Jan van Hout en de stadsvrijdom buiten de Rijnsburgerpoort, 1575 en 1585

Martin Hooymans

 

 

Inleiding

Buiten de stadsmuren kende Leiden zogenaamde stadsvrijdommen of ook wel stadsvrijheden genaamd. Het waren gebieden, die eigenlijk tot de omliggende ambachten Oegstgeest, Leiderdorp en Zoeterwoude behoorden, doch die om praktische redenen min of meer tot het gebied van Leiden gerekend werden.

Een ervan was de “stadsvrijdom buiten de Rijnsburgerpoort”. Hier wordt bedoeld de oude Rijnsburgerpoort aan het eind van de Haarlemmerstraat, die in 1610 vervangen werd door de Blauwe Poort, waar de bijbehorende brug nog steeds de naam van draagt. Deze stadsvrijdom lag ten noordwesten van de stad, en besloeg ruwweg het gebied, dat na de stadsuitleg van 1611 het bon Hogemorsch werd. Voor die tijd behoorde het tot het ambacht van Oegstgeest.

Jan van Hout heeft zich op bijzondere wijze met dit gebied bezig gehouden. Het vermoeden bestaat, dat dit een prelude was tot zijn prekadastrale meesterwerk “Register Vetus” van 1585. Het fijne daarvan wordt in dit artikel uit de doeken gedaan.

Stadsvrijdom 06 1575 VanMerwe 800

 

De stadsvrijdom buiten de Rijnsburgerpoort

Het gebied ten noordwesten van Leiden behoorde tot het ambacht Oegstgeest, doch had de status van stadsvrijdom. Westelijk liep het van de Rijn tot aan de Mare in het oosten. Door bovenstaande kaart aan te klikken belandt men in de beeldenviewer van Erfgoed Leiden en Omstreken, waarmee men desgewenst de kaart kan vergroten/verkleinen of draaien, zodat het noorden naar boven komt te liggen. (NB. Bovenstaande  kaart is een lithografie, die Willem Pleyte in 1874 liet maken om op te nemen in zijn beroemde "Leiden voor 300 jaren en thans"; het origineel is ook nog steeds in het archief aanwezig, doch ziet er wat roestiger uit.)

Voor de grote omwenteling van 1572, toen Leiden de zijde van Willem de Zwijger koos en dus afstand nam van zowel Philips II als van het katholieke geloof, was dit gebied voornamelijk in gebruik door katholieke instellingen, zoals kloosters en gasthuizen. Reeds in de jaren voor deze enorme verandering zien we dat stukjes bij beetjes delen worden verkocht om te dienen tot warmoeslanden, scheepmakerijen en andere zaken, die men eenvoudiger buiten de stad kan doen. Het katholicisme was duidelijk toen al op zijn teruggang. Het beleg van 1574 versnelde dat proces drastisch, omdat vlak ervoor in het gebied buiten de stadsvesten alle gebouwen werden afgebroken om te voorkomen dat de Spanjaarden er iets aan zouden hebben. De Spanjaarden deden de rest.

Jan van Hout’s kamerbrede administraties

Het stadsbestuur is onder de bezielende leiding van Jan van Hout na het beleg voortvarend aan de slag gegaan om de administratie op orde te brengen. Waarschijnlijk onder het motto van “hoe kun je een stad nou besturen als er geen grondige administratie is?”. Naast vele andere wapenfeiten van Jan van Hout willen we hier speciale aandacht vestigen op een aantal baanbrekende “kamerbrede” administraties die hij heeft opgezet.

  • Waar Jan van Hout tijdens het beleg in juni 1574 al eens een volkstelling had georganiseerd, deed hij dit in 1581 nog eens dunnetjes over. Zie hier voor Jan van Houts Volkstelling 1581 op deze site.
  • Chaertbouc van Wateren (1583-1588) en Straten (1588-1597) binnen deser Stadt Leyden. De eerste kadastrale kaart van een complete stad in de lage landen, zo’n 250 jaar voordat het kadaster in Nederland werd ingevoerd (zie ELO toeg.nr. 0501A inv.nrs. 5113 en 5183).
  • Register Vetus 1585. Ook een voorloper van het kadaster, de eerste registratie van alle percelen van de stad met de eigendomswisslingen, netjes geordend per bon en binnen elk bon op looproute.
  • Oudt Belastingboeck 1601. Een verbeterde voortzetting van Register Vetus, doch nu met nette blokjes van 4 percelen per bladzijde, waar Vetus het nog met 5 deed, wat al snel tot gekriebel in de marges uitliep.
  • Schoorstien-gelt 1606. Een wederom kamerbreed opgezette registratie van alle percelen, doch nu ook met het aantal schoorstenen ter bepaling van de heffingswaarde en teven de vermelding van de bewoners.

De kaart van de stadsvrijdom buiten de Rijnsburgerpoort van 1575

In 1575 krijgt de landmeter Symon Fransz van Merwen de opdracht om de stadsvrijdom buiten de Rijnsburgerpoort in kaart te brengen om een goed beeld te krijgen van hoe de situatie nu is na al die veranderingen van de afgelopen roerige periode. Keurig netjes worden alle percelen met maten en eigenaren en een (volg)nummer op de kaart gezet, vergezeld van straten en sloten.

