Jan van Hout en het tuchthuis |
P.J.M. de Baar
Jan van Hout en de ontwikkeling van het tuchthuis, 1598
Wanneer er zich in de snelgroeiende stad Leiden rond 1600 een uitdaging voordeed, was er altijd minstens één man die zich met jeugdig enthousiasme erop stortte, alle aspecten tot in de kleinste details doorgrondde en aan het eind met een schitterend rapport kwam, waarin alle aspecten diepgaand behandeld werden. Of het inderdaad gerealiseerd werd op de manier zoals Van Hout voorstelde, was wel afhankelijk van de wil van de bestuurders (die nog wel eens te belabbekakt of voorzichtig waren om het plan door te drukken) en geld. Om die reden(en) werden sommige voorstellen nooit gerealiseerd, zoals een deel van de in zijn bekende Armenrapport voorgestelde fusies, of sneuvelden al snel, zoals zijn tuchthuis. In alle snelgroeiende Hollandse steden kende men dezelfde problematiek van vluchtelingen van allerlei snit, waaronder hardwerkende en inventieve ondernemers en arbeiders, maar natuurlijk ook enig uitschot, bedelaars en ander werkschuw tuig. Wat moest je met dat soort lieden aanvangen? Van Hout was van alle ontwikkelingen in Holland op de hoogte, en dus ook van wat men er in Amsterdam op verzonnen had: een tuchthuis. Dwangarbeid als manier van (re)socialisatie van dat geboefte! Zelfs als personen van dat kaliber nog geen bewijsbare misdaden begaan hadden, konden ze wel al preventief van de straat of uit herbergen geplukt worden en aan het werk gezet. Van Hout was er de man niet naar om zoiets lichtzinning aan te pakken; hij wist dat hij bij de eerste bezwaren al door de bestuurders, de feitelijke machthebbers, teruggefloten zou worden. Daarom oriënteerde hij zich eerst eens in Amsterdam, liet talloze stukken daarover door zijn klerk(en) overschrijven en vormde een dik ‘dossier’ met alle stukken hierover. Dit bevindt zich in het Stadsarchief (inv.nr. 6522) en volgt hier in transcriptie. Het is gewoon boeiend te lezen hoe hij zo’n ingewikkeld probleem aanpakte en wat de schriftelijke neerslag daarvan is.
Het eerste stuk van het ‘dossier’ is een pas naderhand gemaakt en door Van Hout ‘register’ gedoopt, dat als een soort inleiding had moeten fungeren, gevolgd door allerlei kopieën van stukken die in origineel in het dossier zitten. Een deel daarvan, gebundeld tot een ‘verbael’, is gekopieerd in een groter geheel, in Stadsarchief inv.nr. 336, dat omwille van de gemakkelijker leesbaarheid hier getranscribeerd is. Uit het dossier is al vaker geput, vooral waar het de rol van Dirck Volckertsz. Coornhert betreft, die in zijn geschrift getiteld Bouventucht de beweegredenen uiteengezet heeft om voor deze manier van bestraffing en dwangarbeid te kiezen. Over Coornhert, zijn Bouventucht en andere geschriften, zijn invloed op en relaties met Van Hout enz. is een ongelofelijke hoeveelheid literatuur verschenen. Ook in het Leids(ch) Jaarboekje is daarover al gepubliceerd door A. Hallema, ‘Uit de Geschiedenis van de Gevangenis en het Tuchthuis binnen Leiden’ (20e deel, 1925-1926 p. 26-71) en N.J. Swierstra, ‘Gravensteen’ (30e deel, 1938, p. 171-193). Ook later is er nog het nodige over gepubliceerd, bijvoorbeeld door Th.H. Lunsingh Scheurleer c.s., Het Rapenburg deel VA p. 133 e.v., 259, 263 enz.).
Transcriptie van SA II inv.nr. 6522.
