Leidse Patriciaat (tot 1420)

Pat_1210-15

JAN DIE BACKER

 

Previous PageHome PageNext Page


JAN DIE BACKER

ovl. tussen 21 juni 1359 en 14 sep. 1360 (W. 428 f. 32v.).

functie:

schepen 1340-41, 41-42, 42-43, 44-45.

beroep:

bakker, gezien zijn toenaam.

rentebezit:

* 12 aug. 1344 10 s. Holl. op een huis en erf naast Stasijn Heinrixsteeg (Ga. 455 f. 15).

* 8 jan. 1351 1 £ Holl. op een huis en erf aan de Breestraat (Ga. 455 f. 15). Beide renten 26 mei 1391 door Dirk die Bruun en Gerrit Lam aan St. Catharinagasthuis overgedragen, als erfgenamen van hun tante, de weduwe van Jan die Backer (Ga. 455 f. 15v.).

* 8 mrt. 1356 25 s. Holl. landhuurpenn. op land te Stompwijk (Ga. 455 f. 40).

* 15 jan. 1359: 3 s. op een huis en erf te Marendorp; 3 s. op een huis en erf aan de Oude Rijn en 12 p. op 2 huizen en erven ald.; 24 s. op een kamer aan de Grote Straat van Marendorp en 5 s. op een huis en erf ald. (alles met houde; Ke. 573).

* 21 juni 1359 31 s.g.g. op een huis en erf aan de Hogewoerd;

* voor 14 sep. 1360 8 s.g.g. op een huis en erf aldaar.

Laatstgenoemde 2 renten 7 nov. 1374 door zijn weduwe aan de H. Geest overgedragen voor memoriediensten (W. 428 f. 32v.-33).

familie:

tr. Katrine, dr. van Daniel die Bruun, zie Die Bruun (II).

Previous PageHome PageNext Page

Auteur Fred van Kan
Publicatie Het Leidse Patriciaat
Home www.oudleiden.nl

Pat_1210-14

PIERAART VAN ASSCHE

 

Previous PageHome PageNext Page


PIERAART VAN ASSCHE

ovl. 1 aug. 1394, begr. St. Pieterskerk (Ke. 416 f. 21v.).

functie:

grfl. muntmr. te Dordrecht, verm. 1380-89 (GvH. 1236 f. 2, 1240 I f. 45, 1243 I f. 3).

beroep:

hield zich met turfwinning bezig (Secr. 84 f. 50 en v.); verkocht hop (ibidem, f. 50v.).

woonhuis:

aan de Breestraat, verm. 14 dec. 1390, zijn vrouw bleef hier wrsch. wonen (Ke. 322 f. 12v., Secr. 84 f. 52).

landbezit (blijkens de staat van zijn nalatenschap):

* 19 dec. 1391 aankoop van Simon Frederiks kinderen van de helft van 32 morgen veenland en die van ½ morgen in Heyn Mandenveen (Secr. 84 f. 32, vgl. ook f. 50v.).

* achter Benthorn 36 morgen en 2 morgen 2 hond veenland, gekocht van zijn schoonmoeder (Secr. 84 f. 50v.).

Blijkens bewijzing van het vaderlijk erfdeel aan zijn kinderen (mogelijk pas uit zijn nalatenschap aangekocht):

* de hofstede te Meerburg met 44 morgen land, gekocht voor 994 £ 6 s. 8 p.pay.; jaaropbrengst 70 £ pay.

* een erf aan de Vollersgracht naast de ramen (Secr. 84 f. 51v.).

verstrekte leningen:

* 2 schuldbrieven van 200 gld. t.l.v. de graaf (29 jan. 1391, GvH. 198 f. 17).

* schuldbrieven in zijn nalatenschap van resp.: 23 Holl. schilden; 10 oude schilden t.l.v. Willem Hermansz.; 20 Mechelse schilden t.l.v. Willem Bort; 202 Dordr. gld.; 10 Geld. gld. t.l.v. Willem Simonsz.; een schuldbrief van onbekende grootte; de halve termijn van 15 oude schilden t.l.v. de stad Utrecht; 400 Franse schilden, 82 Dordr. gld., waarvan 200 schilden afbetaald; 26 Dordr. gld.; 27 Dordr. gld.; 100 Franse schilden t.l.v. de stad Dordrecht (24 juni 1394); 16 oude schilden (waarvan 5 schilden afgelost); 100 Geld. gld.; 400 oude Franse franken en 10 nobel (Secr. 84 f. 50v.-51v.).

schenking:

16 £ pay. aan St. Pancraskapittel voor memoriediensten (Ke. 416 f 21v.).

varia:

werd 23 jan. 1392 Leids poorter met 100 £ en Herman Willemsz. als borg (Secr. 19 f. 89v.). Zijn nalatenschap werd door zijn weduwe met hun kinderen gedeeld, behoudens haar huwelijksvoorwaarden (Secr. 84 f. 50-51v.). Bij deze nalatenschap waren ook ijzer-, zilverwerk en contanten, ter waarde van 602 Gentse nobel. De inboedel werd getaxeerd op 200 £ pay. Het kindsdeel van genoemde 602 nobel berustte onder Herman Willemsz. en Willem Simonsz. (Secr. 84 f. 51v.).

familie:

tr. voor 14 dec. 1390 Bartraad, dr. van Simon Frederik (Ke. 322 f. 12v.; zie Willem Luutgardenz. c.s.).

Previous PageHome PageNext Page

Auteur Fred van Kan
Publicatie Het Leidse Patriciaat
Home www.oudleiden.nl

Pat_1210-11

PHILIPS ANDRIESZ. C.S.

 

Previous PageHome PageNext Page


PHILIPS ANDRIESZ. C.S.

I. PHILIPS ANDRIESZ. of AAGTENZ

(2e patronym: W. 428 f. 21v. en Kam, 'Memorieboek', 181, Ke. 499 en 416 f. 92v.)

ovl. voor 8 feb. 1381 (Agn.bhf. 67).

functie:

schepen 1364-65 en 65-66.

beroep:

wantsnijder (1366, W. 428 f. 21v.).

woonhuis:

in Matthijs Bronskiaenssteeg, op zijn huis en erf liet heer Huge van Scoorl 8 s. met de houde na (Ke. 415 f. 72, 8 juni 1380). Bovendien bezat deze op dit huis een pandrente van 14 p.g.g., hierop 5 feb. 1371 gevestigd t.b.v. Simon Gijsbrechtsz. en 3 apr. 1373 door heer Huge aan zijn prebende geschonken (Ke. 493 f. 40v.-41). De H. Geest bezat 1380 op zijn huis en erf aan de (Hof?)gracht 10 s.g.g. rente (W. 1765 f. 9v.)

landbezit:

6 mrt. 1373 2½ morgen land te Zoeterwoude (d.i. de helft van Sijlweer en Grote Weyde) (Secr. 1735, wrsch. het land dat gemengde voor gelegen was onder Boschuysen met land van Jacob van der Woude en heer Huge van Scoorl (Ke. 493 f. 40, 8 mrt. 1373).

rentebezit:

* 27 aug. 1371 40 s.g.g. op een huis en erf bij het Steenschuur door zijn zoons Albaren en Andries 16 sep. 1382 aan de St. Pieterskerk overgedragen voor memoriediensten (W. 428 f. 43).

* 18 nov. 1371: 10 s. 9 p. 1 halling g.g. op een huis en erf aan de Hooigracht; 12 s.g.g. op een huis bij het Steenschuur; 12 s.g.g. met houde op een huis en erf bij het kerkhof; 9 s.g.g. met ½ houde op een huis en erf aan de Maarsmansteeg; 4½ p.g.g. met houde op een huis en erf ald.; 23 s. 4 p.g.g. op een huis en erf 'aan de gracht'; 4 s.g.g. op een huis en erf aan de Stasijnsteeg (Ke. 417 f. 151v.).

* 5 nov. 1375 27 s. 4 p.pay. pandrente op een ½ huis aan het Noordeinde (Ke. 416 f. 83v.).

schenking:

8 feb. 1381 werd door zijn weduwe 5 s. rente gevestigd op een huis en erf, wrsch. bij het Steenschuur, t.b.v. de begijnen bij St. Pieterskerkhof (Agn.bhf. 67).

borgstelling:

* (met Andries Philipsz.) 10 okt. 1365 Dirk Willemsz., van Burggravenveen (Secr. 19 f. 4v.).

* 30 jan. 1372 Jan van Meerburch (Secr. 19 f. 30).

familie:

tr. Ave Foytgensdr., ovl. 1383, begr. St. Pancras (Ke. 415 f. 90v.).

kinderen:

1. Albaren, volgt IIa.

2. Andries, volgt IIb.

3. Dochter

ovl. voor 1383, tr. Copgen Hillenz. (Ke. 415 f. 90v.).

4. Ermgard

tr. Jan van Meerburch (vgl. ald. en Ke. 493 f. 86v., RA. 50 f. 23v.).

?5. Dochter

tr. Dirk van der Graft (Secr. 84 f. 3), verm. van Alide Dirksdr. van der Grafts grootmoeder (die ovl. in 1383), en van Jan van Meerburch en een Foyken; Ke. 417 f. 151v.).

T.b.v. de memorie van een dr. Trude droeg Ave Philips Andriesz. 1 £ pay. rente over aan de H. Geest op een huis en erf (in de Diefsteeg ?, W. 1765 f. 9).

IIa. ALBAREN PHILIPSZ.

ovl. voor 13 jan. 1394 (Ga. 455 f. 17).

functies:

schepen 1369-70, 71-72, 72-73, 80-81 en 86-87; gasthuismr. 1375-76 (W. 428 f. 25, Ga. 455 f. 11).

woonhuis:

aan de Breestraat bij St. Catharinagasthuis, verm. 17 dec. 1370 en 3 okt. 1373 en van zijn weduwe 20 apr. 1395 en 24 mei 1413 (W. 428 f. 25, Ga. 455 f. 11v. en 84). Op zijn woonhuis was een rente van 3 s. gevestigd, die Philips van Leyden 7 mrt. 1372 aan zijn prebenda nobilis vermaakte (Ke. 894). Bovendien had de H. Geest hier 5 s.g.g. rente op (W. 1765 f. 5v.).

landbezit:

* 6 mrt. 1381 met andere kinderen erfg. van zijn vader voor 2½ morgen land te Zoeterwoude (Secr. 1736).

* land te Voorschoten, 28 jan. 1396 verm. in handen van zijn weduwe (Ga. 455 f. 73v.).

rentebezit:

40 s.pay. op 2½ erf aan St. Joostgracht, door zijn weduwe 13 jan. 1394 overgedragen aan St. Catharinagasthuis (Ga. 455 f. 17).

borgstelling:

* 15 aug. 1368 Jan Sevenpont, van Aarlanderveen (Secr. 19 f. 16).