Prelude op Chaertbouc en Register Vetus

Er zijn een aantal opmerkelijke aanwijzingen, die het idee opwekken dat deze operatie een prelude was voor de latere werkwijzen van Jan van Hout om de stad in kaart te brengen, enerzijds visueel middels het Chaertbouc en anderzijds tekstueel middels het Register Vetus.

Bovenstaande kaart is in 1575 gemaakt, RegisterVetus in (of vlak voor) 1585. Achterin het tweede boek van Register Vetus (toeg.nr. 0501A inv.nr. 6597) staan de percelen van de molens en de stadsvrijdommen. Vanaf folio 377 staan de percelen van de stadsvrijdom buiten de Rijnsburgerpoort vermeld.

Hoewel er (bijna) tien jaar verstreken is tussen het maken van de kaart en het aanleggen van dit register, vallen een aantal overeenkomsten op:

  • Volgorde. Vetus vermeldt de percelen in exact dezelfde volgorde als de nummering op de kaart.
  • Tennaamstelling. Hoewel er in sommige gevallen in die 10 jaar iets veranderd is, is de tennaamstelling in Vetus in de kopjes van de percelen nagenoeg gelijk aan die van de kaart. In een paar gevallen is in Vetus aangegeven, dat de desbetreffende eigenaar inmiddels is overleden, doch we zullen zien, dat in veel gevallen er allang een andere eigenaar was.

In onderstaande tabel wordt een deel van de percelen weergegeven. In de eerste kolom een perceelaanduiding, de tweede de tennaamstelling van de kaart van 1575 en in de derde die van Vetus 1585.

Stadsvrijdom 06 tabel

NB. De perceelId’s bevatten straataanduidingen uit die tijd, hetgeen soms wat verwarrend kan zijn. De weg lopend vanaf de Rijnsburgerpoort (tegenwoordig Blauwpoortsbrug) naar het westen werd in die tijd de Lage Rijndijk genoemd. De Morsstraat werd na 1611 een stukje noordelijker aangelegd. Verder moet de Sint Aagtenlaan niet verward worden met de huidige Sint Aagtenstraat, die een stuk zuidelijker kwam te liggen (zie de looproute in Historisch Leiden In Kaart en klik op de button “Naar kaart”).

Enkele opmerkelijke veranderingen:

  • SintAagtenlaan.000.12 is in 1575 van de Lombaert François Massazia, doch die verkoopt het in 1582 aan Cosmo de Pescarengis, die overigens ook “tafelhouder” (lommerd) was.
  • Maredijk.000.06 staat op naam van Pieter Jansz warmoesmans thuijn, maar zoals we ondermeer bij SintAagtenlaan.000.16 lezen is die eind 1582 overleden. Tenzij het hier om een nieuwe Pieter Jansz warmoesman gaat …
  • Maredijk.000.08 zou in 1585 nog van Jacob van der Bouchorst zijn, doch die heeft het volgens Waarboek G al in 1579 verkocht aan Dirck Joostensz en Thonis Harmansz.
  • Maredijk.000.12.b staat in Vetus op naam van Jacob Cornelisz Boenis tuijn, doch dit is al lang achterhaald; zijn moeder Aeltgen Henricxsdr wedue wijlen Cornelis Beunisz heeft het in 1577 verkocht aan Dirck Joostensz warmoesman.
  • Maredijk.000.20.a is eigenlijk het enige perceel dat een afwijkende vermelding in Vetus heeft ten opzichte van de kaart. Onze reconstructie, die nog in volle gang is, kent 4 verschillende personen op dit perceel:
    • Cornelis Huig scoemaecker op de kaart van 1575.
    • Pouwels Willemsz int Gulden Cantoor in Waarboek E (1575) als belending aan de oostzijde van Maredijk.000.20.b.
    • Claes Adriaensz Paets schoemaeckers tuyn in Vetus.
    • Pieter Adriaensz cuyper als belending in 1586, doch waarvan we nog geen transport gevonden hebben.

Dit is slechts een greep uit de kleine oneffenheden, die er in de kopjes van 1585 staan. In de meeste gevallen is dit later rechtgetrokken door alsnog de ontbrekende transporten eraan toe te voegen.

Niettemin wijst alles erop, dat Jan van Hout de kaart van 1575 als uitgangspunt heeft genomen voor dit onderdeel van Register Vetus. En dat geeft ons weer een inkijkje in hoe onze onvolprezen stadssecretaris telkens weer bezig was om op uiterst creatieve wijze te bedenken hoe hij de administratie van de stad zo goed mogelijk vorm kon geven.

En daar plukken wij heden ten dage nog de vruchten van!

Tot slot

Zo had Jan van Hout de administratie van dit buitengebied keurig op orde, hetgeen hij in het Oudt Belastingboeck van 1601 netjes voortzette.

En tevens lag er aldus een goede administratieve basis voor de aanstaande stadsuitbreiding van 1611, waarvoor eerst alle gronden door de stad opgekocht moesten worden, dan herverkaveld t.b.v. de nieuwe stadsindeling om vervolgens in die structuur weer verkocht te worden.

Maar dat is een ander verhaal.