Register om daerinne te werden gestelt ende overgeschreven belangende ’t begin ende den voortgang van het tuchthuys binnen deser stadt Leyden. [dit is geschreven op een zeer groot vel papier, waarop (aan de achterkant) een rudimentaire schets van de omtrek van een pand of perceel met de volgende begrenzingen: An de Urselensteech 6-5-6, An de Josepssteech breet 10-8, Langs de Kamp 26-4-3. Er staat ook een maatverdeling (schaalstok) op. Dit grotendeels lege papier kon de zuinige Van Hout altijd nog wel hergebruiken.]
Die grote ontuchten, dertelheyden ende moetwillen die dagelix werden gepleecht ende bedreven, zo bij nacht ende ontijden opter straten zo bij dage deur allerley jonge en bedaechde, gehiwelicte ende vrije personen, hebben de regierders deser stadt Leyden beweecht omme een regel(?) in beradinge te leggen ende bij der handt te nemen, bequame middelen om zulx te weren ende wech te nemen, daertoe geen cleyn behulp geweest en zijn drie verscheyden gescriften die bij eenige liefhebbers des vaderlants tot zulcken eynde voor eenige jaren zo in gescrift als in drucwaren uytgegaen, die men goetgedacht heeft omme in desen te dienen tot onderrechtinge hier bij te vougen.
‘t 1e discours onder verbeteringe van de verstandigen wesende zo ledich etc. Insertie [dus hier moest de klerk die het net-exemplaar zou moeten gaan schrijven, een tekst met dat begin volledig kopiëren]. Wiens vindinge, bedenckinge ende werc ‘tselve ruydt bewerp zij en brengt ’t voors. gescrift niet mede; de handt ende pen melden Dirc Volchertsz. Coornhert, daer ooc mede overeenstemt de tijt en plaetse deurdien dezelve den 24en octobris ’67 (als tusschen beyden beroerten) opte Voorpoorte in Den Hage gevangen lach.
Het 2e es zeeckere cleyn gedruct bouxken. Insertie.
Het 3e. [lijkt een heel stuk blanco gelaten te zijn]
Dees drie gescriften zijn geweest de spore dewelcke de alrede beweechde regierders tot het loopen angeprickelt ende goede hoope gegeven heeft ooc yet grots binnen hare stede te connen uytrechten, mer aldermeest de goede voortgang der heren regierders van Amsterdam, dewelcke in den haren nu al voor 3 of 4 jaren zulx namelicken angegrepen ende zo wijtelicken in ’t werc gestelt hadden dat zij alreets in den heve van haers tuchthuys gewenschten vruchten waren. Ende alsoo de voorn. regierders in den [opengelaten] eenige zaecken tot Amsterdam te verrichten hebbende, goetgevonden hadden mij Jan van Hout, haerluyder sectretarys, derwerts te zeynden, hadden mij meteenen belast naer [niet afgemaakt] Insertie uyt mijn verbael.
Van alle ‘twelc den voorn. regierders invougen voors. rapport gedaen zijnde, hebben de voors. zaecke in naerder bedencken gehouden omme daerop mitten eersten zodanig goeden besluyt te werden genomen als voer de stadt ende de borgeren ende innewoonderen vandien oorbaerlixt ende vorderlixt zoude werden bevonden.