* 9 sep. 1380 Claas Jansz. (Secr. 19 f. 51).

* 14 apr. 1383 Godevaard Jansz. (Secr. 19 f. 60).

familie:

tr. 1e Geyle ; tr. 2e Aagte, dr. van Simon Rondiel, ovl. in of na 1421 (Ga. 440 f. 12; zie Rondiel; W. 429 f. 40 en tafel). Aagte leende de St. Pieterskerk 1399-1400 8 £ g.g. (Ke. 323 (2) f. 14v.) en in 1400-1401 9 £ 6 s. 8 p.g.g. (Ke. 323 (3) f. 19v.). Zij bezat op een huis en erf te Leiden een rente van 5 gouden Eng. nobel (RA. 50 f. 148). Op haar huis en erf te Marendorp bezat de H. Geest 1420 1 £ pay. rente (W. 429 f. 40 en tafel). Zij stichtte 28 mei 1432 het latere St. Aagtenconvent (Klo. 1).

Kinderen:

1. Lijsbet

(Ga. 441 f. 1).

2. Eems

(ibidem)

tr. Jan van Noorde, beiden verm. 28 mei 1432 in de stichtingsbrief van het latere St. Aagtenklooster (Klo. 1).

3. Katrijn

(ibidem).

4. Heer Philips Albarensz.

(ibidem)

ovl. op 1 mei 1431 (Ke. 416 f. 84v.).

functie:

priester, neef van Boudijn van Zwieten, door deze 10 okt. 1421 aangesteld tot kapelaan van zijn vicarie in de St. Pieterskerk (Ke. 322 f. 31).

rentebezit:

* 6 juli 1392 40 s.pay. op een huis en erf te Leiden, 1415 afgeschat (RA. 50 f. 151).

* 3 jan. 1396 1 £ pay. op een huis en erf te Leiden; 1415 afgeschat (RA. 50 f. 148).

5. Willem Rondiel

(Ga. 441 f. 1 en DuO. 2033 f. 13v.); was 26 mrt. 1415 onder de magen van wijlen Willem Hermansz. (GvH. 199 f. 14v.).

6. Albaren

(Ga. 441 f. 1).

?7. Griete

verm. 18 juni 1405 (Ga. 456 p. 64).

IIb. ANDRIES PHILIPSZ.

ovl. 31 juli 1416 (Ke. 416 f. 55).

functie:

1392 homan van het Kerkvierendeel (Secr. 84 f. 271v.).

woonhuis:

aan de Nieuwe Rijn, 1380 had de H. Geest hier 10 s.g.g. rente op (W. 1765 f. 11v.).

landbezit:

6 mrt. 1381 met andere kinderen erfg. van zijn vader voor 2½ morgen land te Zoeterwoude (Secr. 1736).

rentebezit:

21 sep. 1404 10 s.pay. op een huis en erf in de boomgaard, wrsch. na uitgifte; vgl. ook een belending door hem ald. 18 dec. 1390 (Ke. 499 en W. 428 f. 106).

borgstelling:

* 10 okt. 1365 met zijn vader voor Dirk Willemsz., van Burggravenveen (Secr. 19 f. 4v.).

* 23 okt. 1366 Jan Eemsenz., van Nieuwveen (Secr. 19 f. 8v.).

* 8 sep. 1370 Herman Dirk Geyenz.z. (Secr. 19 f. 28v.).

* 30 jan. 1372 Jan van Meerburch (Secr. 19 f. 30).

* 5 aug. 1379 Gerrit, Andries' schoonzn. (Secr. 19 f. 49v.).

* 17 dec. 1393 Jacob Frankenz. (Secr. 19 f. 99).

familie:

was 4 juni 1396 en 3 jan. 1397 onder de magen van vaderszijde van Floris van Rijsoirde (GvH. 199 f. 14v. en 26v.).

Kinderen:

1. Philips Andriesz.

woonhuis:

aan de Hooigracht; verkocht op zijn woonhuis ald. 12 feb. 1412 een rente van 1 £ pay. p.j. aan St. Pancraskapittel, beloofde vrijwaring met Jan Jansz. van der Mersche (Ke. 493 f. 91v.); verm. als bel. aan de Hooigracht 4 feb. 1413 (W. 428 f. 115v.). Zijn huis en erf werden in 1417 verkocht (RA. 50 f. 173v.); daarop waren op dat moment gevestigd: 4 groten met houde (per 24 nov. 1416); 2 nobel licht geld (8 jan. 1406); 25 nobel licht geld (t.g.v. Wermbout Kerstantsz.; 7 nov. 1415); 1 £ pay. (t.g.v. Gerrit die Bruun Jacobsz.; 15 okt. 1414); 5 £ 9 s., 15 leeuwen voor 1 £ gerekend (28 juli 1407); de 'heren' (St. Pancraskapittel?) 4 gouden nobel van de laatste dag.

2. Dochter, tr. Gerrit

werd 5 aug. 1379 Leids poorter met zijn schoonvader als borg (zie hoger).

Previous PageHome PageNext Page

Auteur Fred van Kan
Publicatie Het Leidse Patriciaat
Home www.oudleiden.nl

Pat_1210-09

JAN VAN AMMERSOYEN

 

Previous PageHome PageNext Page


JAN VAN AMMERSOYEN

ovl. na 7 aug. 1391 (W. 428 f. 69v.).

woonhuis:

aan de Breestraat, verm. 26 mei 1355 (bij de verkoop van een erf achter zijn schuur) en 7 aug. 1391 (Secr. 1609, W. 428 f. 69 v.).

rentebezit:

* 22 jan. 1355 10 s.g.g. op een huis en erf aan de Vollersgracht, 13 feb. 1355 verkocht (Ke. 669).

* 9 s.g.g. met houde op 3 aaneengesloten huizen en erven in de steeg achter zijn woonhuis, bij de Vollersgracht, 21 dec. 1358 verkocht (Ke. 672).

varia:

hij zal identiek zijn met Jan van Herlaer, die 30 juni 1352 het huis van Wouter van den Veen in erfleen verkreeg, gelegen aan de Breestraat, hoek Diefsteeg, na verbeuring door deze (GvH. 244 f. 13).

familie:

tr. Elisabeth, dr. van Gerrit Gorisz. van der Bregghe (zie ald.)

Previous PageHome PageNext Page

Auteur Fred van Kan
Publicatie Het Leidse Patriciaat
Home www.oudleiden.nl

Pat_1210-08

KERSTANT ALLAARDSZ.

 

Previous PageHome PageNext Page


KERSTANT ALLAARDSZ.

functie:

kerkmr. van St. Pancras 1377-78.

woonhuis:

op Gansoord ca. 1390 (Blok, Hollandsche stad, 324); in het Kerkvierendeel 1399-1400 (Rek. Lei., I 83). Belender aan Allaard die scoemakers huis omstr. 28 okt. 1391 (Secr. 84 f. 36).

rentebezit:

1 juni 1406 10 comans groten met houde op een huis en erf aan het Steenschuur (Secr. 1593).

borgstelling:

8 jan. 1380, Claas Heymman (Secr. 19 f. 50).

Previous PageHome PageNext Page

Auteur Fred van Kan
Publicatie Het Leidse Patriciaat
Home www.oudleiden.nl

Pat_1210-07

VAN ALKEMADE

 

Previous PageHome PageNext Page


VAN ALKEMADE

Alleen de bij het patriciaat betrokken leden zijn hierna uitgebreid opgenomen.

N.B. De publicatie van een volledige genealogie van deze familie, opgesteld door J.C. Kort, is op handen.

I. IJSBRAND VAN ALKEMADE HENDRIKSZ. alias VAN POELGEEST

huisbezit:

6 nov. 1335 een huis en hofstad te Marendorp, leen van de burcht, belendend ten n. en z. hijzelf (Hoek, 'Wassenaar', 102).

landbezit:

o.m. 1 juni 1320 het huis te Poelgeest c.a. (d.i. Alkemade of Oud-Poelgeest), opnieuw 31 mrt. 1333 beleend (Ibidem, 122).

familie:

tr. Katrine, dr. van heer Dirk Zay (Ibidem, 84 en De Keijzer, 'Stamreeks Crooswijk', 27).

Kinderen:

1. Hendrik van Alkemade IJsbrandsz., volgt IIa.

2. IJsbrand van Alkemade IJsbrandsz., volgt IIb.

3. Jan van Alkemade IJsbrandsz.

ovl. voor 1410 (Marsilje, Het financiële beleid, 321 en 323).

functies:

schepen 1381-82, 82-83, 91-92; burgemr. 1387-88, 88-89 en 92-93.

landbezit:

* 24 juli 1367 2½ tot 3 morgen land te Poelgeest, leen van de burcht (Hoek, 'Wassenaar', 556).

* 17 hond, 11 gaard land te Oegstgeest (de Lange Wante), 15 feb. 1383 verkocht (Ga. 456 p. 273).

* 14 morgen land onder Kethel, leen van de burcht, voorheen in handen van zijn vader (Hoek, 'Wassenaar', 84).

rentebezit:

1 £ g.g. op een huis en erf te Marendorp, belendend aan o.m. het huis van IJsbrand van Alkemade; 9 juni 1363 samen met zijn broer Jacob verkocht (Secr. 1499).

* 10 s.g.g. op 1 morgen land te Oegstgeest, verkocht aan de Leidse H. Geest 30 jan. 1387 (W. 428 f. 60).

borgstelling:

7 nov. 1393 Dirk van Zijl (Secr. 19 f. 98; of betrof het hier Jan Hendriksz.?).

varia:

wrsch. Jan van Alkemade 'die hinckende', die 6 okt. 1367 Leids poorter werd met 100 £ en Claas die Hoesch als borg; later werd hij van het poorterschap vervallen verklaard, maar 26 mrt. 1379 opnieuw poorter met 60 £ en Claas van de Werve als borg (Secr. 19 f. 12 en 46).

familie:

zoon:

a. Aarnd van Alkemade Jansz.

functie:

schout van Oegstgeest, verm. 1403-24 (Klo. 297, 298, Hüffer, Bronnen, I reg. 583, 595, 601-603, 608, 609, 621, 622, 661, 667, 671 en 680).

landbezit:

* 2½ tot 3 morgen land te Oegstgeest, burchtleen (Hoek, 'Wassenaar', 556).

* 5½ hond, 6 gaard, 8 voet broekland; 6½ hond, 6 gaard, 8 voet geestland en 1 hond, 17 gaard en 8½ voet broekland, 1395 afgestaan aan de stad Leiden voor de aanleg van de nieuwe steenstraat naar Oegstgeest, voor resp. 83 £ 3 s. 4 p.; 43 £ 12 s. 8 p. en 26 £ 15 p. (Secr. 84 f. 259).

varia:

Leids poorter 20 sep. 1393, borg: Dirk van Alkemade (Secr. 19 f. 98).

familie:

tr. Adriana (Secr. 997 f. 17).

