't Vertooch nopende het Dijckgraef en Heemraetschap van Rijnlant (1595) |
Glossarium
A | B | C | D | E | G | H | I | J | K | L | M | N | O | P | Q | R | S | T | V | W | Z |
A |
abuseren | misbruik maken |
abuys | misbruik, bedrog |
actie | recht of rechtsmiddel om 't recht te vervolgen en voor te staan |
adverteren | waarschuwen |
affectie | 1. voorliefde, genegenheid; 2. opzet |
affirmeren | bevestigen |
affscheyt | slotbesluit |
alieren | vervreemden |
allegeren | aanhalen, aanvoeren, bijbrengen |
alleynsxkens | allengs, van lieverlee |
altricatie/altercatie | wrijving, woordenwisseling, twist |
appliceren | ten propoost brengen om de zaak te verklaren |
B |
Bamis | Sint-Bavomis = 1 oktober |
becronen | beklagen |
bederf | verderf, ondergang; van bederf hebben = nodig hebben |
begrip | omvang, uitgestrektheid |
beneficien | een gunst bewijzen |
bergen | verbergen |
bernen/barnen | branden, in beroering brengen |
besoigneren | ambtelijk behandelen, regelen |
beteren | schade die men heeft toegebracht vergoeden |
betering | vergoeding, gegeven aan de rechter en partij om een misdaad te 'beteren' |
bevestenis | bekrachtiging |
bewinden | zich bezig houden met, toegenen |
blanck | rekeneenheid ter waarde van 3/4 stuiver |
te borde brengen | te berde brengen: op (tafel) brengen |
C |
captie maken | bezwaar maken, tegenstribbelen |
cesseren | ophouden, een einde nemen, vervallen |
colligeren | (een proces) er de stukken van verzamelen |
committeren | met een last of volmacht voorzien, afvaardigen of zenden |
consequentie | gevolg(trekking) aangaande het bezit van een recht of aanspraak |
consequeren | consisteren, stevig maken; verkrijgen |
constringeren | dwingen, verplichten |
contenteren | tevredenstellen |
contrarien | dwarsbomen, tegenwerken |
contribueren | bijdragen (met morgengeld) |
convinceren | schuldig bevinden |
correctie arbitrale | straf naar het goedvinden van de rechter |
costumen | algemeen gebruik, een algemene (oude) gewoonte, een gebruik dat kracht van wet heeft gekregen |
costumier | iemand die belast is met het heffen van zekere tolrechten, 'costume' genaamd |
cracht doen | geweld doen/plegen |
D |
daing/dainggeld | 'boden zullen genieten dainggelden ende prouffiten' OAR 515 fol. 51r. |
defrauderen | bedriegen, belasting ontduiken |
denunciateur | aangever, verklikker |
desisteren | afzien, afstand van iets doen of van een recht dat men zou mogen hebben om iets in rechte te vervolgen |
destructie | vernietiging |
digressie | brede uitweiding |
dilengentie = diligentie | ijver, toewijding |
dobber | (ook) vistuig, bestaande uit een of meer vastgelegde, van snoeren en haken voorziene drijvers |
duiker | koker door een dijk of dam tot het afvoeren of inlaten van water |
duikersluis | afsluitbare duiker in een waterkering |
E |
effectueren | ten uitvoer brengen |
eviter | ontwijken, vermijden, besparen |
exactionneren | meer (belasting) eisen van iemand dan wettelijk is vastgesteld |
excederen | overschrijden, overtreden |
excessief | overmatig, buitensporig |
exonereren | water lozen |
exploiteren | bij exploot aanzeggen |
exploot | aanzegging door de deurwaarder van een dagvaarding, rechterlijke beslissing |
extenderen | uitbreiden, betrekkelijk maken van het een tot het ander geval |
f(o)urnissement | (bij)betaling |
G |
gehengen | spreken |
gereetschap | 1. gereedheid, geneigdheid; 2. bereidvaardigheid; 3. benodigdheden |
gerieven | helpen |
gescheid | scheidsrechterlijke uitspraak |
gewerden (van weerderen) | de weerder (soort handgeld) teruggeven |