Hangende welcke bedenckinge zijn eenige zaecken voorcomen dewelcke bij manier van spreecken een nootdwang medebrachten omme de bouwinge van een tuchthuys binnen deser stede mit een ernst bij der handt te nemen ende yet goets daerinne te besluyten, te weten dat eenige borgeren deser stede hem grotelix ontgaen ende bij nachten opten straten grote moetwillen bedreven hebbende mit het inslaen van der goeder luyder glasen, tot meer dan tot vijftich plaetsen, bij den schout gevangen ende in hechten gestelt waren omme die te recht te stellen ende te doen straffen, hoewel zodanige schendige bedreven overdaet niet en cost geleden zijn zonder openbare straffe van ende aen den lijve, zo was daerinne nochtans zwaericheyt gevonden ten opsichte van derzelver ouders ende vrunden, eenige van dewelcke waren ende geweest hadden in de bedieninge van eenige van de besonderste ampten, ende daerinne dese stede merckelicke goede diensten hadden gedaen. Ten insicht van dewelcke ende omme haerluyder eere voor zoveel mogelic was te behouden ende hem te verschoonen ende niettemin degeene die alsvooren hem hadden vergrepen zulx te straffen dat ‘tzelve mocht strecken tot haer verbeteringe ende meeder ontsach van andere alsof men dezelve tot enige schandaet hadde gebracht, soe en was daertoe geen beter noch bequaemer middel gevonden dan ’t gebruyc van een tuchthuys. Om waertoe te comen was de zaecke voorgestelt(?) ter vergaderinge van den Breden Raet als […] het lichaem deser stede representerende, mit vertoich van de grote nutticheyden vandien, meeren in de innegelijfde verhaelen genouchsaem verhaelt ende zulx hier overgelaten om cortheytswillen ende es zulx een besluyt genomen volgende den acte hier innegelijft: fiat insertie mit verclaringe van alle de namen der presenten.
Naer ’t nemen van ’t voorgaende besluyt zijn mr. Symon Fransz. van der Merwen, 1e ende presiderende schepen, mit mij, Jan van Hout, opten [verder opengelaten] fiat insertie uyten verbael mutatis mutandis.
Naerdat de voorn. regierders van des voors. Merwens en mijn wedervaren invougen alsboven waeren verwitticht, sijn de voorn. gevangenen te recht gestelt ende es van heurluyder zaecke gewesen gelijc de vonnissen hier innegelijft dat medebrengen. Fiat insertie van de vonnissen.
Ende alsoe bij ’t voorn. besluyt van de Breden Raet als van den gecommiteerden wegen [stuk blanco gelaten] hebben de gecommitteerden eerst mitten anderen voorgenomen te handelen van de plaetse waer men ’t voors. tuchthuys bequaemst zoude bouwen, ende zijn voor ‘t 1e daertoe voorgeslagen ende bequaem gevonden twie plaetsen, d’ eene westwaerts van de gemeene gevanckenisse van ’s Gravesteyn in ’t bon van Over ’t Hoff ter plaetse vanouts genomt Pieter Symonsz.’s bagijnhof, mit een meeninge omme ‘tzelve tuchthuys te verheelen aen ende mit ’t voors. gevangenhuys ende daertoe ooc te gebruycken het erf van de huysinge laetst bewoont bij Henricus Gallus, in zijn leven dienaer des Woorts deser stede, ‘twelc burgermeesteren opten [blanco gelaten] van stadswegen hadden doen copen om een somme van [opengelaten], te betalen [opengelaten]. De tweede plaetse was daer eertijts ’t convent van St. Michiels hadde gestaen, gelegen in ’t bon van Overmaren Lantsijde, tusschen de Camp ten noorden, de Josepsstege ten oosten, de Achtergraft ten zuyden ende St. Ursulenstege ten westen. [de gelegentheyt] van welcke twie plaetsen gesien can werden uyt de twie plattegronden hier innegelijft. Fiat insertie van de 2 gronden mer te vercleynen tot een half vel: ‘t 1e uyt Merwens, het 2e hieruyt [dus uit dit papier]. Ende alsoe den voorn. gecommitteerden om de naervolgende redenen beter geraden docht ’t gebou van ‘t vers. tuchthuys te beginnen aen ’t voorn. gevangenhuys, te weten: ten 1en dat dese in ’t midden van de stadt ende ongelijc beter aen een handt es gelegen dan d’ ander plaetse. Ten 2en dat hier beter bequaemheyt es om de straten levendich te houden ende mit geen blinde muyren te ontchieren. Ten 3en dat ’t gevangenhuys genouchsaem voorsien zijnde van pijnkolen(?), gewelden(?), stocken ende blocken die men ten dienst van het tuchthuys can gebruycken, het geen cleyne verlichtinge zal zijn van de costen om die te maecken. Ten 4en dat men ‘tgeen mits de gelegentheyt van ’t gevangenhuys geryf heeft om strax te beginnen de bouven (alleen den timmeringe verseeckert zijnde strac te doen wercken mittertijt ’t werc te vermaecken ende die men daeraen gebruyct ’s middaechs ende ’s nachts op ’t gevangenhuys te brengen ende daervan goeder verseeckertheyt te bewaren), daermede min tot de voors. 2e plaetse zouden moeten leyden tot alles in goeder verseeckertheyt zoude zij gebout is volbout. Ten 5en dat men hier zal hebben de gelegentheyt om alle gevangenen zo ras zij gevangen zijn ende terwijlen hem haer proces in rest dewijlen een maent 2 of 3, jae, lange geduyrende, strac aen den arbeyt te brengen ende haer costen te doen verdienen.
