HVOL viert 117e verjaardag

Op zaterdag 2 november werd de 117e verjaardag van de Historische Vereniging Oud Leiden gevierd. Dat gebeurde traditioneel in de Hooglandse Kerk met de diesrede 145 jaar Museum De Lakenhal – van Leidens Ontzet tot Rembrandt door Lakenhal-conservator Jori Zijlmans. Uiteraard werd ook weer het eerste exemplaar van het Leids Jaarboekje 2019 en de Historische Kalender 2020 uitereikt aan burgemeester Lenferink. Cor de Graaf van Erfgoed Leiden en omstreken overhandigde het net verschenen boekje Het geboortehuis van Rembrandt - Van onderzoek tot reconstructie aan HVOL-voorzitter Rens Heruer. 

(Onder de foto's vindt u de toespraak van HVOL-voorzitter Rens Heruer)

DSC 2911 DSC 2924 DSC 2906
DSC 2936 DSC 2935 DSC 2956
DSC 2966 DSC 2975 DSC 2976
DSC 2983 DSC 2988 Koos Favier DSC 2919
DSC 2988 DSC 2989 DSC 2931

Welkomstoespraak door de voorzitter van de Historische Vereniging Oud Leiden, Rens Heruer:

Vandaag vieren wij de 117e verjaardag van de Historische Vereniging Oud Leiden. Ik heet u allen, leden van HVOL, welkom en feliciteer u van harte met onze verjaardag. Een speciaal woord van welkom aan onze ereleden en leden van verdienste. Een welkom natuurlijk ook en in het bijzonder aan onze burgemeester die er werk van maakt om zelf elk jaar ons verjaardagscadeau aan de stad in ontvangst te komen nemen én natuurlijk een warm welkom aan de spreker van vandaag, mevrouw Jori Zijlmans die al eerder HVOL steunde als bestuurslid. Ik groet ook graag in het bijzonder de bestuurs-, commissie- en werkgroepleden van onze mooie vereniging, want zij zijn het die het vuur brandend houden.

Eerst een blik vooruit.
In 2022 zal het 120 jaar geleden zijn dat onze vereniging werd opgericht. Wij vieren dan dus het 24e lustrum en u bent gewend, dat wij dan wat extra’s doen. Er zal dat jaar opnieuw sprake zijn van een omvangrijke geschiedenismarkt in deze kerk na afloop van de dies, waarbij gelegenheid wordt geboden aan zusterverenigingen uit Leiden en de regio om zich te presenteren. In gewone jaren en dus ook straks treft u presentaties aan van onze eigen commissies en werkgroepen. 

Als onofficiële, min of meer zelfverklaarde moedervereniging van zovele andere verenigingen, clubs en stichtingen die zich sterk maken voor historie en erfgoed van de stad Leiden streeft HVOL het onderhouden en – indien gewenst – aanhalen van de banden met die familieleden na, ook in niet-lustrumjaren. Denkt u bijvoorbeeld aan de vele Vriendenverenigingen (van de Pieters-, de Mare- en de Hooglandse kerk en van de Synagoge, van de musea, denk bijvoorbeeld ook aan het Erfgoedcafé, het Waterambacht, Diogenes en de vrienden van de begraafplaatsen (…daarvan lid worden lijkt een goede investering voor later…): allemaal de moeite waard om de erfgoedcontacten warm te houden. 

Het bestuur spreekt daarom over voorstellen die dat doel verdergaand kunnen dienen. Het is ook met al die andere instellingen in gedachte dat HVOL voortdurend haar best doet om een goed en permanent eigen onderkomen te vinden om daar samen met anderen een mooi centrum van de Leidse historie tot stand te brengen. Dat blijkt toch een forse kluif. Na een breed gesteunde, maar helaas mislukte eerdere poging daartoe hebben we nu goede hoop, dat de gemeente Leiden - die zich afficheert als erfgoedstad bij uitstek en daarmee ook prijzen wint, - dat die gemeente ons zal willen helpen om die grote wens te verwezenlijken. HVOL alleen heeft al ruim 2600 leden: voor elke sportclub van die omvang zal het college spoorslags op zoek gaan naar een passende accommodatie…Wij krijgen en vragen en willen geen subsidie en gaan dus voluit voor de eigen verantwoordelijkheid op dit punt, maar de steun en fantasie van de gemeente en het college in het bijzonder is nodig om de droom te verwezenlijken. Wij blijven daarop drukken, zoals dat heet, maar doen dat zonder demonstratie-met- rood/witte-paraplu op de Lammermarkt, het Leidse Malieveld.

