VAN (DEN) DAMME - (VAN DER) HORST |
VAN (DEN) DAMME - (VAN DER) HORST
I. AARND VAN DEN DAMME
Bastaard van heer Philips (III) van Wassenaer (Obreen, Gesch. Wassenaer, 21; Beelaerts van Blokland, 'Iets over Wassenaer van Damme', 51-52).
familie:
kinderen o.m.:
zij ontving 29 apr. 1356 samen met haar echtgenoot Hubrecht van de Werve het windrecht te Voorburg in leen van de heer van Wassenaar (Hoek, 'Wassenaar', 495 en Huisarch. Twickel, Reg. AA f. 29v. en 37v.).
tr. Jan van den Bosch; Jan bezat ½ van de woning en de bijbehorende landerijen van Louweris van den Boomgairde onder Wassenaar; de landerijen waren gemene voor gelegen met land van Beatrix Aarndsdr. van den Damme. Op grond daarvan en gezien het feit dat Philips Aarndsz. van den Damme optrad t.b.v. de kinderen van wijlen Jan van den Bosch, lijkt een familierelatie aannemelijk (zie Van den Bosch).
Bastaard:
IIb. PHILIPS AARNDSZ. VAN DEN DAMME
ovl. voor 30 juni 1408 (Nass. Dom. 44 (6461) f. 343v.).
functies:
schepen 1400-01; schout van Voorschoten 27 apr. 1370-15 apr. 1379 (Ke. 798, W. 428 f. 61v. en 99).
landbezit:
* 22 mrt. 1372 Podikenpoel met 7 morgen land daarbij, Wassenaars leen (Hoek, 'Wassenaar', 118, 563). I.v.m. zijn medeplichtigheid aan de doodslag van Dirk van der Does te Voorburg werd hij verbannen uit Rijnland en dit goed verbeurde hij (Beelaerts van Blokland, 'Voorgeschiedenis klooster Marienpoel', 35).
* een woning te Voorschoten, Polaans leen, afkomstig van zijn vader (Nass. Dom. 6461 (44) f. 343 en v.).
* 17 hond 40 gaard en 7 hond, 9½ gaard land te Monster (Emmens, 'Monster', 210).
rentebezit:
27 apr. 1370 70 £ pay. schuldbrief op het schoutambt van Voorschoten, t.l.v. de burggraaf (Hoek, 'Wassenaar', 597, Huisarch. Twickel, Reg. AA f. 55v.-56).
borgstelling:
* 11 jan. 1401 Jacob van Noord (Secr. 20 f. 5).
* 7 feb. 1402 Daniel Willem Pettemansz.z. (Secr. 20 f. 9v.).
varia:
zegel: 4 dwarsbalken (Ke. 798, 12 mrt. 1372). Werd 5 nov. 1370 Leids poorter met 100 £, qoyt ghelaten bi den recht, borg: Claas Jansz. Vos (Secr. 19 f. 25); opnieuw poorter 10 mei 1385, borg: Jan van Hilleghom, met aantekening daarbij: wt sijn poortrecht ghedinghet van sijn zwagher (Secr. 19 f. 68). Pachtte van de graaf van Blois 1374 de tiende van Doedijnslaan onder Zoeterwoude [lees: Voorschoten?] (Gr.v.Blois 102 f. 10v.); ca. 1383 was hij (of een andere Philips Aarndsz.?) van een rente 50 s.g.g. aan Alide Dirksdr. van der Graft schuldig (Secr. 84 f. 3). 25 mei 1392 deed hij t.g.v. heer Philips van Wassenaer afstand van zijn aanspraken op Schakenbosch (Duivenvoorde 1 f. 7v.).
familie:
wrsch. verwant van Jan heren Simonsz.; 28 dec. 1399 een der scheidsrechters inzake de verdeling van diens erfenis onder zijn zoons waarvan er een Claas Horst heette, zoals Philips' bastaardbroer (Secr. 84 f. 66). Omstr. 1400 bemiddelde hij bij de toewijzing van goederen aan de kinderen van Jan van den Bosch (Secr. 84 f. 70; zie over de verwantschap met Van den Bosch hiervoor, I, 3).
kinderen:
functie:
schout te Wassenaar 17 mrt. 1413 (Ke. 493 f. 12v.).
landbezit:
* 2 jan. 1410 4 morgen land te Voorschoten, leen van de hofstad Made (Hoek, 'Rept. Made', 361).