Dese ende meer andere redenen hebben de voorn. gecommitteerden beweecht omme voor de bequaemste plaetse te houden ’t Pieter Symonsz.’s begijnhof ende miteenen tot bevorderinge van de zaecke onder ’t behagen ende ’t veranderen van beter gevoelen een bewerp te maecken van de grondt hoe en in wat vougen men het tuchthuys aen ’t voors. vangenhuys zoude mogen werden gebout volgende de plattegront hierbij gevoucht. Fiat insertie van de gront mer vercleynt op ½ vel.
Ende hoewel den voors. gecommitteerden last verscheyden(?) [doorgehaald: meerder] poincten innehout, namelicken ende zij daerop als meerder moeyten ende tijt vereyschende mitten anderen niet en waren besloten, zoe hebben zij omme zo hoochnodigen ende goetnutten zaecke niet te verachteren mer zo veel te bevorderen als immermeer mogelicken es, goetgevonden den voors. Breden Raet voor te stellen de gelegentheyt van de voors. 2 plaetsen ende haerluyder goede gelieven ende eyntelicken besluyt daerop te verstaen, ende es daerop gedaen ende besloten als blijct bij de acte hier innegelijft: fiat insertie mit verclaringe van alle de namen dergeene die jegenwoordich zijn geweest.
Alsoo in de acte van ’t laetst voorgenoemde besluyt geseyt wert van de zwaericheyt bij eenige meesteren van St. Katrijnengasthuys voorgewent, es te weten dat ter voors. vergaderinge jegenwoordich zijnde Pieter Adriaensz. van der Werff, vroetschap, Geryt Lenertsz. ende [opengelaten], veertigen, wesende meesteren van Sinct Katrijnengasthuys, bij dezelve in effecte eenige zwaricheyt gemaect werden alsoe de stichtinge van ’t vers. Pieter Symonsz. begijnhof ende mede zoude brengen dat ’t voors. gasthuys daertoe eenichsins zoude zijn gerechticht opdat desen niet en zouden werden gedaen of jegens de meeninge van de stichter van ‘tzelve bagijnhof of tot naerdeel van de gerechticheyt van ’t gasthuys. Ende hoewel niemant der meeninge en es in desen yet voor te nemen dat tot naerdele van de voors. gasthuyse zoude mogen wesen, mer ‘t voornemen eygentlicken es omme de celarissen de onnutten wens ’t gasthuys mit alle middelen te verlichten zonderlinge van de fielten den beyert dagelix tot last van den gasthuyse gebruyckende, die men ooc (volgende de voetstappen in desen ooc bij die van Amsterdam voergetreden) met ongelijc meerder ontsachs ende minder costen aen ’t voors. tuchthuys zouden mogen brengen, een zaecke die notelicken van naerder bedencken dient gehouden, soe es teneynden op alles met goeder bescheydenheyt geleth ende elceen van zijn gerechticheyt voorgestaen mach werden goetgevonden alhier te vervaten ende inne te lijven de genomden brieven van stichtinge van Pieter Symonsz. bagijnhof ende zijn van de volgende innehouden: fiat insertie van de brieven van fundatie. [de afschriften van de stichtingsbrief van het begijnhof zitten ook in het dossier. Gevolgd door een stuk], Copie: Gesien bij schout, burgemeesteren ende Gerechte der stadt Leyden de uuyterste wille van zaliger Pieter Symonsz. van Noorde beroerende de stichtinge van seecker aelmoeskamerkens gelegen terzijden van ’t gevangenhuys aen de Papegraft in ’t bon van Overhoff, daerbij hij de meesteren van St. Katarinengasthuys in der tijt