Willem van Alkemade Jansz., die 8 okt. 1412 Leids poorter werd (Secr. 20 f. 44), was missch. een zoon van hem dan wel van Jan van Alkemade Hendriksz.

4. Jacob van Alkemade

ovl. voor 10 juni 1382 (Ga. 455 f. 79v.).

rentebezit:

1 £ op een erf te Marendorp, samen met zijn broer Jan bezeten (zie ald.).

familie:

tr. voor 27 nov. 1375 (Ke. 758) Geertruud, verm. 10 juni 1382, 15 feb. 1383 en 9 mei 1393 (Ga. 455 f. 79v., 456 p. 273 en W. 428 f. 79v.; zij tr. eerder N.N., Ke. 758). Dochter:

a. Jutte

bezat 31 mei 1412 een rente van 16 comans groten met houde op een huis en erf te Marendorp (Secr. 1506).

IIa. HENDRIK VAN ALKEMADE IJSBRANDSZ.

functie:

heemraad van Rijnland, verm. 4 aug. 1363 (Hhr. Rijnland 1 f. 9v.).

woonhuis:

missch. aan de Breestraat bij de Maarsmansteeg (zie rentebezit).

huisbezit:

een huis te Marendorp, burchtleen (vgl. zijn vader en zoon als leenman, belening van hemzelf niet overgeleverd).

landbezit:

o.m. de woning te Poelgeest met 26 morgen land, burchtleen (Hoek, 'Wassenaar', 122).

rentebezit:

6 dec. 1348 1 £ g.g. op een huis en erf bij de Rijn en de Grote Brug, wrsch. bij de verkoop op dit huis gevestigd. In de voorwaarden bij de rentebrief vermelding dat wanneer Hendrik van Alkemade tot bouwen ter plaatse overging, of wanneer brand uitbrak, hij even ver van de steengevel van het betrokken huis zou blijven als op dat moment (Ke. 417 f. 160v.).

varia:

zegelde 19 mrt. 1349 t.b.v. zijn schoonvader Gerrit Alewijnsz. (Ke. 322 f. 4).

familie:

tr. een dochter van Gerrit Alewijnsz. (Ke. 322 f. 4, zie ald.).

kinderen:

1. Willem van Alkemade Hendriksz.

ovl. tussen 16 mei 1421 en 19 jan. 1424 (Hoek 'Wassenaar', 102 en 660).

huisbezit:

een huis te Marendorp, beleend 16 mei 1421 (Hoek, 'Wassenaar', 101).

landbezit:

o.m. de woning te Poelgeest met 26 morgen land, burchtleen, beleend 16 mei 1421 (ibidem).

varia:

bezegelde 11 sep. 1417 de kapelaniestichting door heer Jacob van Rijsoirde (Ke. 322 f. 30).

familie:

was 1397 onder de magen van Floris van Rijsoirde (zie Gerrit Alewijnsz. c.s.). Dochter:

a. Aagte

(Hoek 'Wassenaar', 102).

2. Jan van Alkemade Hendriksz.

functies:

schout van Oegstgeest verm. 30 sep. 1376-8 sep. 1390 (Ke. 904, 760, Ga. 456 p. 273, Secr. 1694, Hüffer, Bronnen, reg. 519); baljuw van Kennemerland en Friesland verm. feb. 1401 en 15 mrt. 1402-1404 (GvH. 1255 f 3v., 892 f. 113, Scheffer, Beveelboeken, I 65); ontving 7 juni 1392 het bodeambt en het pluimgraafschap van Wieringerland voor het leven (GvH. 228 f. 38v.); verm. als schout van Wieringen 1394 (GvH. 1249 f. 12).

woonhuis:

te Marendorp ca. 1390 (Blok, Hollandsche stad, 325; een Jan van Alkemade was 29 okt. 1404 belender in O.L.V.parochie, Klo. 147); 14 feb. 1391 vermelding van een rente van 4 s.g.g. met houde die heer Philips Gerrit Doedenz.z. had op zijn huis, wrsch. aan de Breestraat bij de Maarsmansteeg (Ke. 322 f. 13v., zie Gerrit Zeveritsz. c.s.).

landbezit:

* o.m.: land te Leiden, binnen Rijnsburgerpoorthuis, uitgegeven tegen een rente van 6 £ 14 s.pay.; ½ morgen 10 gaard land daarvan gaf hij vóór 15 sep. 1413 uit, tegen een rente van 6 £ 14 s.pay. Ook renten van 15 £ 10 s.pay. en 1 £ g.g., de laatste t.l.v. Claas Jansz. Vos, zullen voortvloeien uit landuitgifte ter plaatse (Secr. 1762, Klo. 150, Ga. 456 p. 69).

rentebezit:

zie hoger.

varia:

(niet zeker of het hem dan wel Jan van Alkemade IJsbrandsz. betreft) 3 mrt. 1391 executeurtest. van heer Aarnd Zwaluwairt (W. 428 f. 71); 25 nov. 1395 zegelde hij t.b.v. zijn neef en neefzegger heer Jan Willem Jan Mansz.z. (Ke. 953).

familie:

was 1397 onder de magen van Floris van Rijsoirde (zie Gerrit Alewijnsz. c.s.). Tr. Godelde Huge Boeyendr., ovl. voor 15 sep. 1413, toen Jan verklaarde hun 4 kinderen 200 Eng. nobel voor hun moederlijk erfdeel schuldig te zijn; daarvoor gaf hij hun 4 renten op land te Leiden (zie landbezit).

Kinderen:

a. Willem van Alkemade Jansz.

beroep:

wrsch. drapenier (GvH. 211 f. 71 en 212 f. 47).

rentebezit:

* een lijfrente van 10 nobel t.l.v. de stad Leiden, verm. 1412-13 (Secr. 513 f. 22).

b. Jan van Alkemade Jansz.

functie:

clericus, 11 sep. 1417 aangesteld tot kapelaan van een door Jacob van Rijsoirde gestichte kapelanie, mits hij binnen 3 jaar priester werd (Ke. 322 f. 30).

c. en d. Kinderen,

verm. 15 sep. 1413 (zie hoger).

3. Dirk van Alkemade, volgt IIIa.

4. Bartraad van Alkemade Hendriksdr.

ovl. na 30 mei 1394 (Hoek, 'Hontshol', 249); tr. 1e Pieter van Leyden Jansz. (zie Van Leyden); tr. 2e Dirk Willemsz. van der Goude, die haar 25 mei 1372 tochtte aan een ½ hoeve in het land van Stein en in de Oude Gouwe, strekkend tot Bloemendaal (Kort, 'Leenkamers Blois', 383).

5. Haasken van Alkemade Hendriksdr.

ovl. tussen 5 apr. 1416 en 7 feb. 1421 (Ke. 322 f. 27, Ga. 980 f. 10v.). Leids poorteres 31 aug. 1381, borg: haar broer Willem van Alkemade, en opnieuw 13 feb. 1406, borg: Gerrit van Oestgeest Willemsz. (van Alkemade) (Secr. 19 f. 55 en 20 f. 23v.). Tr. Floris van der Duyn (Ke. 322 f. 27, Hoek, 'Egmond in Delfland', 116).

Tot een kind van 1, 2 of 3 behoorde vermoedelijk IJsbrand van Alkemade, priester, vicaris van een van heer Pieter van Leydens vicarieën 21 okt. 1428; hij is wrsch. dezelfde als de vicaris van de H. Kruisvicarie, gesticht door Katrine Poes, verm. 1405-06 (Holtkamp, Registers, 30).

IIIa. DIRK VAN ALKEMADE HENDRIKSZ.

landbezit:

* 6 morgen, 2½ morgen en 5½ morgen land te Alphen, 30 juni 1410 verkocht aan het Regulierenklooster te Leiderdorp; verkregen door huwelijk (Klo. 624, zie Gode).

* 6 morgen land te Maasland, 23 feb. 1418 aan St. Catharinagasthuis gegeven in ruil voor een lijfrente voor hemzelf en zijn echtgenote van 1 gouden Eng. nobel alsmede 10 s.pay. rente voor St. Pancraskapittel voor memoriediensten als een van beiden overleed. De bedongen lijfrente verviel na hun dood aan het gasthuis voor memoriediensten (Ga. 446; Ke. 416 f. 56v.).

varia:

is wrsch. degene die 13 dec. 1384 poorter werd met 24 £; borg stond Baarnd Jansz. (Secr. 19 f. 61v.). 1399 verm. als welgeborene te Oegstgeest (GvH. 368 f. 9v.).

familie:

was in 1397 onder de magen van Floris van Rijsoirde (zie Gerrit Alewijnsz. c.s.). Tr. Lijsbeth Jan Godendr., ovl. als weduwe voor 26 feb. 1437 (Klo. 624, Ga. 440 f. 6; zie Gode). Kinderen:

1. Dirk van Alkemade Dirksz.

ovl. 1436 (Ke. 415 f. 11v.).

functies:

kerkmr. van O.L.V.kerk 1395-96, 96-97, schepen 1407-08, 08-09.

huisbezit:

29 juli 1397 een huis en erf te Leiden, voor 62 £ pay. gekocht en direct doorverkocht (RA. 50 f. 15v.).

landbezit:

* 3 morgen land onder Alphen, verworven door huwelijk, 30 mrt. 1401 verkocht aan zijn schoonvader Dirk Nuweveen, met vrijwaring door zijn vader Dirk (Klo. 623).

* 25 okt. 1411 ½ raam, gekocht voor 10 nobel (RA. 50 f. 117v.).

rentebezit:

* een rente op een huis en erf aan de Rijn; ... Apostel 1419 verkocht; de rente had hij geërfd van zijn schoonmoeder (Ke. 58).

* 12 jan. 1408 een pandbrief van 2 s. 1 halling pay. op een huis en erf te Leiden (RA. 50 f. 65).

* 31 jan. 1410 een pandbrief van 17 p.pay., 9 mrt. 1410 afgeschat (RA. 50 f. 98).

* 16 mrt. 1411 schuldbrief van 14 nobel, 25 okt. 1411 afgeschat (RA. 50 f. 117).

borgstelling:

* wrsch. de Dirk van Alkemade die 20 sep. 1393 borg stond voor Aarnd van Alkemade (Secr. 19 f. 98).

* beloofde 19 apr. 1415 vrijwaring t.b.v. Jan Jan Simonsz.z. die stielgancmaker (Secr. 1616).

familie:

tr. Mercelie, dr. van Dirk Nuweveen (zie ald.).

