dat die hiemraders verantwoirden dat die hantvesten die die steden seggen te hebben van geenre wairde en is want sij niet dogenclic vercregen en sijn ende dat sij tot deser dage toe niet gepossesseert noch gebruyct hebben geweest ende datmen in [45v] genen hantvesten noch rechten vinden en sal dat sij voir yemant sculdich sijn rekeninge te doen want sij ontfangers noch omme setters en sijn ende oick van genen wercken niet wt en geven, etc., hier up verantwoirden die steden dat die hantveste van wairde is ende wesen sal wantse hertoge Aelbrecht grave van Hollant zaligher gedachten bij sinen hogen wijsen ende mit voirsienicheit verleent ende gegeven heeft gelijken dat wtscrift vanden selver hantveste hier na bescreven volgende dat wtwijst upt punt dat die hantveste niet doghentlic vercregen en is, etc., twelke die steden verdunct nader groter voirsienigheit wijsheit diemen inden hiemraden seit te wesen dat sij mit sulken redenen den steden betalen willen, want onse genadige heer die voirs. hantveste ende andere confirmeert heeft om die te gebruken so dat die steden an sijnre genaden begeren ende oitmoedeliken bidden dat onse genadige heer dat punt voir den steden verantwoirden wil, so den steden dunct datter sijnre genaden ende heerlicheden meer an cleeft dan hun selven. Ende also die hiemraders over geven dat die hantveste niet gepossesseert en is, etc., dairup verantwoirden die steden dat sij anders niet en wete danse gepossesseert ende gebruyct heeft geweest is, mer heeftse niet gebruyct geweest dats overmits dat die landen in groten twijdracht ende perikel geweest ende gestaen hebben, mer nu die landen ende steden eens ende in goedn vreden sijn dair onse heer god in gelooft ende in geeert sij, so ist dat die steden voirs. nu meer vervolchs hebben van hoiren poorteren dan sij up anderen tijden gehadt hebben diet hem luden clagelic te kennen hebben gegeven hoe die hiemraders mit hem luden omme gegaen hebben. Ende al ist dat die hiemraders scriven dat sij ontfangers noch ommesetters en sijn ende oick niet wt en geven, sij sijn doch dat ende all, ende men van genen saken niet doen en mach noch ende doet ten sij wt hem ende bij hem. Item up tgeent dat die hyemraders verantwoirden als vanden penninck gelde dat sij dat altijt gehadt hebben ende dat dat lichaem vanden steden geen seggen dair meer in en hebben dan hair poorteren die lant hebben ende anderen lantgenoten, etc., hier up verantwoirden die steden want sij horen poorteren ende ommesaten verbonden sijn mit eede of men hun ongelijck doen woude dat sijse dair inne sculdich sijn te verantwoirden ende te verdadinge ende of die hiemraders hoir penninck gelt hoger setten ende nemen wouden dan sij van rechts wegen sculdich waren te doen dat sij dat bijden lichaem vanden steden mogelijc of laten souden na inhout der hantveste, mer niet min die steden setten dat tot kenissen van minen heer van Lalaing inden name van mine genadigen heer ende oick na wtwisinge hoire eygenre hantvesten willen sij die voirt brengen dair men wail in bevinden sal wat sij nemen sullen. [46r] Item up tgeent dat die heemraders verantwoirden dat hun vreemde dunct vanden burgermeesters vanden steden up den hiemr. te clagen bij meenen ende want sij niemant bij namen en noemen vanden hiemraders die sij yet an seggen will, hier up verantwoirden die steden dat dat bijden ondersoeck wes dair of is wel bevonden sal worden. Hertoge Aelbrechts hantvest gegeven inden jare m ccc xcvi op sinte Lambrechts dach pr-----, domino de Gommengijss, domino Brusonis [Brustijns?] de Herwijnde et domino Johanne de Renesse consulibus Welhelmus archideaconis Gerbrandi de Couster prepositus Monten. Hannon. ''Wij hebben gegeven ons