gratie | 1. welwillende gezindheid; 2. (van een belasting) vermindering van het bedrag |
groot | 1/2 stuiver |
grouwen | gruwen, vrezen |
H |
haspel | door spaken of kruisarmen te bewegen windas |
heul | duiker, een overwelfde of door een brug overdekte opening |
hoefslag | het aandeel waarvoor een ingeland, op grond van de grootte van zijn perceel, in onderhoud van dijk of weg is aangeslagen |
hoeve | = 16 morgen of 13,624 ha |
houck | (vis)haak |
I |
impetrant | 1. degene wie een eis rechterlijk wordt toegewezen; 2. eiser, verkrijger van een daagbrief |
impetreren | eisen, verzoeken, zich verwerven |
inestimabel | onschatbaar |
injurie | onrecht, belediging |
insisteren | aandringen |
intenteren | (een proces) instellen |
J |
jachtwater | (snel) stromend water |
Jaersdach | nieuwjaar |
K |
karolusgulden | gouden, later zilveren munt; boekhoudkundig/uitgiftekoers 20 stuiver |
karwerk | karwei |
kromsteven | op binnenwateren gebruikte vaartuigen met binnenwaarts gebogen steven |
L |
leeuw | leeuwengroot = zilveren munt met klimmende leeuw ter waarde van 1 groot |
licht (van een sluis) | opening, breedte |
lijn | 1/12 duim = 0,2 cm |
limiteren | beperken |
litigieus | twistig, in geding staande, onderhevig aan een gerechtelijke uitspraak |
M |
mandement poenaal | bevelschrift/dagvaarding met boetebeding |
Martini | 11 november |
meninge | oordeel, beslissing, uitspraak |
momaensicht | masker |
N |
nijpen | knijpen, iemand zeer doen, beledigen |
O |
octroyeren | octrooi/vergunning verlenen |
oculair (inspectie -) | eigen bezichtiging |
oevel | euvel, (iets) nadeligs |
oir | allesbevattend collectief |
oirboir | nut(tig) |
onderwinden | 1. ondernemen, op zich nemen; 2. als beheerder over iets beschikken |
onlochbaer | onloochenbaar |
onthiet | belofte, bevel |
onverhorich | onbeluisterd, niet verhoord/ingewilligd |
't ooch hebben | als strekking hebben |
oorboir | nut, voordeel |
opheve | heffing (van een belasting) |
opposeren (= opponeren) | teweer stellen |
op peyne van | op straffe van |
oproe(d)en | ophitsen |
opwater | 1. water afkomstig van de bovenloop der rivieren; 2. hoogwater, springvloed |
(o)ultrgyeuse | ultra: aan gene zijde van; zijn eigenlijke bevoegdheid te buiten gaand |
overdaad | gewelddadigheid |
overdragen | overeenkomen |
P |
paasavond | de avond, en bij uitbreiding de dag, voor Pasen |
partieschap | verdeeldheid, tweedracht |
penninggeld | omslag per morgen (voor de hoogheemraden) |
periculen | gevaarlijke situatie |
permutatie | verwisseling, ruiling |
permuteren | verwisselen, ruilen |
Petri-ad-vincula | 1 augustus |
plak | munt van 2 groot of 1 stuiver |
pondereren | overwegen, overpeinzen |
poseren = poneren | stellen |
precaveren | behoeden |
prejudicie | schade, nadeel |
prejudicien | 1. van tevoren een oordeel vellen; 2. schaden, benadelen |
preserveren | beschermen, behoeden |
preste | lening |
pretens | waarop men aanspraak meent te hebben |
preventie | 1. recht dat een met rechtsmacht bekleed persoon had om een zaak te behandelen wanneer deze eerst aan zijn jurisdictie werd voorgelegd; 2. onderzoek in rechte |
procureren | bewerkstelligen; voor iemand anders verkrijgen, verschaffen |
proprieyt | eigendom |
bij provisie | voorlopig |
provoceren | appelleren |
prijzen | aangenomen werk goedkeuren |
Q |
quakel | kwakel = hoge, smalle voetbrug |
quyten | kwijting verlenen |
quytscelden | 1. iets iemand overdragen, zijn recht aan quytschouwen iemand opgeven; 2. zich voldaan verklaren |
R |