IIb. IJSBRAND VAN ALKEMADE IJSBRANDSZ.

(patronym: GvH. 1220 f. 34).

ovl. voor 15 juli 1371 (Ke. 493 f. 63v.).

functies:

schout van Oegstgeest, verm. 18 dec. 1356-11 nov. 1357 (Hüffer, Bronnen, I reg. 308; Nass. Dom. 1282; Hoek, 'Wassenaar', 638).

huisbezit:

te Marendorp 9 jan. 1363 verm. van zijn huis en erf in een belending (Secr. 1499).

rentebezit:

* 1 feb. 1350 een rente op land te Rijnsburg (Hüffer, Bronnen, I reg. 281).

familie:

tr. Margriet van Oestgeest Gerritsdr., ovl. na 10 juni 1382 (Rijnsburg 130 f. 66, Ke. 493 f. 63v., Ga. 455 f. 79v.). Kinderen (volgorde onzeker):

1. Willem van Alkemade IJsbrandsz., volgt IIIb.

2. Alvaart van Alkemade

verm. 8 apr. 1378 (Hoek, 'Wassenaar', 567). Was 1384 betrokken bij de moord op de Leidenaar Claas Colijn te Valkenburg (zie hfdst. 5).

3. Elisabeth

Ke. 322 f. 27).

IIIb. WILLEM VAN ALKEMADE IJSBRANDSZ.

functie:

schout van Leiden 1380.

landbezit:

* 9 dec. 1385 7½ hond land met de woning en 1 morgen aan de Rijn, leen van de Lek (Nass. Dom. 6461 (44) f. 342).

* 5 hond land bij Endegeest te Oegstgeest, beleend door de burggraaf 8 apr. 1378 na opdracht uit eigen (Hoek, 'Wassenaar', 553).

* (of Willem van Alkemade Hendriksz.) 1 morgen land te Zoeterwoude gelegen langs de Krijthoeve, 13 sep. 1376 verkocht aan St. Pancraskapittel (Ke. 493 f. 67).

varia:

trad 15 juli 1371, 7 apr. 1378 en 10 juni 1382 op t.b.v. zijn moeder (Ke. 493 f 63v., Rijnsburg 130 f. 66, Ga. 455 f 79v.). 1384 betrokken bij de moord op de Leidenaar Claas Colijn te Valkenburg (zie hfdst. 5).

familie:

kinderen:

1. IJsbrand van Alkemade

ovl. 28 nov. 1443 (Ke. 416 f. 77).

landbezit:

* een woning op de Mersch te Oegstgeest met land daarbij; verm. 11 mei 1427 (Ke. 416 f. 77).

* 4 morgen land te Oegstgeest, afkomstig van zijn overgrootvader Gerrit van Oegstgeest, (opnieuw) beleend door de burggraaf 12 mei 1421 (Hoek, 'Wassenaar', 557).

borgstelling:

1 sep. 1417 en 30 dec. 1417 Pieter Rijswijc (GvH. 207 f. 7v. en Secr. 20 f. 53).

stichting:

5 april 1416 samen met zijn broer Gerrit van Oestgeest een kapelanie ter ere van St. Jan Evangelist en St. Silvester in St. Pieterskerk. Zij schonken hieraan 2½ morgen in de Voirvenne aldaar. De collatie zou zijn voor IJsbrand en zijn nageslacht. Tot kapelaan stelden zij IJsbrands zoon Willem van Rietwijk aan (Ke. 322 f. 27). Tevens schonk IJsbrand aan deze kapelanie een rente van 12 gouden Franse kronen op 11 morgen land te Oegstgeest (Ke. 322 f. 28).

varia:

kocht 1403-04 een kerkstoel in St. Pieterskerk te Leiden (Ke. 323 (6) f. 15). 5 feb. 1415 poorter met 40 £, borg stond Gerrit die Bruun Dirksz. (Secr. 20 f. 53).

familie:

tr. 1e Aagte Willemsdr. van Rietwijk (GvH. 230 f. 25 en Hoek, 'Wassenaar', 557). tr. 2e Hillegond Willem IJsbrandsz.dr. (Ke. 416 f. 77, De Man, 'Van Berendrecht', 99; zie Willem IJsbrandsz. c.s.).

Kinderen (uit 1e huwelijk):

a. Willem van Rietwijk

functie:

clericus, aangesteld tot kapelaan van de door zijn vader en oom gestichte kapelanie 5 apr. 1416 (Ke. 322 f. 27), als zodanig verm. 1419-20 (Holtkamp, Registers, 42).

(uit 2e huwelijk):

b. Hendrik van Alkemade

verm. 11 mei 1427 (Ke. 416 f. 77).

2. Gerrit van Oestgeest Willemsz.

functies:

kerkmr. van St. Pieter 1414-15; schepen 1409-10.

beroep:

korenkoper (1405-18; Ga. 334 (13) f. 14v., (25) f. 25v.; Secr. 84 f. 78v. en Lhorst. 20 f. 22v.), bierkoper (1418-19; Ga. 334 (27) f. 25v.).

woonhuis:

in St. Pietersparochie (vgl. functie).

huisbezit:

27 sep. 1416 een huis en erf te Leiden (RA. 50 f. 154).

rentebezit:

* 1405 6½ nobel lijfrente samen met zijn vrouw, t.l.v. de stad Leiden; losbaar met 50 nobel (Secr. 80 f. 68v.; 513 f. 18v.).

* 1 Eng. nobel met houde op een huis en erf te Leiden, verm. 1417-18 (RA. 50 f. 182).

borgstelling:

* 13 feb. 1406 Haasken van der Duyn (zie hiervoor, IIa, 5, Secr. 20 f. 23v.).

* 29 okt. 1407 Dirk Hendriksz. van Alkemade en Coen van Oosterwijc (Secr. 20 f. 27v.).

* 16 mei 1409 Jan Willem Pietersz. op die Mersch (Secr. 20 f. 33v.).

* 21 okt. 1413 Gijsbrecht Valc (Secr. 20 f. 45v.).

* beloofde 29 okt. 1410 vrijwaring t.b.v. Jan Taey (Ke. 841).

varia:

werd 17 nov. 1402 Leids poorter met Floris Paedse als borg (Secr. 20 f. 12v.). Pachter van de Leidse gruit 1402 en 1403, van de hop 1418 (GvH. 1479 f. 12, 1480 f. 12 en 1492 f. 9v.); pachter van de Leidse vleesaccijns 12 sep. 1413-14 (Rek. Lei., I 219).

familie:

tr. Kerstijn, ovl. na of in 1412-13 (Secr. 513 f. 18v., zie rentebezit).

3. Margriet

tr. Huge van Zwieten (meded. J.C. Kort; zie Pieter Gobburgenz. c.s., Vb.).

Uit de tak van het geslacht Van Alkemade, die stamde uit Floris van Alkemade en Catharina Claas Magnusdr., kwamen de priester heer Floris van Alkemade, Dirk van Alkemade c.s. en de ridder heer Floris van Alkemade c.s. voort (bron, voor zover niet verm., aantekeningen van J.C. Kort); zij zijn hierna in die volgorde vermeld.

HEER FLORIS VAN ALKEMADE

(wrsch. zoon van Floris van Alkemade en Catharina Claas Magnusdr.)

ovl. na 22 mrt. 1372 (Ke. 415 f. 36v.)

functies:

mr. in art., vanaf 29 nov. 1362 regent van de Anglicaanse natie aan de universiteit van Parijs (Denifle, Auctarium, I 276, 3-5, Brom, Bullarium, II 126); procurator ald. 10 mrt. 1363-7 apr. 1363 (Denifle, Auctarium 281, 25-31, 282, 25-31); kapelaan te Warmond, verm. 29 nov. 1362 (Brom, Bullarium, II 126); pastoor van St. Pieterskerk, weigerde 16 sep. 1370 met medecureit Philips Jansz. zijn pastoorschap aan de Duitse Orde over te geven (DuO. 608); 14 mrt. 1371 volgde arbitraire uitspraak in deze kwestie; hij zou zijn ambt uit naam van de Duitse Orde uitoefenen (DuO. 609); 20 juni 1371 nog in functie (DuO. 2012).

opleiding:

studeerde te Parijs, 1358 studie voltooid en baccal., 1358 ook licent.; mr. in art. verm. 18 en 27 nov. 1362 (Denifle, Auctarium, I 227, 35-7, 229, 4-5, 230, 1-2, 277, 34 en 36; Denifle, Chartularium, III 82 en 92).

rentebezit:

* 15 s.g.g. op een huis en erf aan de Breestraat, hem aanbestorven van wijlen zijn zuster Machteld en na uitkoop van zijn broers en zusters; 1 feb. 1367 verkocht (Ke. 415 f. 11).

* renten afkomstig van zijn zuster Machteld, echtgenote van Pieter van Haerlem (vermoedelijk alle met het recht van de houde, zie bepaling hierna):

* 5 s. 6 p.g.g. op een hoekhuis en erf bij het Steenschuur (op Stienbregghe).

* 2 s. 6 p.g.g. op een huis en erf aan de Breestraat; beide renten 22 mrt. 1372 overgedragen t.b.v. memorie van heer Jan Gode, Floris zelf en zijn zr. Machteld (Ke. 415 f. 36v.).

* 5 s.g.g. op een huis en erf aan de Breestraat.

* 5 s.g.g. op een huis en erf aan de Zegherssteeg. (bestond die dan al vóór 1389?, P.J.M. de B)

* 12 p.g.g. op een huis en erf aan de Vollersgracht; met hoger genoemde 2 renten 14 mrt. 1373 overgedragen t.b.v. genoemde memoriediensten. In een transfix bij deze akte staat vermeld dat van de hofsteden die Pieter en Dirk van Haerlem en Machtelds erfgenamen gemeen bezaten en waaraan 'houde' verbonden was, deze aan Pieter zou behoren, die echter geen 'gift' mocht geven buiten medeweten van zijn zoon Dirk en Machtelds erfgenamen (Ke. 415 f. 36v.).

varia:

29 nov. 1362 verzocht de dekaan van Utrecht de paus om voor Floris een beneficie te reserveren behorende tot het kapittel van St. Marie te Utrecht (Brom, Bullarium, II 126).

I. DIRK VAN ALKEMADE

tr. 2e Fie Hugendr.

Uit dit huwelijk:

1. Dirk van Alkemade Dirksz., volgt II.

2. Fie

tr. Frank IJsac (zie ald. en vgl. Kam, 'Memorieboek', 174-175 en Ga. 440 f. 26; de afstamming valt af te leiden uit het feit dat Alijd van Alkemade Dirksdr. haar nicht was, zie ald.).