stede van Hairlem als dat onse heemr. van Rijnlant die nu sijn of namaels wesen sullen geen morgengelt gaderen noch setten en sullen ten sij bij een of twee van onsen rade die wij dair toe voegen sullen ende bij onsen steden van Hairlem ende van Leyden, ende dair sullen onse hiemraders voirscr. goede rekeninge ende bewijsinge off doen eer sij enige morgengelt gaderen off setten mogen ten sij dat die selve heemraders mit anderen brieven bewijsen mogen dat des billicx niet wesen en sal.''' Duplike der heemrade van Rijnlant upter der steden replike voirscreven. 'Up tegeenc dat die heer van Lalaing den heemraden van Rijnlant over gegeven heeft in eenre cedule hem gelevert bij Huge Albout ende Claes van Boschusen up dese tijt burgermeesteren van Hairlem ende van Leyden in vorme van replike upter antwoirde vanden hiemraden overgegeven up een ansprake up hem gedaen bij Huge ende Claes voirn., so duplicieren die hiemraden voirs. inden manieren hier na volgende mit pretestacien dat sij onderwijsinge doen up correctie vanden edelen baermoedzen ridderen, knapen ende lantgenoten inder heemraedscip van Rijnlant geseten den welken die hantvesten vander dijckaedse ende vander heemraedscip toe behoren dair die hiemraden anders niet dan mijns genadichs heren ende des lants dienres of en sijn gelijck sij dat oick in hoir eerste antwoirde geroert hebben. Ende eerst also die replike vanden steden altoos behouden dies dat voirscreven staet inhout drie artikelen: eerst dat die hantveste van wairden is om dat hertoge Aelbrecht zaliger gedachten die gegeven heeft bij [46v] voirsienicheit van sinen rade ende mijn genadige heer geconfirmeert, etc., dair up dupliceiren die heemrade als sij eerst veranwairt hebben dat dat punte van die hantveste van onwairden is om reden in hoire antwoirde verclairt, met tegenstande dat se hertoge Aelbrecht gegeven heeft up zeker condicien dair in begrepen. Dat ander artikel is dat die steden replicieren up dat die hiemraders geantwoirt hebben dat die hantveste niet duechdelic vercregen en is, etc., dat dat den steden verdunct nader groter voirsieniger wijsheit diemen inden heemrade seit te wesen, etc., dair up duplcieren die hiemraders dat sij niet wijser en sijn dan hem god verleent heeft ende dair om en komen [konnen?] sij den steden mit gheen beter reden betalen dan hair wijsheit wt geven kan ende dat die steden smadelijc sciren [scrijven?] upter heemrader wijsheit dies en sijn Huge noch Claes te beter niet noch die hiemraders te arger mer ten derss [derff?] den steden niet vreemde duncken dat die hiemraders meynen dat dit punte vanden hantveste van onwairden is, want hem en twivelt niet als die sake voir minen genadigen geer coemt die welke die interpretacie vanden hantveste toebehoirt ende niemant anders, dat punte vanden hantveste en sal van onwairden gewijst werden al ist dat mijn genadige heere der stede hantvesten geconfirmieert heeft, dats te verstaen hantvesten die van wairden sijn mer die van onwairden sijn en konnen overmits geen confirmacie van wairde worden, want een confirmacie geen nye recht en geeft vorder dan een hantveste selve vermach, welke saken minen genadigen heer niet an en gaen vorder dan rechten te wesen tusschen partyen, ende die hantveste en is niet duechdelic vercregen bij redene want die heemraders diemen dair bij lasten wil mit rekeninge te doen ende geen rekeninge sculdich en sijn te doen om dat sij en ontfangen noch wt en geven dair niet in gehoirt noch over geroepen en sijn geweest alst blijct ende driecht [draecht?] oick tegen horen eedt die sij minen genadigen heer tot des lants behoeff gedaen hebben, oick en sijn die baermodzen ridderen ende knapen noch lantgenoten inder heemraedscip