Voorjaar 2013 bleek dat het horecabedrijf Annie’s (voorheen Annie’s Verjaardag) het plan had de terrasboten bij de Hoogstraat, daar waar de Oude en de Nieuwe Rijn samenvloeien, te vervangen door een veel groter, vast ogend terras op een vlonder. Vanaf het begin heeft de HVOL zich daartegen gekeerd omdat hier een ernstige aantasting van het beschermd stadsgezicht dreigde. Het centrale waterplein van Leiden, daar waar de stad ontstond, zou ten dele visueel worden gedempt en de vaarmogelijkheden belemmeren.
In mei 2013 heeft de HVOL er bij B&W per brief met klem op aangedrongen de gevraagde omgevingsvergunning niet te verlenen. Bijna een jaar later kwam het college met een ontwerpbesluit om het terras goed te keuren. In maart 2014 maakte de HVOL haar bezwaren kenbaar in een zienswijze.
Ondertussen bleek dat het Hoogheemraadschap Rijnland een vergunning had verleend voor het terras, een vergunning die nodig was omdat het terras een overkluizing van open water zou gaan vormen. Het bestuur van de HVOL heeft daar in juli 2013 bezwaar tegen aangetekend en zijn bezwaren in oktober 2013 ter zitting nog eens toegelicht in een hoorzitting van de onafhankelijke bezwarencommissie van het Hoogheemraadschap. Op nadere vragen van de bezwarencommissie heeft het bestuur gereageerd per brief van 12 november 2013. Die onafhankelijke bezwarencommissie van het Hoogheemraadschap stelde de HVOL vervolgens in het gelijk. Het college van Dijkgraaf en Hoogheemraden heeft het advies van de bezwarencommissie echter naast zich neergelegd en de vergunning in stand gehouden. De HVOL is daarop in maart 2014 in beroep gegaan bij de rechtbank in Den Haag, afdeling bestuursrecht en heeft haar bezwaren in juni 2014 ter zitting aan de hand van een pleitnota nader toegelicht. Dat beroep is uiteindelijk niet ontvankelijk verklaard omdat de rechtbank van mening was dat de HVOL niet over de waterkwaliteit gaat.
Omdat de plannen voor het grote terras op het water in strijd zijn met het vigerende bestemmingsplan, zijn Annie’s en de gemeente een bijzondere procedure ingegaan om daar een mouw aan te passen: het opstellen van een uitvoerige “ruimtelijke onderbouwing” die de plannen zou moeten rechtvaardigen en het voorleggen aan de Gemeenteraad van een “verklaring van geen bedenkingen”. In de ruimtelijke onderbouwing (RO) geven B&W zelf aan dat het beoogde terras een ernstige aantasting van het beschermd stadsgezicht vormt, maar het college is van mening dat economische / commerciële belangen zwaarder wegen (zie voor de RO de website van de gemeente Leiden). Ook bleek dat de Rijksdienst Cultureel Erfgoed (RCE) zeer kritisch tegenover de plannen stond.
De HVOL heeft in juli 2015 in een brief een beroep gedaan op de RCE om zich met de zaak te bemoeien, al is dat juridisch lastig door de decentralisatie van het monumentenbeleid. In een brief aan alle gemeenteraadsleden in augustus 2015 is hen gevraagd niet in stemmen met een verklaring van geen bedenkingen. Vlak voor de raadscommissievergadering van 3 september 2015 is per e-mail een weerlegging van de argumenten vóór het terras aan de raad toegezonden en tijdens de commissievergadering is de positie van de HVOL nog eens uiteengezet in een inspraakreactie. Tevergeefs. De raad heeft op 1 oktober 2015 ingestemd met de verklaring van geen bedenkingen.
In december 2015 is het bestuur van de HVOL tezamen met het Waterambacht tegen de verleende omgevingsvergunning in beroep gegaan bij de bestuursrechter in Den Haag. Het duurde tot oktober 2016 voordat de zaak voorkwam (zie hieronder).