II. DIRK VAN ALKEMADE DIRKSZ.

ovl. voor 6 mei 1419 (RAZH, Familiearchief Cousebant 1006 f. 22). Hij of zijn zoon Dirk werd 14 juni 1402 Leids poorter met 60 £, borg stond Hendrik van der Does (Secr. 20 f. 10v.); de Dirk van Alkemade die 29 okt. 1407 poorter werd, eveneens met 60 £, met Gerrit van Oestgeest Willemsz. als borg, kan hem of zijn zoon betreffen, of gaat het dan om Dirk van Alkemade Hendriksz.? (Secr. 20 f. 27v., zie hiervoor, IIIa.). Tr. Luutgard Simon Nagelsdr. (Kam, 'Memorieboek', 162); zij verkocht met haar dr. Alijd Jan van Tetrode, Hendrik van der Does, Jacob Frankenz. en Coen Frankenz. 6 mei 1419 3½ morgen 77 gaard 9 voet te Zoeterwoude, gemengde voor gelegen met land van Katrijn Aarnd Jacobs weduwe (RAZH, Familiearchief Cousebant 1006 f. 22). Uit dit huwelijk o.m.:

1. Dirk van Alkemade Dirksz.

(Kam, 'Memorieboek', 162).

2. Willem van Alkemade Dirksz.

stedelijk schut na 8 mei 1407 (Secr. 84 f. 242v.).

3. Alijd van Alkemade Dirksdr.

Begijn (W. 428 f. 243v.-244). Een rente van 40 s.pay. op een huis en erf aan de Oostgracht of Middelste gracht werd door Frank IJsac

Hendrik van der Does, Jan van Tetrode en Jacob Frankenz. 25 mrt. 1408 aan Dirk van Alkemade overgedragen t.b.v. haar. Zelf droeg zij de rente 19 sep. 1408 over aan de H. Geest (W. 428 f. 104v.). Ook een rente van 1 £ pay. op een huis en erf aan de Uiterste gracht werd door Frank IJsac aan Dirk t.b.v. zijn dochter Alijd overgedragen (24 mrt. 1408) om na haar dood aan het St. Catharinagasthuis te komen (Ga. 456 p. 49), evenals een rente van 40 s.pay. op een huis en erf aan de Oude Rijn (8 sep. 1458, Agn.bhf. 48); waarschijnlijk i.v.m. deze overdrachten droeg Dirk van Alkemade met Jan van Tetrode, Jacob Frankenz. en Hendrik van der Does aan Frank IJsac een rente van 1 £ g.g. op een huis en erf aan de Oude Rijn over, die tevoren reeds in Franks handen geweest was (Ga. 455 f. 80). Verm. als nicht van Sophie, echtgenote van Frank IJsac (Kam, 'Memorieboek', 175, vgl. IJsac en Gode).

4. Fie

tr. Jan van Tetrode (NH Kerkvdij 2032 f. 28), vgl. voor hem ook hoger, onder 3. Zij was 10 nov. 1428 weduwe toen zij met IJsbrand van der Laen en diens zusters Agniese, Lijsbeth en IJde een huis en erf aan de Breestraat verkocht, dat zij erfden van Antonis Coen Frankenz.z. (Secr. 730).

HEER FLORIS VAN ALKEMADE

(zoon van IJsbrand van Alkemade Florisz. en N.N. van Poelgeest)

ovl. 1421 (Gouthoeven, Chronycke, 153; P.J.M. de Baar, "Heer Floris van Alcmade, Ridder, de waterbouwkundige", 25 Jaar Rijnlandse Molenstichting (Leiden 1982) 22-31).

functies:

panetier en grfl. knaap verm. 18 jan. 1390 (GvH. 226 f. 309v.); baljuw van Medemblik verm. 28 dec. 1392 (GvH. 228 f. 57), opnieuw beveling 13 mei 1393; 1 nov. 1394 een ander in zijn plaats, sindsdien kastelein van Heemskerk, nieuwe bevelingen 5 jan. 1395 en 10 nov. 1395 (GvH. 892 f. 10v., 24, 25v. en 34v. d.i. Scheffer, Beveelboeken, I 6, 16, 17 en 25); baljuw en rentmr. van Amstelland, Waterland en de Zeevang 1398-1400 (beveling d.d. 4 dec. 1398, GvH. 892 f. 66 d.i. Scheffer, Beveelboeken, I 48; GvH. 1255 f. 3, 1254 f. 91v.); duinmeier van de wildernis van Gooiland m.i.v. 16 juni 1403 (GvH. 892 f. 128 d.i. Scheffer, Beveelboeken, I 72); kapitein van Staveren sinds 24 mrt. 1404, nieuwe beveling 14 juli 1409, bericht van ontslag 9 apr. 1410 (GvH. 892 f. 138, 893 f. 13v. d.i. Scheffer, Beveelboeken, I 78 en II 8; 1264 f. 87).

landbezit:

* o.m. huis, hofstad, boomgaard, bos en land, langs Rodenburger wetering onder Zoeterwoude (d.i. Heer Wouterserf of Cronesteyn), uit eigen opgedragen aan de graaf 25 aug. 1412 (GvH. 230 f. 91). Reeds 5 mei 1404 verkreeg hij het voorrecht van de graaf dat de bewoners van dit goed Leids poorter bleven (Van Mieris, Groot Charterboek, III 789).

* land op de Cleypetten in St. Pietershoeve, verm. 9 apr. 1405 (Ga. 1182 f. 47v.) en wrsch. identiek met zijn 1407-08 vermelde 3 erven tussen Hoeflaan en Vliet in St. Pietershoeve, waarop een rente t.b.v. St. Pieterskerk; deze waren deels uitgegeven (Ke. 323 (7) f. 11 en volgende rek.).

* 11 juni 1410 de woning te Alkemade (Oud-Alkemade) met 20 morgen land, alsmede de Hoge Camp ald., Puttens leen (Kort, 'Rept. Putten', 126).

rentebezit:

* een lijfrente t.l.v. de stad van 1 nobel 1 groot t.g.v. Floris en zijn zoon IJsbrand, verm. 1412-13 (Secr. 513 f. 19).

schenking:

* 1407-08 aan St. Pieterskerk: 5 £ 6 s. 8 p.pay. t.b.v. de kerkbouw (Ke. 323 (7) f. 13).

varia:

3 apr. 1385 poorter met 32 £, borg Baarnd Jansz. van Leyden (Secr. 19 f. 67). Pachtte 24 mrt. 1397 de grafelijke visserij tussen Leiden en Haarlem en in de Rijn bij Alphen m.i.v. het einde van de pachttermijn van Frank Poesz.; nooit verwezenlijkt (GvH. 199 f. 25v.).

familie:

tr. Elisabeth, dr. van Willem van Cronenburch en Elisabeth van Heemskerk (Dek, Holland, 45). Zij ontving 14 nov. 1392 van de graaf bij haar huwelijk 200 Dordtse gld. p.j. uit de rentmeesterschappen van Kennemerland en Friesland (GvH. 228 f. 50v.). Zij tr. 1e Daniel van Tolloysen, ovl. kort voor mrt. 1388 (Dek, Holland, 45).

Kinderen:

1. Floris van Alkemade

(meded. J.C. Kort)

2. Willem van Cronenburch

verm. 25 aug. 1412 (GvH. 230 f. 91).

3. Jacob van Alkemade

(Ibidem)

4. IJsbrand

(Ibidem)

functie:

schout van Medemblik, Does, Ameldorp en Oostwoud sinds 19 dec. 1413 (GvH. 893 f. 43, d.i. Scheffer, Beveelboeken, II 29).

rentebezit:

bezat met zijn vader 1412-13 een lijfrente op de stad (zie boven).

Een kind van Floris werd eind mei 1396 door Margaretha van Kleef ten doop gehouden op het huis Heemskerk (GvH. 1251 f. 48).

Previous PageHome PageNext Page

Auteur Fred van Kan
Publicatie Het Leidse Patriciaat
Home www.oudleiden.nl

Pat_1210-06

COPPE VAN ALFEN

 

Previous PageHome PageNext Page


COPPE VAN ALFEN

functie:

schepen 1295-96, 1311-12.

woonhuis:

missch. aan de Breestraat; belender aan een ongenoemde straat aan Gerrit Gorisz. van der Bregghes huis en erf, deze woonde aan de Breestraat, zie ald.; op dit huis vestigde hij 11 mrt. 1312 20 s. rente t.g.v. Huge van der Bregghe (Ga. 455 f. 7).

familie:

zoon:

1. Dirk Coppenz. van Alfen

was 1343 achterstallig in de betaling van de hofstedehuur te Leiden aan de graaf (sedert 1334; Hamaker, Rek. Holl., II 38). Zijn zoon was missch.:

a. Cop van Alfen

verm. 1372-74 (RA. 2 f. 12 en 25, Secr. 19 f. 33).

Previous PageHome PageNext Page

Auteur Fred van Kan
Publicatie Het Leidse Patriciaat
Home www.oudleiden.nl

Pat_1210-05

GERRIT ALEWIJNSZ. C.S. (VAN RIJSOIRDE)

 

Previous PageHome PageNext Page


GERRIT ALEWIJNSZ. C.S. (VAN RIJSOIRDE)

I. ALEWIJN

Is wellicht identiek met Erlewijn scomaker, van wie een kamp land afkomstig was die 14 dec. 1327 voor een derde toebehoorde aan Gerrit Alewijnsz. en voor een derde aan Dirk IJdenz. (zie bij de laatste en Ga. 455 f. 36v.). Erlewijn huurde in 1322 nog land van Aagte Heinendr. van Velsen (W. 428 f. 1v.).

tr. Volkwi, verm. als weduwe 3 okt. 1323 (Ke. 322 f. 1v.).

zoon:

II. GERRIT ALEWIJNSZ.

ovl. tussen 23 juli 1354 en 12 feb. 1355 (Van Riemsdijk, Tresorie, 74 en W. 428 f. 21).

functies:

rentmeester van Zeeland 1316-18, grfl. registerklerk ca. 1320-54 (met onderbreking tijdens Willem de Verbeider en Margaretha), grfl. raad tot ca. 1345, zie hfdst. 6).

woonhuis:

wrsch. het Klokhuis aan de Breestraat; huurde dit van de graaf, verm. 1315 en 1317, betaalde toen 2 £ 10 s. pacht (Hamaker, Rek. Holl., I 17, 23), ontving dit huis 22 sep. 1321 in onversterfelijke erfpacht, dan is van 30 s. sprake (GvH. 243 f. 19v., vlg. ook GvH. 709 f. 13v., foutieve datering aldaar: 28 apr. 1321). Het pachtbedrag kreeg hij 29 aug. 1323 in leen (GvH. 243 f. 37v.; later als leen beschouwd, vgl. o.m. GvH. 708 f. 6).