rau(w) actie | actie die rauwelijks ter eerster instantie wordt getenteert; wanneer een zaak ter eerster instantie bij het Hof wordt gebracht |
reeschip | gereedschap |
reereren | herhalen, nog eens toepassen |
remedien | middel zoeken tegen, verhelpen |
repliek | antwoord van de eiser op het eerste verweer van gedaagde |
restringeren | beperken, bekorten |
Rijnlandse morgen | = 0,8515 ha; = 6 hond of 600 vierk.roede |
Rijnlandse roede | = 3,767m; = 12 voet (0,314m); = 12 duim (2,61cm); = 12 lijn (0,21cm) |
S |
schakel | (ook) driewandig visnet waarmee men smalle wateren over de gehele breedte afzet |
schutbaar | elders opsluitbaar door een schutter |
schutten | loslopend vee opsluiten |
Sint- Bartelmees aposteldag |
24 augustus |
Sint-Jan (in de zomer) | 24 juni |
Sint-Jansdagevangelist in de kerst | 27 december |
Sint-Lambertsdag | 17 september |
Sint-Lucasdag | 18 oktober |
Sint-Maria-Magdalena | 22 juli |
Sint-Matheus | 21 september |
Sint-Michielsdag | 29 september |
Sint-Pieter ad cathedram | 22 februari |
Sint-Pieter-en-Pauwelsdag | 29 juni |
solliciteren | vervolgen, naarstig drijven |
soulagemente | (lasten)verlichting |
spoeye/spui | afsluitbare waterlozing in een waterkering |
stafgaende | vergelijk: dijckstaf = dijckslag = het gedeelte van een dijk tot welks onderhoud een bepaald persoon is verplicht |
stal (haren vollen - hebben) |
de bepaalde tijd gestaan hebben |
stillen | tevredenstellen |
strik | ook: een gevaarlijke poging om iemand in moeilijkheden te brengen |
supercederen | uitstellen |
superintendent | oppertoeziener |
surrogeren | vervangen |
T |
temeriteyt | vermetelheid |
tenwaer | tenzij |
titel | 1. akte, bewijsgrond; 2. rechtsgrond (voor eigendomsovergang) |
tocht | (polder)sloot |
toestoocken | prikkelen, aanzetten, opstoken |
troublen | onlusten (van het beleg van Leiden) |
turberen | verontrusten, beroeren; (met betr. tot iemands recht) hem in het genot daarvan storen |
twije/twie | onenigheid, twist, geschil |
U |
usurpatie | zich wederrechtelijk door geweld, bedrog usurperen of anderszins toegenen en het als zijn bezit of iets wat hem toebehoort, gebruiken |
uytdelven | vervenen |
uytleggen | voorschieten |
uytpande |
V |
Valentini | 14 februari |
verachteren | vertragen, belemmeren |
verbandbrief | akte waarbij men zich verbindt een belofte na te komen |
verboucken | overboeken |
verbreken | een misdrijf plegen, dat bij een wetsbepaling verboden is of dat men zich verbonden heeft niet te plegen |
verdelven | uitgraven, vervenen |
verdrag | 1. uitstel; 2. verdrag; 3. duur van een bepaalde termijn |
verduchten | vrezen |
verhelen | tot een geheel verbinden |
verhoefslagen | (een dijk) in hoefslagen verdelen |
verleggen | voorschieten |
veroorsaten | vergoeding geven |
vertichten (vertegen) | het opgeven van zijn recht op iets, afstand doen |
verwit | 1. voorafgaande mededeling; 2. verwijt, dat wat tot schande strekt |
viertel | = 4 morgen ofwel 3,406 ha |
vleugel (van een sluis) | toelopende constructie ter weerszijden |
vlouw | visnet dwars over de rivier uitgebracht en dat men met de stroom laat drijven |
W |
weer | strook land tussen twee sloten, kaveling |
wete/weet | gerechtelijke aanzegging/kennisgeving |
wijzen | vonnis wijzen, beslissen |
willekoren | bewilligen, goedkeuren |
Z |
(een) zeggen | arbitrale uitspraak |
zetten | (een belasting) vaststellen |
Auteur | Publicatie | Home |
Marleen van Amstel - Horák 2005 |
Jan van Hout, 't Vertooch nopende het Dijckgraef en Heemraetschap van Rijnlant Leiden 1595 |
www.oudleiden.nl |