* 30 juni 1408 een woning te Voorschoten, Polaans leen, afkomstig van zijn vader (Nass. Dom. 44 (6461) f. 343).
zij werd 5 jan. 1408 Leids poorteres met 20 £ en Alewijn Dirk Lamsz. als borg (Secr. 20 f. 29).
IIb. CLAAS (VAN DER) HORST
(Hoek, 'Wassenaar', 578-579 en 632). Zal zijn genoemd naar het kasteel Ter Horst onder Wassenaar.
ovl. na 21 jan. 1376 (W. 973).
functies:
H. Geestmr. 1353-54; schout van Wassenaar 9 jan. 1368 (W. 428 f. 64v.).
woonhuis:
te Leiden, hierop hadden heer Gerrit Pieter Gobburgenz.z. en Gillis van Zwieten 3 jan. 1363 samen 31 p.pay. rente (Ke. 673). Philips van Leyden vermaakte op Claas' huis en erf aan zijn prebenda nobilis 7 mrt. 1372 31 p. rente (hogergenoemde ? Ke. 894). Katrine Hendriksdr., zuster van heer Huge van Schoorl bezat er 10 s.g.g. op (voor 12 sep. 1369), die heer Huge 28 mrt. 1373 aan zijn prebende schonk (Ke. 493 f. 39; zie Hendrik veren Bartradenz. c.s.).
landbezit:
8 feb. 1353 7 hond 1 vierendeel broekland onder Zoeterwoude, gemengde voor gelegen met land dat reeds aan hem toebehoorde; gekocht van de graaf (GvH. 244 f. 30v.).
rentebezit:
40 s.g.g. op Hauris of Hantiens woning bij Schakenbosch onder Voorschoten; 24 aug. 1367 in handen van zijn vader met recht van vererving op hem, 9 nov. 1430 belening van zijn kleinzoon (Hoek, 'Wassenaar', 578-579).
varia:
twistte met Gerrit Alewijnsz. over een hofstad, wrsch. te Leiden; de baljuw van Rijnland kreeg 25 jan. 1353 opdracht om vonnis in deze zaak te wijzen (GvH. 244 f. 29).
familie:
kinderen uit een verhouding met Catharina Gijsbrecht Florisdr. (zie ald.):
ovl. voor 5 mrt. 1430 (GvH. 712 f. 116v.).
landbezit:
½ van 44 morgen land op de Hernesse (Harnas) bij Delft, afkomstig van zijn moeder; grfl. leen. Na zijn ovl. 5 mrt. 1430 belening van zijn halfbroer Jan Dirk Coenenz. (GvH. 712 f. 116v.).
rentebezit:
2 nobel 36 groten lijfrente t.l.v. de stad, samen met neef Dirk Coen Gerrit Pieter Gobburgenz.z. (Secr. 513 f. 19).
borgstelling:
22 feb. 1407 een dr. van Jan Bartout en Philips van Cralingen (Secr. 20 f. 25).
varia:
18 juni 1411 voogd voor zijn moeder Catharina Gijsbrecht Florisdr. (GvH. 230 f. 79 en 741 f. 23).
Een bastaard van Claas Horst was missch. ook Dirk van den Boemgaerde, verm. 1366-84, schout van Wassenaar 30 apr. 1384; deze zegelde 3 dwarsbalken met een schuinbalk van rechtsboven naar linksonder en een barensteel in het schildhoofd en had een zoon Claas Horst (Huisarch. Twickel, Reg. AA f. 16v. en 62, Klo. 1069, Hoek, 'Wassenaar', 608; zie Te Water, Verbond en smeekschriften, 225-226).