van Rijnlant geseten niet gehoirt noch geroepen geweest mit verwerven vander voirsc. hantveste buten den welken men mit rechte gheen hantvesten der hiemraidscip angaende geven en mach. Dat derde artikel is dat die steden verantwoirden up dat die hiemrade verantwoirt hebben dat die hantveste niet gepossesseert en is, etc., dair die steden up replicieren dat sij anders niet en weten dan sij gepossessiert is geweest, etc., dair up duplicieren die hiemrade dat die [47r] steden hair possessie anders sijn sculdich te bewijsen dan mit sulken reden te seggen dat sij anders niet en weten dan sij gepossessert is, so moeten hair possessie bewijsen sullen sij hem dair mede beholpen ende dat die steden voirt scriven heeft sij niet gepossesseert geweest dats overmits die twijdracht vanden lande, etc., dair up duplicieren die hiemraders datter nye so grote eendracht noch so grote twijdracht inden lande geweest en is die hiemraedscipe en heeft geregiert geweest naden hantvesten vanden lande ende bijden hiemraders dier geweest sijn so dat die reden luttel dient voirt te setten up die possessie vande hantveste. Ende dat die steden scriven dat hair poorters hem clagentlyc te kennen gegeven hebben hoe die hiemr. mit hem luden om gegaen hebben, dair up duplicieren die hiemraders wes sij gedaen hebben mitten poorteren vanden steden omme te gaen dat sij dair off mit lichte comen willen ende begeren dat Huge Albout ende Claes van Boschusen seggen ende openen willen die clage die hoir poorteren upten hiemr. voir hem gedaen hebben up dat die hiemr. die verantwoirden mogen, ende up dat sij oick niet dencken en dorven dat Huge ende Claes tgeent dat sij over geven dat hoir poorters upten hiemr. geclaecht hebben dat wt hem selven doen. Ende dair die steden voirt scriven al ist dat die hiemraders scriven dat sij ontfangers noch omme setters en sijn ende oick niet wt en geven, sij sijn dat een ende all ende men van genen saken niet doen en mach noch en doet ten sij wt him ende bij him, dair up duplicieren die hiemrade dattet wair is dat sij dair off in haer eerste antwoirde over gegeven hebben ende dat die steden up hem die contrarie niet bewijsen en sullen ende dat die saken bij hem gescien ende dat sij dair toe sien om des lants oirbair is wel mogelijc, want sij mit eeden tot des lants behoef verbonden sijn, ende die steden en sullen niet bewijsen mitter wairheit dat die hiemr. yet nyes gedaen of begonnen hebben dan him van horen voirsaten van ouden rechten ende gewoenten an gecomen is, hoe wel sij die kerwe [verwe?] voir him nemen dat tgeent dat sij soeken wt clachten van horen poorteren coemt. Ende willen die steden of hair poorteren yet clagen upten hiemraders gedaen te hebben in contrarie van horen eede ende tegen dat inhouden van horen hantvesten ende koeren, dair aff willen sij te rechte staen ende hem verantwoirden dair sij van rechts wegen sculdich sijn te verantwoirden.' Item up tgeent dat die steden replicieren up die antwoirde vanden hiemraders ruerende vanden penninck gelde, etc., [in the bottom margin is added at this point: 'ende dat sij horen poorteren ende ommesaten verbonden sijn mit eede of men him ongelijck doen woude, etc.,'] duplicieren die hiemr. gelijck sij eerst verantwoirdt hebben, dat sij hoir penninck gelt ontfaen gelijck als hoir voirsaten ende sij tot hair toe gedaen hebben [47v] des nyemant die contrarie mitter wairheit dair off bewijsen sal ende sij ontfangen up dese tijt min dan hoir voirsaten gedaen hebben alsinen dat mit ouden boeken van lxx jaren wel bewijsen mach ende houden dair toe alle jair om oirbair ende profijt slants ten minsten drie scouwe dage meer dan onse voirsaten voirtijts gedaen hebben dair sij in genen