huisbezit:

huis en hofstad gelegen tussen het huis van de heren van de Duitse Orde en de Begijnenhofstede, het kerkhof en de grafelijke hoeve, dit droeg hij 20 nov. 1344 op aan de graaf, ontving het in leen met voorrecht van vererving op zijn dochter Aagte (m.u.v. het huis en de hofstad die Trude Dirk veren Bavenz.'s weduwe, waarop hij 2 groten toernoois bezat (GvH. 709 f. 13v.; 218 f. 17v., Muller, 'Het Oude Register', 277-278, Van Mieris, Groot Charterboek, II 687, Van Oerle, Leiden, I 73-74). Sloot 24 juni 1340 een overeenkomst met de Duitse Orde betr. de verplaatsing van de kerkhofmuur op zijn erf (DuO. 2040).

heerlijkheden:

* voor 1 mei 1332 1/16 van het ambacht Zwijndrecht, geheten Rijsoord, aangenomen van de graaf ter bedijking (GvH. 304 f. 123); 14 jan. 1331 beval de graaf hem het land van Zwijndrecht voor 2 feb. 1331 ter bedijking uit te geven (Hrlh. Barendrecht 226), verkreeg voor dit ambacht verschillende voorrechten (zie Heniger, 'Gerard Alewijnsz.', 46-50). Rijsoord, dan reeds bedijkt, ontving hij 9 maart 1334 in leen (GvH. 303 f. 102v.); 29 dec. 1351 belening van zijn zoon hiermee (zie ald.). Te Zwijndrecht ontving hij de visserij in de Waal in leen van Willem III; een leenbrief verkreeg hij pas 20 okt. 1337 (GvH. 218 f. 37; 709 f. 13).

* Albrandswaard, hoog en laag gerecht, opgedragen uit eigen aan de graaf 20 nov. 1344 (GvH. 218 f. 17v. Muller, 'Het Oude Register', 277-278; Van Mieris, Groot Charterboek, II 687). Gaf 11 juni 1345 het schoutambt in leen uit aan zijn neef Willem veren Katerinenz. en diens zoon Jan, zij droegen daarbij ¼ van Albrandswaard aan hem op en ontvingen het in leen (Hoek, 'Rept. Albrandswaard', 222). Gerrit had de heerlijkheid eertijds met hun steun aangekocht (Heniger, 'Gerard Alewijnsz.', 50).

landbezit:

* bezeten samen met moeder en echtgenote en door hen overgedragen aan hun 3 okt. 1323 gestichte kapelanie (Ke. 322 f 1v.):

* ¼ weer land (2½ morgen), strekkend van de Rijn tot de Vroonmade, te Zoeterwoude;

* 5 morgen land (de IJdel) aan de Vliet te Zoeterwoude;

* 1 morgen land bij Boschuysen, in heer Gillismorgen of Jannekijnsland, onder Zoeterwoude;

* 7½ morgen 20 roeden land bij de Zwiet onder Zoeter- en Hazerswoude (m.u.v. het aandeel van Andries Rottier).

* 1 morgen 13 roeden geestland te Oegstgeest, en

* 3½ morgen te Haagambacht (Aelbrechtscamp), geschonken aan zijn beide kapelanieën (19 mrt. 1349, Ke. 322 f. 2v.).

* 10 gemeten land in de polder Hugekijnsland, grfl. leen, geruild 21 jan. 1320 voor:

* 16 gemeten leenland aldaar, waaraan hij zijn vrouw tochtte (GvH. 304 f. 32v.). Kreeg 13 jan. 1323 permissie om dit te verkopen in ruil voor opdracht van leenland (GvH. 304 f. 69v.). Ruilde het leen tenslotte * 20 apr. 1327 voor 24 gemeten land te Malland onder Poortvliet;

* 11 okt. 1327 4 morgen land te Leiderdorp, 14 dec. 1334 ten eigen ontvangen van de graaf (GvH. 242 f. 56 en 86).

* 21 dec. 1329 kocht hij bovendien de hofstede aldaar waar de pastoor woonde (GvH. 304 f. 97v. en 113).

* 8 aug. 1322 verpachting door de graaf aan hem van de Krijthoeve, de hoeve achter de boomgaard en de hoeve achter de begijnen te Leiden, samen ca. 4 morgen land, voor 4 £ p.j., met voorwaarden t.a.v. het gebruik door de graaf (GvH. 243 f. 30v., Heniger, 'De Krijthoeve', 89). Dit pachtbedrag kreeg hij 29 aug. 1323 in leen (ibidem f. 37v.). Na opdracht door hem beleend met deze hoeven door de graaf (GvH. 218 f. 17v., Muller, 'Het Oude Register', 277, Van Mieris, Groot Charterboek, II, 687). Kreeg 19 dec. 1352 hernieuwde toestemming de hoeven te poortrecht te verpachten (GvH. 244 f. 23). Missch. hangt een twist tussen hem en Claas van der Horst hiermee samen (28 jan. 1353, GvH. 244 f. 29).

* 29 aug. 1323 13 morgen land te Hazerswoude, van de graaf in leen ontvangen (vgl. rentebezit).

* 28 mrt. 1324 2 morgen land op de Mersch onder Oegstgeest en

* 4 morgen broekland tussen Zijl en Hoogmade, gekocht van de graaf (GvH. 243 f. 44).

* 28 dec. 1329 5 morgen land te Warmonderbroek (de Laghe Ake) onder Alkemade, gekocht van de graaf (GvH. 243 f. 77, 244 f. 63).

* 23 tot 24 morgen land te Rijsoord langs de Waal, aan de graaf opgedragen en in leen terugontvangen, gevoegd bij zijn ambacht, 12 apr. 1341 (GvH. 218 f. 44, 709 f. 12v.).

* het Grote Weer te Oudshoorn, 12 feb. 1355 in handen van zijn erfgenamen (W. 428 f. 21).

* land onder Rijswijk, door Gerrit aan zijn dochter Machteld gegeven bij haar huwelijk met Jan van Zijl en 2 mrt. 1339 door de laatste verkocht (Kam, 'Van Zijl', 190).

* 5½ morgen land te Zoeterwoude, verhuurd; Gerrit huurde dit van de graaf (verm. 1343-44, Hamaker, Rek. Holl., II 19 en 124).

* 1326-30 komt hij te Zoeterwoude nabij de Leidse vaart voor met 12 morgen 4½ hond 23 gaard 4 voet land; in de ontginning Boschuysen met 8 morgen 10 gaard en 1 morgen 2 gaard land, alsmede samen met de burggraaf met 4½ morgen 9 gaard land; verder ten zuiden van de stad, noordelijk van Rodenburger wetering met 4½ morgen 6 gaard en 9 voet land. In hoeverre deze vermeldingen betrekking hebben op hoger genoemde bezittingen is onduidelijk (Ke. 493 f. 87-88).

rentebezit:

* 16 aug. 1323 8 £ 18 s. op 11 huizen en erven te 's-Gravenhage, samen met Jan Aarndsz. bezeten na panding huizen en erven van Dirk veren Bavenz. i.v.m. een schuld. Hendrik veren Bavenz. ontving hiervan 20 s. (G.A. 's-Gravenhage, Arch. H. Geest 2 f. 172-174, d.i. RAZH, Fam.arch. De Riemer 28 p. 2-4).

* 29 aug. 1323 15 £ uit het rentmeesterschap van Noord-Holland, ontving hiervoor 30 s. rente in leen op het Klokhuis, 4 £ op de hoeven te Leiden en daarbuiten alsmede 13 morgen land te Hazerswoude (GvH. 243 f. 37v., 709 f. 14). Zijn zoon Gerrit Wissen tochtte hij 13 okt. 1323 aan 5 £ van deze 15 £ (GvH. 243 f. 38 II).

* 20 s. op een huis en erf te Leiden, samen met zijn moeder en vrouw bezeten en door hen 3 okt. 1323 aan hun kapelanie geschonken (Ke. 322 f. 1v.).

* 5 s. op Jan Grietenz.'s huis en erf in de Breestraat.

* 6 s. met houde op een hofstad in de steeg bij Pieter van Haerlem, die uitkwam in de Breestraat. Beide laatste renten 19 mrt. 1349 aan zijn kapelanieën geschonken (Ke. 322 f. 2v.).

stichtingen:

* 3 okt. 1323 kapelanie op St. Catharina-altaar in de St. Pieterskerk, samen met zijn moeder en zijn vrouw gesticht; zij stelden hun verwant Wisse Jacobsz. aan tot kapelaan (Ke. 322 f. 1v.).

* 19 mrt. 1349 deze vicarie gesplitst in 2 kapelanieën, na de dood van de kapelaan Wichman Infreytsz.; vermeerderde toen de goederen (zie landbezit). Tot nieuwe bedienaars benoemde hij heer Hendrik den Dach en heer Willem Claas Nannenz.z. (Ke. 322 f. 2v.).

varia:

1355 pachter van de visserij in de 'Overen Rijn' bij Alphen (GvH. 1443 f. 18v.). Zegel: een dwarsbalk waarboven 3 naast elkaar geplaatste adelaars; onder de Leidse sleutels (DuO. 2040, 28 sep. 1325). 9 nov. 1316 aangesteld tot executeur-test. van zijn zwager heer Pieter van Leyden (Ke. 322 f. e), trad 13 dec. 1333 als zodanig op (NH. Kerkvoogdij 2031 f. 7). 24 juni 1331 door heer Jan Rutgersz. van Leyden benoemd tot collator na Jans dood van diens St. Janskapelanie in St. Pieterskerk (Ke. 322 f. 6). 1 mei 1332 samen met zijn zoon Alewijn geadeld naar Zeeuws recht; 15 jan. 1351 bevestiging van deze adeldom (GvH. 303 f. 99, 305 f. 9v.).

Juli 1332 opdracht door Pieter van Leyden Jansz. van al zijn goederen aan hem en Gerrit Heinenz. Rottier om ze naar goeddunken te beheren; missch. trad hij op als Pieters voogd (GvH. 243 f. 93). Ontving 13 sep. 1345 voorrecht dat zijn goederen op zijn dochters of die van zijn zoon Alewijn mochten vererven bij gebrek aan mnl. erfgenamen (GvH. 218 f. 36). 22 okt. 1351 beleend door de graaf met leeftocht (drank, wild, enz.; GvH. 244 f 6.). 6 okt. 1352 riep de graaf zijn baljuwen, schouten en schepenen op om toe te zien dat de aan Gerrit verschuldigde renten op tijd werden betaald (GvH. 244 f. 18).

familie:

noemde Willem ver Katrinenz. 11 juni 1345 neef (zie onder heerlijkheden). Tr. Machteld, ovl. voor 19 mrt. 1349, dr. van Aarnd van Leyden (zie ald.).