Ik sprak in vooruitblik over de dies 2022. In dat jaar zullen ook de Oud Leidenprijzen worden uitgereikt, voor de tweede keer in nieuwe stijl. Er is een onderzoeksprijs en een publieksprijs voor boeken of presentaties in de ruimste zin, als het maar op enige wijze over de Leidse geschiedenis gaat. Ik meld u dat nu, omdat de twee jury’s een oordeel vellen over de productie in de periode 2017 t/m 2021, en die loopt dus al. Ik hoop dat u al begonnen bent met het bijhouden van een lijstje, opdat u na onze oproep nog goed weet wat u toch zo’n mooi boek vond of welke voorstelling of manifestatie u waardeerde. De oogst van de laatste maanden alleen al is overweldigend. U krijgt nader bericht als de tijd rijp is om uw suggesties te laten weten.

Terug nu naar 2019. Onder mijn voorganger Hans Blom, werd de aanzet gegeven voor de tweede rol die, toen nog, Oud Leiden zou dienen te spelen. Naast de studie van en bemoeienis met de Leidse geschiedenis en het Leidse erfgoed – als het ware met de blik terug – zou de vereniging zich ook en meer moeten bezighouden met wat komen gaat in Leiden. Die tweede rol, met de blik vooruit dus, wordt meestal aangeduid als het optreden als ‘gesprekspartner’ van de gemeente bij aanstaande ontwikkelingen die raken aan het erfgoed of mogelijk erfgoed in de ruimste zin van het woord.
De gesprekken daarover zijn gestructureerd: met name twee zwaar bezette commissies bij HVOL treden op als belangenbehartiger op dit punt en adviseren het bestuur over zich voordoende vragen of onderwerpen. Het bestuur zal die adviezen wegen en al of niet volgen, al of niet gewijzigd.
De standpunten van HVOL die daardoor inhoud krijgen, worden in het overleg met de gemeente besproken, aan de politiek duidelijk gemaakt, onder de aandacht van college en ambtenaren gebracht enz. Uiteraard krijgen sommige kwesties aandacht in de pers en in het debat daarover speelt het standpunt van HVOL vaak een rol. Het ligt in de aard der zaken dat het vaak gaat over wensen die niet of nog niet vervuld zijn, over andere opvattingen ten opzichte van de meest gangbare of ook wel over door individuen of groepen nagestreefde doelen. Het is zeer wel mogelijk, dat HVOL de politiek (lees: het college of de gemeenteraad) kietelt, uitdaagt of irriteert met een eigen, een andere of afwijkende visie en dat kan ook gelden voor ambtenaren die in hun werk van alledag niet echt zitten te wachten op een club die ingewikkeld lijkt te doen en daardoor al te snel als ‘de tegenpartij’ kan worden ervaren.
Die tweede rol van HVOL is destijds ter beoordeling voorgelegd aan de leden van Oud Leiden en na een paar jaar (in deze kerk bij een speciale ledenvergadering) nog eens getoetst. De leden wàren en - naar ik verwacht - zìjn geheel akkoord met die taak én met de wijze waarop die vervuld wordt. Het feit, dat de gemeente in al haar geledingen het gesprek met HVOL voert, inclusief over de lastige dossiers, betekent niet alleen dat die tweede taak van HVOL erkend wordt en serieus genomen wordt, maar ook dat er vertrouwen bestaat tussen de gesprekspartners, omdat argumenten de plaats innemen van ongemotiveerde meningen, omdat gesprekspartners luisteren naar de argumenten en omdat er wederzijdse bereidheid bestaat om het belang van de stad te dienen door de wijsheid of motieven van de ander over te nemen.
In die sfeer kan het ook gebeuren, dat het partnerschap even onder druk staat, omdat echt geen gezámenlijke wijsheid ontstaat en alsdan beraden partners zich op formelere stappen. Maar dat zal altijd uitzondering zijn en moeten zijn. In dat spel van overleg gaat het zeker om knikkers, maar nooit zal het mogen gaan over de eigen knikkerpot of die van een groep belanghebbenden. Wij zijn wel activistisch als het moet, maar wij zijn geen belangenvereniging van mensen: HVOL vertolkt vooral de stem van stemloze elementen: monumenten en erfgoed. In dit spel van overleg heeft HVOL dus wel eens een voor anderen lastige opvatting over wat nuttig en gewenst is, maar HVOL zal altijd uitleggen en moeten uitleggen waarom zo zou moeten worden geoordeeld of beslist.
Aldus is HVOL te begrijpen als de vereniging die duidelijk maakt, dat het behoud van het Stadsbouwhuis niet iets tégenhoudt, maar iets bevordert en bewaart. Vergelijkt u het maar met het behoud van het Rapenburg in het begin van de 20e eeuw, toen de gemeente plannen had om te dempen. En is in veler ogen de sloop van het Van Nellegebouw geen doodzonde geweest? En was het dat ook al ten tijde van het besluit? HVOL heeft hard meegewerkt aan het verkrijgen van de monumentale status van delen van De Kooi, aanvankelijk zeker niet tot ieders genoegen. Zo ook spreken wij over het behoud van bouwelementen in Zuid-West, woningblokken of een kerk. 
Misschien zijn die twee recente voorbeelden illustratief voor die tweede rol van HVOL: het gaat immers om vertaling van het begrip, dat vandaag al morgen geschiedenis is en dat het ook nu al onze taak is om te bewaren en bewaken wat misschien pas later voluit als verstandig en vooruitziend wordt ervaren door iedereen die dàn adem heeft.