tot opsienders van de voors. camerkens heeft gestelt, hebben voor zoeveele in hem is belieft ende bewillicht, believen ende bewilligen mitsdesen dat de voors. gasthuysmeesteren de opsichte over d’voors. camerkens gelijck sij die tot noch toe gehadt hebben, sullen behouden, vervolgen ende naer d’ voors. uuyterste wille laten gebruycken, mit bevel aen eenen yegelicken mitsdesen gedaen van de voors. gasthuysmeesteren hierinne geen verhindernisse, mer eer alle vordernisse te doen. Aldus gedaen op ’t Raethuys der stadt Leyden in haer vergaderinge opten 30en july 1579. Onder stont geteyckent: mij jegenwoirdich, J. van Hout. Gecollationeert jegens zijne originale ondergeteyckent alsboven, es daermede bevonden te accorderen. Actum den 21en martii anno 1500achtendetnegentich, bij mij, H. v. Bouchorst, notarius subscripsit.
[Een los stuk, concept, geschreven door Van Hout en onderaan bestemd: Te vougen bij het tuchthuys, om in dit dossier te berusten, luidt]:
Opte zwaricheyden den burgermeesteren deser stadt Leyden in haer vergaderinge op ’t Raedthuys derzelver stede voorgestelt bij de meesteren van St. Katrijnengasthuys alhier ter zaecke dat Agnietgen Claesdr., woonende in het aelmoeshuys van Pieter Symonsz. van Noort, voor haerzelven ende vanwegen den anderen persoonen aldaer mede woonende, hadde geclaecht over ’t gebot hemluyden vanwegen den voorn. burgermeesteren verscheydelicken gedaen dat zij uyt het voors. aelmoeshuys zouden hebben te vertrecken ende ‘tzelve te ontledigen als geen plaetsen weetende waerinne ten opsicht het jegenwoordelicken buyten saeysoen es van verhuysen; sonderlinge daer bijcomende dat de plaetse dewelcke tot het voors. aelmoeshuys weder gedestineert es om aldaer over te brengen tot meye 1599 toe es verhuyrt. Teneynde bequaeme middelen mogen werden geraemt, gevonden en gebruyct ten vergenougen van de goede luyden dewelcke mit de voorn. Agnietgen Claesdr. huyren gemaect hadden, es naer verscheyden conferentiën bij burgermeesteren goetgevonden ende geresolveert dat zij van ’t gedaen bevel om te vertrecken niet en connen wijcken of veranderen ten opsichte de voors. plaetse moet werden geledicht om ’t gebou van het tuchthuys aldaer te werden begost, volgende eendrachtige resolutie van de Grote Vroetschappe, ende hoewel zij niet en connen verstaen dat de voors. clagers eenige reden hebben als gehuyrt hebbende van degeene die tegens de uyterste wille van Pieter Symonsz. daertoe niet genouchsaem en was gemachticht ende in allen gevalle lang genouch tevooren verwitticht geweest zijn niet alleen deur verscheyden weten ende geboden ten bevele van burgermeesteren gedaen, mer ooc ende zonderlinge deur de gemeene fame die voor 3 maenden ende mit ’t coopen van de huysinge Henrics Galli deur de stadt heeft gelopen van het tuchthuys daer ter plaetse te werden gestelt, dat zij nochtans ende om hemluyden alle redenen van clagen te benemen, hemluyden tot last van de stadt zullen beschencken elc mit een jaer huyrs, te weten zoveel yegelijc van hem aen handen van de voorn. Agnietgen Claesdr. heeft betaelt, ende dat zij van gelijcken Agnietgen Claesdr. zullen doen verstrecken een somme van achtenveertich of vijftich guldens om haer daermede te voorsien van bewooninge tot meye 1599 toe. Aldus gedaen opten 16en mey 1598, mij jegenwoordich [niet ondertekend]