priviligien toe verbonden en sijn. Ende voir so si screven dat sij horen poorteren ende ommesaten verbonden sijn mit eede, so duplicieren die hiemrade dat wel wair mach wesen dat die burgermeesters sculdich sijn hoir poorteren voir onrecht te verantwoirden, mer dat sij mit eede horen ommesaten verbonden sijn des vervreemt den heemr., want sij dat niet meer gehoirt en hebben aengesien dat sij inden ommesaten gheen seggen en hebben noch in genen saken der hiemraedscip angaende dan also verre alst horen poorteren als lantgenoten an gaet, ende die heemrade en hebben oick geen hantvesten vanden penninckgelt dan hoir oude besit ende hair comen dair up die hiemraedscip van Rijnlant van grave Florijs nederwert dat omtrent c ende i jair geleden is geregiert is geweest, ende mijn genadige heer heeft des lants ende heemr. hantvesten van Rijnlant geconfirmeert ende hair rechten, privilegien ende hair comen geloeft ende gesworen te houden als hij van hun luden gehult was. Upt derde artikel dair in die steden replicieren dat dat bijden ondersoeck was dair off is wel bevonden sal worden, etc., dair up duplicieren die hiemrade noch als sij eerst verantwoirt hebben ende so veel vorder datmen geen ondersoeck doen en kan noch en mach partyen en moeten vast setten contrarie punten doch na dien dat Huge ende Claes eerst die hiemrade belasten willen mit menen, ende noch hem dies gedragen an ondersoeck, etc., so duplicieren die hiemrade dair up dat geen van hem luden pairt noch deel gehadt hebben in die bestadinge vanden verlate tot Sparendamme gemaect noch an genen werken bij hem van des lants wegen bestaet sint sij hiemrade geweest sijn, ende die hiemr. willen wedden ende verpenen up een pene van duysent rijders, halve tot mijns genadichs heren behoeff ende halve totter geenre behoeff die inden rechten bevonden sall worden dat Huge Albout ende Claes van Boschusen mitter wairheit niet betugen noch proeven ende sullen tgeent dair sij bij meenen die heemraden mede belasten willen. [48r] Ende also die hiemrade tot anderen tijden in tegenwoirdicheit vanden regent ende rade toe gesproken sijn geweest wt anbrengen vanden steden voirs., dat sij up dat lant in Rijnlant morgengelt omme geslagen hebben up sommige morgen v groten ende vi groten ende up sommigen vii groten, ende want die steden dair off in horen scriften niet en roeren, so dunct den hiemrade dat sij dair den heemr. grotelijck an misdaen hebben sulke saken over hem an te brengen sonder redene die die hiemrade nye gedaen en hebben noch oict sculdich en sijn te doen ende men die contrarie mit horen kueren wel bewijsen sall, ende die hiemrade willen dat oick verpenen up een pene van dusent rijders, halff tot mijns genadichs heren behoeff ende halff totter geenre behoeff die inden rechten bevonden sall worden dat die steden dat mitten wairheit upten hiemrade niet proeven noch bewijsen en sullen. Ende die hiemr. geven voirt den heer van Lalaing ende anders den heren vanden rade hier up te kennen so wie den hiemrade mit onrechte beclaecht dat die verburen elcx die hoechste buete die die hiemrade wisen mogen ende dair toe sculdich sijn minen genadigen here beteringe te doen bij minen genadigen heer ende sinen rade, ende dne hiemr. dair off en boven van horen koste die sij doen sullen om dier sake wille gelijck dat voir dese tijt wael [waer?] gewijst is bij minen genadige heer in sijnre presencien [puntien?] inden saken die die stede van Aemsterdamme tegen den heemrade wtstaende hadde, dair die hiemrade minen genadigen heer also verre alst hem an gaet laten begaen in tijden ende in wijlen ende dat den heemr. angaet als van horen koste dair aff begeren sij rechte an u heren ten eynde vanden gedinge. |
|