De poort – een voorganger van het tegenwoordige Barend van Namenhofje – wordt al vermeld in het vroeg 17e-eeuwse Oud Belastingboek AA. Eigenaar is Willem Govertsz. van der Aer.
In 1709 blijken er twaalf huisjes te zijn die voor fl. 560 door de erfgenamen van Willem Govertsz. worden verkocht aan Pieter Bonte. Volgende eigenaars zijn Pieter Leendertsz. en Gijsbert Bennes.
Voorzover bekend was de poort naamloos.
Pieter Bonte verkocht de huisjes in december 1728 (maar de verkoop werd pas op 12-04-1729 geregistreerd) voor fl. 700 aan de koopman Barend van Namen. Deze stierf al binnen een maand tussen 8 en 15-01-1729, maar had eerder bepaald dat de poort met de twaalf huisjes na zijn overlijden zou worden ‘opgedragen’ aan zijn testament-executeurs, de vroedschap mr. Cornelis Schrevelius, Arnoldus de Caersteecker en Matthijs Loo. De bedoeling was dat zij uit de opbrengst van Barend van Namens nalatenschap op deze plek een hofje zouden stichten, uitsluitend bedoeld voor kinderloze, gereformeerde echtparen ouder dan vijftig jaar.
Vrijwel zeker is dat in 1729/30 van nieuwbouw geen sprake was. Wel werden de huisjes in 1788 gerenoveerd en zou het hofje van een toegangspoort worden voorzien. Het hofje – dus voorheen de poort – werd toentertijd omschreven als een poort of gang met aan weerszijden zes woningen. In 1915 is de Barend van Namenhof geheel herbouwd; alleen een steen boven de toegang van het hofje herinnert nog aan de stichter. |