Omdat het bestaande terras op de dekschuiten een steeds ernstiger “verrommeling” van het centrale waterplein begon te vertonen, waarbij o.a. de waarde van de historische werfkelders wordt aangetast, hebben de besturen van de HVOL en het Waterambacht in februari 2016 onder de Wet Openbaarheid Bestuur bij het college van B&W opheldering gevraagd over diverse elementen in die verrommeling (zie ook foto hiernaast): welke vergunningen zijn verleend en zo ja waarom, en als geen vergunningen zijn verleend waarom wordt dan niet gehandhaafd? Vergunningen bleken niet te zijn verleend. Inmiddels zijn na kennelijke interventie van de gemeente een aantal zaken “gefatsoeneerd”, maar met betrekking tot enkele zaken heeft de gemeente er de voorkeur aan gegeven voorlopig niet te handhaven (!).
Op 27 oktober 2016 diende de rechtszaak van de HVOL en het Waterambacht voor de bestuursrechter in Den Haag, die onaangekondigd de procedure had gewijzigd waardoor de pleitnota waarin de essentie van onze bezwaren nog eens was samengevat, niet mocht worden voorgelezen of overhandigd. Naast beantwoording van een aantal meer juridisch getinte vragen van de rechters over de gevolgde procedure e.d., hebben wij in een kort slotpleidooi gesteld dat wij vinden dat het college van B&W in redelijkheid niet zou hebben mogen komen tot de afweging en het besluit waartoe het wel gekomen is, het verlenen van een omgevingsvergunning voor de bouw van een megaterras op het centrale waterplein van Leiden.
Bij de aanwijzing tot beschermd stadsgezicht in 1981 is gesteld dat het centrale waterplein, met zicht op de Hoogstraat en de voor Leiden unieke historische werfkelders van “zeer grote historische en ruimtelijke waarde” is. Het beoogde terras vormt, niet alleen volgens ons, maar ook volgens het college van B&W in de Ruimtelijke Onderbouwing een “te ingrijpende aantasting” van dat beschermd stadsgezicht. Een te ingrijpende aantasting, dat zou op zich al een reden moeten zijn om de vergunning te weigeren, anders heeft “te” geen betekenis meer. Maar B&W hebben vaag omschreven economische voordelen voor de stad zwaarder laten wegen.
Wij vinden bovendien dat die tegenstelling tussen cultuurhistorie en economisch belang er niet is. Dat standpunt vinden we terug in het bestemmingsplan Aalmarkt, waar het centrale waterplein onder valt: “Zowel vanuit cultuurhistorisch als ruimtelijk-economisch perspectief is het van groot belang om het historisch karakter van de Aalmarkt e.o. te koesteren. Niet alleen voor de toeristen maar zeker ook voor het winkelend publiek. Ten opzichte van concurrerende winkelcentra in de regio is het historisch karakter van de binnenstad van Leiden een belangrijke troef”. Cultuurhistorie en economisch belang van de stad congrueren hier en daar zijn wij het graag mee eens.
In december 2016 heeft de rechtbank uitspraak gedaan. De rechtbank heeft het beroep van het Waterambacht en de HVOL gedeeltelijk gegrond verklaard maar de omgevinsgvergunning in stand gehouden.