[Een ander stuk, geschreven door Van Hout]: Op ’t vertooch gedaen aen burgermeesteren deser stadt Leyden vanwegen den bouvaderen van het tuchthuys hoe dat zij ’t gebou bij der handt genomen hebbende, bevinden dat de brugge gelegen over de Papegraft aen ’t gevangenhuys te laech ende niet wijt genouch en es om mit schepen van steen, calc ende gelijcke andere behouften geladen daerdoer te vletten ende dat zij zulx tenzij daerinne voorsien werde, missen zouden moeten van ’t groot geryff omme alles binnen haer slot te mogen lossen ende laden, hebben de voors. burgermeesteren den voors. bouvaderen toegelaten ende geoorlooft de cruyn van dezelve brugge te mogen doen inslaen, de eene zijde opnemen ende naer behooren te verwijden ende weder een steenen hooft te leggen, ‘tzelve mit een schegge te besluyten ende daerover te doen quaeckelen; van ‘twelc hem geordonneert es gemaect ende gelevert te werden de jegenwoordige acte. Aldus gedaen opten 3en july 1598. Mij jegenwoordich, J. van Hout.
[Op de blanco delen van een brief van Cornelis Sybrantsz. van der Wuert aan burgermeesteren over wellicht een huurcontract heeft Van Hout een tekst gekrabbeld, die zeer lastig te lezen is. Van het oorspronkelijke stuk resteert alleen nog de adressering en een stukje tekst; de rest is weggesneden, waardoor nu een merkwaardige volgorde ontstaan is. Het vangt aan op een hoekje papier met]: Alsoe zeeckeren tijt geleden Van Heussen, waert in De Robijn, in vergaderinge van burgermeesteren ontboden zijnde omme mit hem in ’t vruntlic te handelen ende verdragen nopende de voldoeninge van een gedeelte van zijn erf mitte getimmerten daerop staende, ‘twelc de gecommitteerde bouvaderen van het voorgenomen tuchthuys verclaert ende die van de Gerechte aengewesen hadden van noode te hebben tot vorderinge van ’t voors. gebou, dezelve Van Heussen hadde verclaert dat hij wel tevreden was ‘tselve erfgen mitte getimmerten teneynden alsvoren te laeten volgen mits dat hem ter plaetse van ’t groote ongeryf ‘twelc hem dairmede zoude werden angedaen tot coste ende laste deser stede weder zodanich geryff zoude werden gebout als hij den voorn. bouvaderen zoude anwijsen, ende dat burgermeesteren den voorn. bouvaderen oversulx belast hadden daerop mitte voors. Van Heussen te treden in tsamenspraec ende onderhandelinge alles op rapport ende naerder besluyt. Ende het zulx zij dat vanwegen den voorn. bouvaderen op huyden ter vergaderinge van die van de Gerechte es gerapporteert dat zij van de gelegentheyt des plaetsen nopens ’t gebeurde doen trecken de plattegront hier vooren onder behagen van de voors. Gerechte mitten voors. Van Heussen overgecomen ende verdragen waren dat zij hem tot coste ende laste deser stede zullen doen bouwen ’t volgende geryf. Eerstelic dat zij in desen voors. Van Heussens zael ter plaetse daer ‘t hem gelieven ende hij anwijsen zal zullen doen stellen een doercasijn mit 2 halve deuren boven mit diefijsers verseeckert, daertoe zij zullen mogen gebruycken ’t slootwerc ende ijserwerc van zijn