Kinderen:

1. Alewijn Gerritsz., volgt III.

2. Gerrit Wissen

13 okt. 1323 door zijn vader gelijftocht aan 5 £ uit de 15 £ rente die deze in leen hield van de graaf (GvH. 243 f. 38 II).

3. Aagte

verm. 20 nov. 1344, zou bij gebrek aan mnl. erfgenamen huis, hofstede en hoeve te Leiden in leen ontvangen, zoals haar vader (GvH. 218 f. 17v., d.i. Muller, 'Het Oude Register', 278, d.i. Van Mieris, Groot Charterboek, 687).

4. Volkwi

verm. 20 nov. 1344, zou bij gebrek aan mnl. erfgenamen de heerlijkheid Albrandswaard in leen ontvangen, zoals haar vader (ibidem).

5. Machteld

tr. voor 2 mrt. 1339 Jan van Zijl, ovl. tussen 1361 en 1364 (Heniger, 'Gerrit Alewijnsz.', 32). Bij hun huwelijk ontving zij van haar vader land onder Rijswijk (Kam, 'Van Zijl', 190). Hij tochtte haar 9 juni 1359 aan de ½ van 8 morgen land, een boomgaard en een huis onder Haagambacht (de Broekwoning; GvH. 226 f. 23v.).

6. Dochter (identiek met Aagte?)

tr. voor 19 mrt. 1349 Hendrik IJsbrandsz. van Alkemade (Ke. 322 f. 4, zie Van Alkemade).

III. HEER ALEWIJN GERRITSZ. VAN RIJSOIRDE

ovl. tussen 29 juni 1388 en 9 mei 1390 (Gr.v.Blois 114 f. 20v., Nass. Dom. 44 (6461) f. 337v.)

functies:

1352-54 verm. als panetier van de grafelijke herberg (Van Riemsdijk, Tresorie, 399), bekleedde een schroodambt te Dordrecht (het eerst vrijkomende werd 27 okt. 1324 aan hem toegezegd; als zodanig verm. 25 sep. 1337 (GvH. 243 f. 48, 218 f. 37v.).

huisbezit:

het Klokhuis te Leiden (geen belening aangetroffen, vgl. bij zijn vader en zoon Jacob). Hierop bezat Simon Frederik 10 s.g.g. rente, die hij op 12 p. na, 25 juli 1386 overdroeg aan het St. Catharinagasthuis (Ga. 455 f. 12). Voor Alewijns huis aan het Pieterskerkhof vgl. zijn landbezit (de grfl. hoeven te Leiden).

heerlijkheden:

* 29 dec. 1351 het ambacht Rijsoord c.a. (GvH. 707 f. 2).

* Albrandswaard, hoog- en laaggerecht (vgl. bij zijn zoon, een belening van hem niet in de grfl. registers gevonden).

landbezit:

* 9 morgen land aan Meerburger wetering, beleend door de graaf 29 dec. 1351, zoals hij het van Willem van Duvenvoorde hield; later in leen gehouden van de heer van de Lek (GvH. 707 f. 2; Nass. Dom. 44 (6461) f. 337v.).

* 29 dec. 1351 30 morgen land te Rijswijkerbroek,

* 17 morgen land te Koudekerk en

* 4 morgen land aan de Zijl te Warmonderbroek, grfl. lenen, afkomstig van zijn moeder (GvH. 707 f. 2).

* wrsch. ca. 1354 in zijn handen: 24 morgen land te Rijsoord,

* 24 morgen land te Poortvliet,

* 13 morgen land te Hazerswoude en

* 5½ morgen land te Zoeterwoude, grfl. lenen (belening niet aangetroffen, vgl. het landbezit van zijn vader en zoon).

* de grfl. hoeven binnen en buiten Leiden (geen belening aangetroffen, als boven; zie ook de rentmeestersrek. van Noord-Holl.).

* een zate land te Alphen, leen van Blois, verm. 14 nov. 1362 (Kort, 'Leenk. Blois', 34).

rentebezit:

* 4 £ op de hoeven binnen en buiten Leiden,

* 30 s. op het Leidse Klokhuis en

* 1 £ 6 s. op het rentmeesterschap van Noord-Holland, grfl. lenen (vgl. het rentebezit van zijn vader en zoon, geen belening aangetroffen).

varia:

kreeg 3 jan. 1352 toestemming van de graaf om poorter van Dordrecht te zijn en (naar believen) buiten die stad te wonen (GvH. 291 f. 7). Hield van de graaf leeftocht in leen (vgl. de beleningen van zijn vader en zoon) en van de graaf van Blois - reeds voor 14 nov. 1362 - een tiende te Bloemendaal bij Gouda en 60 hoenders op zes erfzaten te Gouda in leen (Kort, 'Leenk. Blois', 34 en 137; vgl. ook Gr.v.Blois 91 f. 16 en volgende rek.). Verm. als ridder sinds 14 nov. 1362 (Kort, 'Leenk. Blois', 34).

Pachtte 1385 van de graaf van Blois een tiende bij de Leidse stadspoort (Gr.v.Blois 112 f. 14).

familie:

tr. Beatrix van de Merwede, begr. St. Pieterskerk te Leiden (DuO. 2033 f. 7); tochtte haar 20 mei 1355 aan de mindere helft van 30 morgen land te Rijswijkerbroek, 4 morgen land aan de Zijl, 18 morgen land te Koudekerk en 9 morgen land aan Meerburger wetering (GvH. 244 f. 68v.); gaf haar verder 14 nov. 1362 lijftocht aan de mindere helft van een zate land te Alphen, die van 60 hoenders op zes erfzaten te Gouda alsmede van de tiende te Bloemendaal (opnieuw als weduwe 15 mrt. 1399 getocht; Kort, 'Leenk. Blois', 34 en 137). Beatrix was een dr. van heer Floris van de Merwede en Volkwi Jan heren Gillisz. (De Man, 'Van Rijsoorde', 88).

kinderen:

1. Jacob van Rijsoirde, volgt IVa.

2. Floris van Rijsoirde, volgt IVb.

3. Volkwijf

tr. 1e Hubrecht van de Werve, bezitter van De Werve onder Voorburg, ovl. 1394-95 (Ga. 455 f. 46 en Secr. 84 f. 44), zoon van Jan van de Werve en Ermgard Gijsekijn Janz.dr. (Zijlstra, 'Van den Werve', 88; zie ook Van de Werve). Tr. 2e Kerstant van den Berghe, ovl. voor 22 feb. 1415, zoon van Jan Vlaminck Wouter Gerritsz.z. en Lijsbet van den Berghe (Hoek, 'Het huis Ten Berghe', 127-131).

4. Maria

non te Koningsveld, verm. 18 jan. 1414 en 27 febr. 1437, bezat een lijftocht aan de heerlijkheid Albrandswaard, die zij behield toen haar broer deze heerlijkheid 18 jan. 1414 overdroeg; deze werd 27 febr. 1437 op ander goed overgebracht (GvH. 230 f. 111v., Hoek, 'Rept. Albrandswaard', 223); ovl. na 7 juli 1433 (Koningsveld 130).

Bastaarden:

5. N.N.

ovl. te Overschie tussen 28 jan. 1404 en 26 jan. 1405, zou bastaard zijn van heer Gerrit Alewijnsz. (GvH. 1480 f. 4v.); dat moet een misvatting in de rekening zijn, Gerrit was nooit ridder en ook het moment van ovl. wijst op een latere generatie.

6. Dochter

verm. 26 mrt. 1415 (GvH. 205 f. 170v., d.i. Van Mieris, Groot Charterboek, IV 326).

IVa. HEER JACOB VAN RIJSOIRDE

ovl. tussen 12 apr. 1429 en 3 mrt. 1430 (DuO. 2034 (7); GvH. 712 f. 117).

functie:

dijkgraaf van Zwijndrecht, verm. 3 apr. 1402 (GvH. 892 f. 113v.).

woonhuis:

verm. als woonachtig te Leiden 1390 en later (o.m. GvH. 708 f. 6). Parochiaan van St. Pieter (vgl. varia); woonde 1429 wrsch. te 's-Gravenhage (vgl. zijn testament).

huisbezit:

het Klokhuis, grfl. leen, beleend met ledige hand 1390 (GvH. 708 f. 6).

heerlijkheden:

* Rijsoord, 1390 beleend met ledige hand door de graaf (GvH. 708 f. 6).

* Albrandswaard, hoog- en laaggerecht, beleend met ledige hand door de graaf 1390, 18 jan. 1414 opgedragen t.b.v. een ander (ibidem; GvH. 230 f. 111v.).

* 22 feb. 1406 Strevelshoek c.a. (d.i. 1/16 van Zwijndrecht), grfl. leen (GvH. 230 f. 20v.).

landbezit:

* 17 morgen land te Koudekerk,

* 30 morgen land te Rijswijkerbroek,

* 24 morgen land te Rijsoord,

* 4 morgen land achter de Zijl te Warmonderbroek, onder Alkemade,

* 24 gemeten land te Poortvliet,

* 30 morgen land te Zoeterwoude (bij zijn grootvader onder Hazerswoude verm.),

* de grfl. hoeven binnen en buiten Leiden (de graaf wees hiervan 6 juni 1400 een erf aan het Leidse begijnhof toe, met schadeloosstelling voor Jacob; GvH. 228 f. 389); met alle zeven genoemde grfl. lenen 1390 beleend met ledige hand (GvH. 708 f. 6).

* 5½ morgen land te Boschuysen onder Zoeterwoude, 1390 door de graaf beleend met ledige hand; 6 juni 1409 ten vrij eigen ontvangen (GvH. 708 f. 6 en 230 f. 55v.).

* 9 mei 1390 9 morgen land aan Meerburger wetering te Zoeterwoude, leen van de Lek (Nass. Dom. 44 (6461) f. 337v.).

* 14 nov. 1391 32 morgen land (de Acht Hoeven), onder Leiderdorp, leen van de Utrechts domproostdij, 1 dec. 1400 en 26 aug. 1416 beleend met ledige hand; droeg het leen 4 aug. 1427 op t.b.v. een ander (Hoek, 'Domproostdij', 21).

* land te Voorschoten, verm. in een belending (Ga. 456 p. 214).

* 2 morgen land op het einde van St. Pietershoeve, verhuurd, 21 dec. 1416 afschatting van de huurachterstand (RA. 50 f. 159v.).

