De Charters van het Catharinagasthuis Leiden 1385 - 1390

Donatie Vereniging Jan van Hout
Transcriptie Ed van der Vlist

 ‘Verdwenen’ charters uit het archief van het Catharinagasthuis terug naar Leiden
Op 17 juni 1426 verschenen drie personen voor het gerecht van Leiden: de priester heer Simon Martijnsz., alsmede (zijn broers) Willem Martijnsz. en Huge Martijnsz., tezamen de erfgenamen van Katrijn Gerrit van Oyens. Aldaar gaven zij vier schepenbrieven over aan de gasthuismeesters van het Catharinagasthuis. Van deze gebeurtenis lieten de twee schepenen die op de bewuste dag ‘dienst’ hadden een oorkonde opstellen, die zij bezegelden met hun beider zegels.


Dit minieme historische feitje is in Leiden bekend dankzij een vroeg-zestiende-eeuws cartularium van het gasthuis, waarin de betreffende oorkonde is afgeschreven. Sinds kort kennen we het evenement ook uit primaire bron, want vorig jaar dook de originele oorkonde onverwacht in Duitsland op bij een internetveiling. Helaas kon dit document niet voor het Gemeentearchief Leiden worden aangekocht.

Maar daarmee is de kous nog niet af. De bestuurders van het Catharinagasthuis hebben drie van de vier schepenbrieven van Katrijns erfgenamen laten afschrijven in hun cartularium. Het gaat daarbij om transacties van 24 oktober 1385, van 14 augustus 1389 en van 13 mei 1390. Toevallig zijn kort geleden de originele perkamenten archiefstukken uit 1389 en 1390 te koop aangeboden door een (andere) particuliere Duitse verzamelaar. En met hulp van de Vereniging Jan van Hout heeft het Leidse archief die stukken wél kunnen verwerven!

Helaas ontbreekt nog steeds het origineel van de oorkonde d.d. 24 oktober 1385. De inhoud ervan kennen we uitsluitend uit het cartularium. Daaruit wordt duidelijk dat een zekere Hendrik Allaartsz. aan Kerstant Allaartsz. een rente heeft verkocht op een huis in de Groenesteeg. Kerstant Allaardsz. gaf deze rente in 1389 over aan Gijsbrecht Jacobsz. en Klaas Heynman, die er op hun beurt negen maanden later afstand van deden ten gunste van Gerrit van Oyen Wermboutsz., de echtgenoot van de eerdergenoemde Katrijn.
Geen originele oorkonde dus van 24 oktober 1385, maar bij de aankoop door het gemeentearchief kwam toch een originele oorkonde uit 1385 mee! Dat vraagt om nadere uitleg.


In dit stuk, gedateerd 11 november 1385, treedt opnieuw Kerstant Allaartsz. op, nu als koper van een rente van Willem Klaasz. op een huis “opt Hoghelant op die Middel graft” – waarmee de huidige Middelstegracht wordt bedoeld. Ongetwijfeld hebben we hier de vierde schepenbrief te pakken die in 1426 aan het Catharinagasthuis werd gegeven, en waarvan de tekst niet is opgenomen in het cartularium. Daarin staat slechts aangetekend dat er twee rentebrieven waren, waarvan er een “bider stede offgescat is”, en de opmerking “deen blijft hier ongescreven”. De twee rentebrieven uit 1385 werden in 1389 en in 1390 gezamenlijk doorgegeven en kwamen in 1426 uiteindelijk allebei in handen van de gasthuismeesters. Omdat een van de renten ten tijde van de laatste overdracht reeds was afgelost, hebben zij de moeite niet genomen om de tekst daarvan te laten overschrijven in hun cartularium. De oorkondetekst is dan ook volstrekt onbekend – tot nu toe.

Met de aanwinst van het Gemeentearchief Leiden zijn drie originele veertiende-eeuwse charters uit het archief van het Catharinagasthuis naar de stad van oorsprong teruggekeerd. Om een indruk te geven van hun zeldzaamheid: uit de jaren 1385-1390 zijn ongeveer honderd originele Leidse schepenoorkonden bewaard gebleven (afgezien van een stuk of tien originelen in andere archiefbewaarplaatsen). Overigens is niet bekend hoe, wanneer en waarom de archiefstukken van het gasthuisarchief zijn afgedwaald.

Ed van der Vlist, Leiden, 2003