De besturen van het Waterambacht en de HVOL hebben daaop in januari 2017 besloten in hoger beroep te gaan bij de Raad van State. Wij vinden dat het gemeentebestuur en ook de rechtbank uitgaan van een veel te beperkte opvatting van het begrip "beschermd stadsgezicht": dat omvat niet alleen "het zicht op de werfkelders", zoals gemeentebestuur en rechtbank volgens de uitspraak van de rechtbank nu vinden, maar het gehele waterplein en directe omgeving. Die uitspraak is des te vreemder omdat de gemeente volgens de zgn ruimtelijke onderbouwing van de verleende vergunning zelf vindt dat het beoogde terras een "te ingrijpende aantasting" van het beschermd stadsgezicht oplevert. Ook wat betreft de aantasting van het rijksmonument de werfkelders wordt in de uitspraak van de rechtbank uitgegaan van een te beperkte opvatting: de cultuurhistorische waarde van een rijksmonument wordt niet alleen bepaald door het bouwwerk zelf maar ook door de ruimtelijke context. Bij de werfkelders gaat het dan om de ligging aan het open water van de samenvloeiing van de Oude en de Nieuwe Rijn. "Kelders aan het water" staat er in de redengevende omschrijving bij de aanwijzing tot rijksmonument van de panden aan de Hoogstraat. Daarvan is geen sprake meer als er een vast-ogend plankier van ruim 500 m2 voor komt te liggen. Wat de procedure betreft zijn wij o.a. van mening dat B&W en de gemeenteraad handelen in strijd met het eigen beleid van terrassen op (historische) dekschuiten en dat advies had dienen te worden gevraagd aan de Raad voor het Cultureel Erfgoed, die - naar wij en de gemeente weten - ook zeer kritisch staat tegenover het beoogde megaterras.
In ons hoger beroep bij de Raadvan State worden wij en het Waterambacht bijgestaan door de advocaat Hans Turenhout van het kantoor La Gro Advocaten uit Alphen aan de Rijn. Hij zal bij de Raad van State namens de beide verenigingen optreden in deze zaak. La Gro heeft dit aanbod gedaan in het kader van haar beleid van maatschappelijk verantwoord ondernemen. Wij zijn daarvoor uiteraard zeer erkentelijk. In een aanvullend hoger beroepschrift heeft La Gro in maart 2017 de positie van de HVOL en het WAL nog eens scherp onderbouwd aan de Raad van State doen toekomen.
In het ontwerp-bestemmingsplan Binnenstad (voorjaar 2017) hebben B&W het terras van Annie's in de nieuwe, vergrote opzet reeds opgenomen, alhoewel de vergunning nog niet onherrroepelijk is. In een zienwijze hebben de besturen van de HVOL en het Waterambacht Leiden de gemeenteraad in mei 2017 gevraagd daarmee niet akkoord te gaan en het vigerende bestemmingsplan op dit punt te handhaven. In de raadscommissie van september 2017 hebben we ons standpunt nogmaals uiteengezet. De gemeenteraad was echter van mening dat na de goedkeuring (hoewel met tegenzin) van het megaterras de consequentie moest worden getrokken de beoogde nieuwe situatie in het bestemmingsplan op te nemen. Voor de HVOL en het Waterambacht Leiden was er toen geen andere keuze dan bij de Raad van State in beroep te gaan tegen het nieuwe bestemmingsplan omdat anders onze juridische positie in de hoger beroepzaak bij de Raad van State ernstig zou kunnen worden verzwakt (november 2017).
De zitting in hoger beroep inzake de omgevingsvergunning en de uitspraak van de rechtbank terzake heeft plaatsgevonden op 18 december 2017. Daarin heeft mr. Turenhout namens ons een pleitnota ingebracht.
Eind januari 2018 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan. Voor ons is die uitspraak zeer teleurstellend: het hoger beroep van de HVOL is ongegrond verklaard. Onze bezwaren tegen o.a. te 'te ernstige aantasting van het beschermd stadsgezicht' (zoals de gemeente Leiden het in eerste instantie zelf ook had genoemd) en tegen de aantasting van (het zicht op) de monumentale werfkelders, zijn door de Raad van State niet gedeeld. Daarmee staat de HVOL in het verzet tegen de komst van een megaterras bij de samenvloeiing van Oude en Nieuwe Rijn in ieder geval voorlopig buiten spel.