* een zate land te Alphen (Kort, 'Leenk. Blois', 34).

rentebezit:

* 4 £ op de hoeven binnen en buiten Leiden;

* 30 s. op het Leidse Klokhuis;

* 1 £ 6 s. op het rentmeesterschap van Noord-Holland; beleend met deze drie renten door de graaf met ledige hand 1390 (GvH. 708 f. 6).

stichting:

1 sep. 1417 een kapelanie in St. Pieterskerk gewijd aan St. Jan Apostel en Evangelist en St. Appolonia, ter gedachtenis van wijlen zijn broer Floris, gesticht met goederen gekocht van het zoengeld betaald voor de moord op deze. Stelde tot bedienaar zijn neef Jan Jansz. van Alkemade aan, clericus, op voorwaarde dat deze binnen drie jaar priester werd. De stichtingsakte werd bezegeld door Gerrit van Zijl, ridder, Willem van Alkemade en Jan van Leyden, zijn vrienden en magen (Ke. 322 f. 29v.-30v.).

varia:

stond 1392 met zijn broer Floris borg voor Wolbrand Keysersz. bij de verzoening inzake Jan Hellebrekers dood (Blok, Rechtsbronnen, 35 en Rek. Lei., I 15); hield van de graaf na zijn vaders dood leeftocht in leen; beleend met ledige hand 1390 (GvH. 708 f. 6); ook van zijn vader afkomstig waren twee Bloise lenen: een tiende te Bloemendaal bij Gouda en 60 hoenders op zes erfzaten te Gouda (Kort, 'Leenk. Blois', 34 en 137; vgl. ook Gr. v. Blois 115 en volgende rek. en inv. nr. 211). Werd 5 mei 1400 opgeroepen tegen de Friezen te strijden met 4 gewapenden (GvH. 371 f. 1v.-2); ridder, verm. 1 dec. 1400 (Hoek, 'Domproostdij', 21).

Ca. 1400 bepaalde het gerecht dat hij tot 1 mei d.a.v. geen kerkgeld hoefde te betalen samen met allen die tot zijn huis behoorden, vanwege het erf dat St. Pieterskerk van hem had (Secr. 84 f. 1). Testeerde 12 april 1429, wilde in St. Pieterskerk te Leiden begraven worden; aan de Haagse pastoor diende voor zijn uitvaart te worden betaald (DuO. 2034 (7) ).

familie:

tr. 1e Margriet, dr. van Godschalk van Brakel, tochtte haar 22 aug. 1393 voor 100 Dordtse gld. aan zijn leengoederen (GvH. 228 f. 93v.);

tr. 2e Marie, dr. van heer Hendrik van Montfoort, tochtte haar 1 dec. 1401 voor 80 en 75 Wilhelmus Dordtse gld. aan zijn leengoederen (GvH. 228 f. 436); ovl. na 18 jan. 1414 (GvH. 230 f. 111v.). Bastaarddochter:

1. Beatrix

behield 18 jan. 1414 bij de overdracht van Albrandswaard door haar vader de 23 gemeten land die zij daar bezat (GvH. 230 f. 111v.).

IVb. FLORIS VAN RIJSOIRDE

vermoord 1395-96.

varia:

1392 betrokken bij de moord op Jan Hellebreker te Leiden; toen i.v.m. deze moord aan Wolbrand Keysersz. werd opgedragen om 200 zielmissen te houden en kloosterwinning te doen, stond Floris borg met zijn broer Jacob (Blok, Rechtsbronnen, 35, Rek. Lei., I 15); 6 aug. 1392 vond een verzoening plaats tussen Floris en Wolbrand Keysersz. enerzijds en Claas Jansz. Vos anderzijds (RA. 2 f. 134). Floris werd 24 dec. 1394 opgeroepen om naar 's-Gravenhage te komen omdat hij in de grfl. duinen had gejaagd (GvH. 1250 f. 56). Wegens de moord op hem verbleven 15 mei 1396 aan de graaf voor genoegdoening inzake zijn dood: heer Philips van Wassenaer, heer Daniel van de Merwede, heer van Stein, heer Dirk van Wassenaer, Floris' broer Jacob van Rijsoirde, Jan van Zijl, Jan van Rosendael, Jan van Leyden en Dirk Hoogstraat en op 4 juni 1396 bovendien de broers Willem, Jan en Dirk van Alkemade, Dirk van de Werve, IJsbrand van Leyden, de broers Jacob en Jan van der Duyn, Andries Philipsz., Jacob Willemsz. en zijn broer Gijsbrecht, Andries Jacobsz., Jan Trudenz., zijn broer, Pieter Linnaartsz. - ook voor zijn broer Herman -, Huge Claasz. van der Burch, Poes Jan Pietersz.z., Jan Heinenz., Willem Wissenz., Jan Jacobsz., Gerrit Hoogstraat en Jan van Leeuwen, broers, alsmede Huge Doedijnsz. (GvH. 199 f. 14v.). 3 jan. 1397 kwam een verzoening tot stand; de schuldigen Willem Heinenz. en Willem Hermansz. zouden resp. 400 en 200 Dordtse gld. aan Floris' magen uitkeren en verder 500 zielmissen laten lezen, kloosterwinning doen en een voetval in de Haagse kerk maken met 200 man. Hertog Albrecht zou een kapelanie stichten waarvan Jacob van Rijsoirde collator werd. Bij de verzoening waren als magen van vaderszijde van Floris betrokken: de broers Willem, Jan en Dirk van Alkemade, Jan van Zijl, Jacob en Jan van der Duyn, Jan van Leyden, Dirk van de Werve en IJsbrand van Leyden, broers, Dirk Hoogstraat, Gerrit Hoogstraat en Jan van Leeuwen, diens broer; Pieter Dirk Alewijnsz.z., Hendrik Claasz., Andries Philipsz., Jacob Willemsz., diens zoon Gijsbrecht, Huge Claasz. van der Burch, Poes Jan Pietersz.z., Jan Hendriksz., Andries Jacobsz., Jan Trudenz., zijn broer, Herman Linnaartsz., Pieter Linnaartsz., Huge Doedijnsz., Willem Wissenz. en Jan Jacobsz. Van moederszijde werden als magen vermeld: de burggraaf van Leiden, heer Daniel van de Merwede, heer Dirk van Wassenaer, Jan van Rosendael, zoon van de deken, Gillis en Godschalk, zijn broers, Coenraad Sasse heren Coenraadsz. en Coen, zijn zoon (GvH. 199 f. 26v.). Pas 26 mrt. 1415 kwam een definitieve verzoening tot stand, bewerkstelligd door arbitrage van Jan Hugenz. te Delft en Pieter Buytewech, namens Floris' magen, en Floris van Tol, namens Willem Heinenz.'s magen, alsmede Gerrit van Boschuysen namens Willem Hermansz.'s en Willem Heinenz.'s magen. Als overman trad Willem Eggert, grfl. tresorier op. Zij deden niet alleen uitspraak in de moord op Floris maar ook in de moord daarna op een van de schuldigen, Willem Heinenz. (zie ook ald.). Ter verzoening verbleven aan de graaf: heer Jacob van Rijsoirde c.s. enerzijds en anderzijds Dirk van Oestgeest, Albrecht van den Bosch, Buen Jansz. c.s. en Willem van Boschuysen c.s. Willem Hermansz.'s magen zouden 400 zielmissen houden voor Floris van Rijsoirde en kloosterwinning doen tussen Maas en Zijpe, 1000 Franse kronen betalen en bovendien 360 nieuwe Hollandse schilden t.b.v. de stichting van een kapelanie ter gedachtenis van Floris van Rijsoirde. Tenslotte dienden zij uitreikingen van geld te doen aan Floris' magen, o.w. diens bastaardzoon en -zuster. Daarnaast werd van hen boetedoening in de Leidse St. Pieterskerk verlangd. Voor de betalingen stonden borg: vanwege de magen van moederszijde van Willem Hermansz.: Willem van Boschuysen, IJsbrand van der Laen, Oude Hendrik Hermansz., Simon Frederik Gerrit Emmenz.z.; vanwege diens vader: Willem van Boschuysen, Bertelmeeus Jansz. die Brouwer, Jonge Hendrik Hermansz. en Willem Simonsz. Van volkomen verzoening zou pas sprake zijn als de maag tot achterzusterkind toe van Willem Heinenz. een bedevaart had gemaakt naar St. Jacob (Santiago de Compostella) en eveneens t.b.v. Floris' ziel naar Jeruzalem, behalve wanneer het geslacht Van Rijsoirde verlichting toestond. Tenslotte werd aan 4 magen uit 6 van Willem Hermansz. opgedragen ter bedevaart te gaan naar Soissons (het betrof Boudijn van Zwieten, Dirk van Oestgeest, Albrecht van den Bosch, IJsbrand Strevelant Jansz., Buen Jansz. en Willem Rondiel) (GvH. 205 f. 170-171, d.i. Van Mieris, Groot Charterboek, 325-326).

familie:

zie hiervoor; bastaardzoon:

1. N.N., zie hoger.

Tot het geslacht van Gerrit Alewijnsz. behoorde:

PIETER DIRK ALEWIJNSZ.Z.

functies:

schepen 1394-95, 1414-15, kerkmr. van St. Pieter 1398-99, 99-1400, kerkmr. van O.L.V.kerk 1407-08.

beroep:

wrsch. drapenier; reisde 1395 naar Calais (Secr. 84 f. 1v.).

woonhuis:

een huis en erf aan het Rapenburg, verm. 1417-18 (Ke. 323 (11) f. 43v.); was hij ald. 9 feb. 1386 belender in Gerrit Betkijnssteeg? (Secr. 1423).

huisbezit:

15 juli 1403 een huis en erf aan Jan Vossensteeg (RA. 50 f. 42).

landbezit:

18 morgen land in Achthoven, Leiderdorp, leen van de Utrechtse Domproostdij (22 juli 1401 was dit leen in handen van Dirk Alewijnsz.; Hoek, 'Domproostdij', 14).

schenking:

1409-10 een som gelds aan St. Pieterskerk (Ke. 323 (8) f. 13v.).

varia:

zegel: een keper vergezeld van 3 (eike?)bladeren (Ke. 545, 5 dec. 1414). Beloofde 29 juli 1397 vrijwaring t.b.v. Claas Adenz. (RA. 50 f. 15v.).

familie:

zijn vader was wellicht de Dirk Alewijnsz. die 11 juli 1361 een aankoop deed met Dirk van Zijl t.b.v. Aagte van Leyden en Agniese van Zijl, zusters te Koningsveld (Koningsveld 87). Trad 3 jan. 1397 op als maag van het vaderlijk vierendeel van wijlen Floris van Rijsoirde (zie ald.).

Tr. Claar (Ke. 7 f. 56v.).

Kinderen:

1. Pieter

2. Lijsbeth

zij hadden samen 8½ nobel lijfrente t.l.v. de stad Leiden, verm. 1412-13 (Secr. 513 f. 19).

Previous PageHome PageNext Page

Auteur Fred van Kan
Publicatie Het Leidse Patriciaat
Home www.oudleiden.nl