III. GIJSBRECHT CLAAS HORSTSZ.
ovl. voor 20 feb. 1424 (GvH. 712 f. 23v.).
functie:
schepen 1401-02.
woonhuis:
1390 in het Vleeshuisvierendeel (Blok, Hollandsche stad, I 323); ontving 30 sep. 1410 een huis en erf aan St. Pieterskerkhof van de graaf ten eigen; dit was afkomstig van zijn oom Floris Gijsbrechtsz. (GvH. 226 f. 215 en 230 f. 70; de belening niet aangetroffen).
ambacht: 14 aug. 1399 een ambacht in Schiebroek met 10 en 22 £ rente alsmede 50 hoeders uit Aernt Engebrechtsz.'s ambacht, afkomstig van zijn oom Floris Gijsbrechtsz. (GvH. 228 f. 345). Na samenvoeging en verdeling van lenen tussen hem en zijn verwant Jan Florisz. behield hij alleen het rentebezit van 16 £ alsmede 25 hoenders uit Aernt Engebrechtsz.'s ambacht (belening 18 juni 1411; GvH. 228 f. 345).
landbezit:
* een deel van Dirks Wijssenland te Zoeterwoude en in de Leidse vrijheid, gemene voor gelegen met land van zijn halfbroer Jan Dirk Coenenz.; 16 aug. 1399 verkocht aan het St. Catharinagasthuis (Ga. 455 f. 48 en v.).
* 10 morgen 1½ hond land buiten Leiden bij Ter Wadding, opbrengend 28 £ pay., 24 apr. 1404 geschonken aan zijn kapelanie (Ke. 322 f. 21v.).
* ½ van 5 morgen land te Zoeterwoude, bij het huwelijk van zijn dochter IJde aan haar en haar man geschonken (voor 29 okt. 1410, Ke. 841).
* 11 morgen land te Zoeterwoude, leen van de burcht (Hoek, 'Wassenaar', 137).
stichting:
24 apr. 1404 Driekoningenkapelanie op Driekoningenaltaar in St. Pieterskerk, ter nagedachtenis aan zijn vermoorde oom Floris Gijsbrechtsz.; voor de verwerving van het land dat hij hieraan schonk ontving hij 50 £ pay. uit het zoengeld. De kapelanie diende bekleed te worden door het nageslacht van zijn moeder Catharine. De collatie zou zijn voor zijn broer Willem Claas Horstz. en diens (on)wettige kinderen, om uiteindelijk te komen aan het nageslacht van zijn moeder. Getuigen bij de stichting waren Gerrit Rijswijc, Johannes van Zandwijc, maag van Gijsbrecht, en Thomas Simonsz., maag van Gerrit Rijswijc, (Ke. 322 f. 21v.). Als vicarissen werd 1405-06 Florentius Gijsberti vermeld en 1419-20 Walter van Veen (Holtkamp, Registers, 52).
varia:
14 aug. 1399 beleend met een smaltiende binnen Leiden (GvH. 228 f. 345). Zegel: 3 halve manen met schuinbalk van rechtsboven naar linksonder (Ke. 547, 10 dec. 1401).
familie:
tr. Lijsbeth, dochter van Willem Willemsz. (zie Willem Luutgaardenz. c.s.), hij tochtte haar 8 feb. 1421 aan 16 £ rente en ½ van 50 hoenders uit Aernt Engebrechtsz.' ambacht (GvH. 712 f. 23v.). De graaf reisde 14 jan. 1388 naar Leiden om aanwezig te zijn bij het huwelijk tussen Floris Gijsbrechtsz.' zusterszoon en de zuster van Floris Gijsbrechtsz.' vrouw; zeer wrsch. betreft het dit echtpaar (GvH. 1242 f. 88v.).
kinderen:
hij zal de clericus zijn die 1405-06 vicaris was van de door zijn vader gesticht vicarie (Holtkamp, Registers, 52).
landbezit:
¼ raamstede, gehuurd van St. Pieterskerk voor 5 s.pay. (Ke. 323 (11) f. 10v.; of betrof het Claas Horst Jan heren Simonsz.?).
rentebezit:
11 mrt. 1417 schuldbrief van 54 3/4 nobel licht geld op huis en erf te Leiden, 1417 afgeschat (RA. 50, los katern f. 4).
varia:
zegel: 3 halve manen (Wassenaar) met schuinbalk van rechtsboven naar linksonder (12 jan. 1428, Ga. 987).
tr. voor 29 okt. 1410 Jan Taey (Ke. 841, zie Die Bruun).
Auteur | Fred van Kan |
Publicatie | Het Leidse Patriciaat |
Home | www.oudleiden.nl |