Maar daarmee is de weg voor de aanleg van dat terras nog niet vrij: het probleem van de doorvaarbaarheid van de waterwegen bij het beoogde grote terras, ingebracht door het Waterambacht Leiden, rederij Rembrandt en sleepdienst Groenen blijft boven de markt hangen. Hun hoger beroepen zijn wel gegrond verklaard. De rapporten van deskundigen van de gemeente en van de rederijen over de doorvaarbaarheid spreken elkaar namelijk zodanig tegen dat de Raad van State heeft geoordeeld dat de door de gemeente Leiden verleende omgevingsvergunning door de rechtbank ten onrechte in stand is gelaten. In feite betekent dit dat de gemeente Leiden die omgevingsvergunning niet had mogen verlenen. Die vergunning is nu vernietigd. De Raad van State heeft de gemeente gelast een rapport over de doorvaarbaarheid te laten opstellen door een onafhankelijke deskundige, nadat een rapport van de gemeente over de drukte op het Leids water is voltooid. Daarna moet het gemeentebestuur opnieuw de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het terras in behandeling nemen.
Het door de Raad van State gevraagde deskundigenrapport over de doorvaarbaarheid, gemaakt door Royal Haskoning/DHV, is in mei 2019 in concept verschenen en aan Waterambacht/HVOL voorgelegd - waarop van onze kant een lange reeks kritische vragen is gesteld omdat het rapport naar onze mening van weinig deskundigheid getuigt. Het definitieve rapport is in augustus 2019 gereedgekomen. De besturen van HVOL en WAL hebben ernstige kritiek op dit rapport en hebben die in een brief van 6 september 2019 aan het college van B&W kenbaar gemaakt.
Ondertussen had Mr. Turenhout namens het Waterambacht Leiden bij de Raad van State een schorsingsverzoek ingediend voor (het desbetreffende deel van) het bestemmingsplan binnenstad. De gemeenteraad had in 2017 dit bestemmingsplan goedgekeurd en daarin het megaterras van Annie's reeds meegenomen, hoewel daar geen onherroepelijke vergunning voor was verleend. Dit schorsingsverzoek was nodig om te voorkomen dat de omgevingsvergunning opnieuw zou worden aangevraagd op basis van het inmiddels van kracht geworden bestemmingsplan, waarna het college van B&W de aanvraag had moeten goedkeuren. Deze zaak diende op 13 maart 2018 bij de Raad van State. De Raad heeft op 30 maart 2018 uitspraak gedaan: het plandeel Annie's in het bestemingsplan binnenstad is geschorst. In de zgn. bodemprocedure tegen het bestemmingsplan was de HVOL ook weer van de partij, samen met het Waterambacht Leiden.
De zitting van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State vond plaats op 13 juni 2019. Zowel de gemeente als Waterambacht/HVOL hebben daar hun posities uiteengezet. De uitspraak vond plaats op 24 juli 2019: de Raad van State stelde het WAL en de HVOL in het gelijk: het beroep van het WAL en de HVOL werd gegrond verklaard. De verwerking van deze uitspraak in het bestemmingsplan binnenstad is naar de overtuiging van de besturen van de HVOL en het Waterambacht Leiden (WAL) onlogisch en inhoudelijk op een onbegrijpelijke manier gebeurd: het terrasdeel van de beoogde nieuwbouw werd geschrapt uit het bestemmingsplan maar de halfronde looproute buitenom het terras bleef gehandhaafd, terwijl de rechtszaken steeds over het geheel gingen: terras inclusief looproute en nieuwe trap.