Kort maar krachtig nog het volgende. Wie ons vraagt of wij ons ook met mensen bezighouden, ziet niet het verband tussen de onderwerpen die wij adresseren en het leven en welzijn van Leidenaars. Maar dat verband is er wel degelijk. U mag daarbij denken aan gebouwen en straten, maar ook aan ‘verschijnselen’. Ik noem de verkamering, de neiging om - uit idee of noodzaak - steeds hoger te bouwen met gevolgen op velerlei ‘leefterreinen’
en ik noem ook de dreigende onbeheersbaarheid van het toerisme.
Het schip Leiden in de vaart der volkeren verdient kapiteins met oog voor wat van waarde is en zou moeten blijven zónder het belang van de stad tekort te doen. En al helemaal niet door haar terug te willen werpen naar de tijd van mijn jeugd, waarin op zondag alleen bij Het Karrewiel een kopje koffie kon worden gedronken in een overigens uitgestorven stad.
Ik sluit dit onderwerp af met de hoop en eigenlijk het vertrouwen, dat u het bestuur en de commissie- en werkgroepleden uw volle steun blijft geven voor het gemengd bedrijf van HVOL: blijven werken langs lijnen van overleg met het gestelde doel voor ogen, zo veel mogelijk samen met anderen en met respect voor andere opvattingen, maar met fermheid indien nodig.

Ik herhaal van vorig jaar mijn bede doch niet om geld, ofschoon dat wel helpt. Hoe groter wij zijn, hoe beter wij gehoord worden en daarom roep ik u wederom op om leden te werven voor HVOL. Er is niets op tegen om uw dochters en schoondochters een lidmaatschap op te dringen in ruil voor een duur verjaardagscadeau. Koop uw directeur om, omdat u iets weet van haar. Uw buurvrouw, uw schoonzuster, uw suikertante, uw waarzegster of uw behandelend pedicure: zij zijn allemaal goed voor het lidmaatschap, mits verknocht aan onze stad. Honderd jaar na het vrouwenkiesrecht hoef je immers echt geen man te zijn om geheel uit eigen beweging lid te worden van HVOL. Het lidmaatschap is daarnaast een mooi cadeau en het duolidmaatschap is zeer het overwegen waard.

Na al deze tekst is het tijd voor bedanken. Ik zeg graag dank aan bestuurs- commissie- en werkgroepleden voor al het werk dat nodig is om u als leden van HVOL tevreden te houden voor die - mag ik zeggen - bescheiden bijdrage van 20 euro of iets meer als u het te bescheiden vindt. Tussen haakjes: las u ook de uiteenzetting hoe u op belastingtechnisch voordelige wijze HVOL extra kunt steunen???
Ik dank u, leden en bedrijfsleden voor uw steun.
Ik dank iedereen die bijdraagt aan het welvaren van HVOL, zowel de intern betrokkenen als de externe partners waarvan ik u noem de Gemeente Leiden, Erfgoed Leiden en Omstreken, de Hooglandse Kerk, de Stichting Hist. Leiden, de Universiteit, het Leidsch Dagblad en onze leveranciers.

Tijd voor een ander verhaal. Op de openingsdag van een prestigieuze tentoonstelling over de jonge Rembrandt, na de heropening eerder van het stedelijk museum (of is het stadsmuseum?) De Lakenhal na een ingrijpende verbouwing en uitbreiding én na de presentatie van de eerste grote geschiedschrijving van dit museum, mag u van ons verwachten, dat de diesrede over datzelfde museum zal gaan. Jori Zijlmans, conservator geschiedenis en als geen ander bekend met de Leidse historie en hoofdauteur van het prachtige Lakenhalboek, zal u toespreken over
‘145 jaar Museum De Lakenhal – van Leidens Ontzet tot Rembrandt’.