Op 27 augutus 2019 hebben de besturen van beide verenigingen een brief aan het college van B&W geschreven met verzoek om correctie. Het college was echter van mening dat de uitspraak wel correct was verwerkt, hetgeen voor de besturen van de HVOL en het WAL reden was op 11 november 2019 opnieuw per brief beroep aan te tekenen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Ondertussen had de gemeenteraad het bestemingsplan binnenstad op 17 oktober 2019 opnieuw, gewijzigd vastgesteld naar aanleiding van een andere beroepszaak en besloot tevens het gehele gewijzigde bestemmingsplan ter inzage te leggen, met mogelijkheid tot beroep bij de Raad van State indien het ging om wijzigingen ten opzichte van het bestemmingsplan van 2017. Dat was ook ten aanzien van Annie's het geval en de besturen van de HVOL en het WAL hebben daarop op 17 december 2019 een aanvullende brief bij hun beroep naar de Raad van State gezonden om niet voor een fait accompli te worden gesteld indien een naar hun overtuiging onjuist vastgesteld bestemmingsplan onherroepelijk zou worden. Op 29 januari 2020 hebben de besturen van het WAL en de HVOL bij de Raad van State bij wege van voorlopige voorziening gevraagd om schorsing van het bestemmingsplan voorzover het plandeel Annie's betreft. Ondertussen bleken er (andere) fouten te zitten in het in oktober 2019 vastgestelde bestemingsplan binnenstad en heeft het college de gemeenteraad gevraagd die te corrigeren in de zgn 1e partiële herziening van het bestemmingsplan, maar ook daarin bleef de ons inziens onjuiste verwerking van Annie's terras buiten beschouwing. De besturen van de HVOL en het WAL hebben daarom op 27 februari 2020 een brief aan de gemeenteraad gestuurd met het verzoek die herziening niet in de gepresenteerde vorm goed te keuren. Op 5 maart 2020 is dat pleidooi onderstreept met een inspraakreactie van de besturen van het WAL en de HVOL in de commissie Stedelijke Ontwikkeling.
Daarin is ook een pleidooi opgenomen van de besturen van het WAL en de HVOL om naar een oplossing voor dit zo lang slepende conflct te komen door met alle betrokkenen om de tafel te gaan zitten om te bezien of een voor alle partijen acceptabel compromis mogelijk is. Het gemeentebestuur heeft aangegeven eerst de uitspraak van de Raad van State af te willen wachten alvorens op het voorstel voor overleg in te gaan.
Op 28 mei 2020 dienden de beroepen van de besturen van het WAL en de HVOL bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Op 10 juni 2020 volgde de uitspraak: ook de halfronde looproute buitenom het terras dient uit het bestemmingsplan gehaald te worden. Daarmee is het beoogde volledige terras, inclusief looproute en trap, verdwenen uit het bestemingsplan nadat dus al eerder de omgevingsvergunning voor dit bouwwerk was vernietigd. In hun commentaar op de uitspraak hebben de besturen van het WAL en de HVOL opnieuw een oproep gedaan tot overleg om een oplossing te zoeken teneinde verdere juridische procedures te vermijden. Het gemeentebestuur heeft daarop positief gereageerd.
Overleg met alle betrokken partijen onder leiding van wethouder Yvonne van Delft heeft in juli 2020 plaatsgevonden en heeft geleid tot een compromis. De precieze vastlegging van deze minnelkijke schikking heeft daarna nog een aantal maanden geduurd, mede door enkele last-minute amendementen. Maar in december 2020 kon dan toch de definitieve tekst van de vaststellingsovereenkomt door alle betrokken partijen worden ondertekend. Het komt er in het kort op neer dat er wel een drijvend maar vast-ogend terras komt, maar dat het zo'n 100 m2 kleiner wordt dan in de oorspronkelijke plannen. Het zal vier meter minder ver uitsteken richting de Catharinebrug, gerekend vanaf de werfkelders. Het pubkieke looppad zal niet buitenom komen maar over de oorspronkelijke loopsteiger langs de werfkelders. Het compromis betekent minder aantasting van het beschermd stadsgezicht op deze gevoelige plek in het historische stadscentrum, meer open water en een betere doorvaarbaarheid dan in de oorspronkelijke plannen. Met deze minnelijke schikking is een eind gekomen aan een jarenlange juridische strijd.
De contouren van het nieuw te bouwen terras zoals overeengekomen in de minnelijke schikking zijn weergegeven op bijgaand kaartje, waarop ook de contouren van het 'oude' terras op dekschuiten zijn ingetekend.
(bijgewerkt tot 20 februari 2021)
OLN 1-4, 2-2, 3-1, 3-3, 4-2, 5-1, 5-5, 6-1, 7-3, 8-4