jegenwoordige doer ende ‘tselve zullen besluyten mit een portael van wageschot mit 2 doeren. Vorder dat zij bouwende de buytenmuyr van het tuchthuys tusschen A ende B dezelve zullen doen wercken een halven stien zwaerder op zijn Van Heussens gront die hem mitsdien eygen wesen ende zijn huyse volgen ende behoren zal. Dat zij tusschen de voors. muyren A ende B ende des voors. Van Heussens jegenwoordige zijtmuyr geteyckent C ende D zullen maecken een benedencamerken aen ’t straet mit een koecken voor aen ’t straet tusschen B-D ende achter op ’t plaetsken tusschen I K mit 2 gevelkens steen dic, daerover twie camerkens ende daerover een doergaende zolderken, welcke camerkens men uyt de voorzael begaen zal mit een portael comende achter de plaetse van de bedtsteden ende zullen tot de voors. camerkens zo ende alsboven aen ’t straet hebben elc een casijn van 3 lichten, midden elc een tralie, onder ijser, boven hout, voorsien ’t onderste casijn aen ’t straet mit ijseren gaerden ende de koocken achter bovencamertgen ende ‘t solderken zo voor als achter mit behoorlicke lichten naer den eysch. In welcke portael men mit een wenteltrap begaen zal de 2 bovencamertgens ende ’t solderken daerboven; dat de koecken begaen zal werden uyte zael mit een portael ooc uytgang hebbende op ’t plaetsgen. Omme ‘twelc te vinden ’t oude getimmer tot de schoorstien incluys, te weten tot G ende H toe, zal werden afgebroocken, welcke plaetse binnen zal werden afgeschoten tusschen L ende M totte eerste zolder toe stien dic ende voorts totte 2e zolder toe half stien dic. De portalen tusschen N, O, P, Q half stien dic. Dat de bornput comende ter plaetse R zal werden overwulft doch behoudende een lichtgat op ’t plaetsen ende gemaect zal werden mit een pompe water treckende in een houc op ’t voors. plaetsgen. Dat de zolderen zo onder als boven zullen werden geleyt op goede eycken ribben overleyt mit goede droge(?) delen. In ’t vorder ’t voors. werc naer den eysch afgespannen ten wederzijden mit een lode goten. Dat vorder ’t getimmerte ‘twelc van G-H of zal blijven staen, zal werden bevrijt eerst tusschen G-H mit een geveltgen stien dic, opgaende tot boven ’t dac dat dairop zal blijven leggen naer den eysch mit zijn behoorlicke lichten, zo onder ten dienst van het comptoir als daerboven ten dienst van ’t camertgen, welc comptoir tusschen E ende F stien dic zal werden afgeschoten van de gang tot onderaen ’t soldertgen toe. Alle ‘twelc de voorn. gecommitteerde bouvaderen zullen doen maecken ende leveren alle materialen ende behouften, welverstaende dat zij dengeene die zij dair zullen afbreecken weder zoe ‘t bequaem zijnde daeraen in ’t werc zullen mogen baxxxgen(bezigen?). Alle ‘twelc bij die van de Gerechte verhoort, mitsgaders ooc de verclaringe ende bekentenisse van de voorn. Van Heussen persoonlicken in vergaderinge comparerende ende daerinne bewilligende, hebben ’t voors. accord belieft, bewillicht ende bevesticht ende verclaert dat ‘tselve zulx zijn voortgang hebben zal, daertoe de voorn. bouvaderen totte xxxx alsnu werden geautoriseert, gelast ende gerechticht. Aldus 8-10-98.
[Halverwege het pakket zit een uitgevouwen vel dat dienst gedaan heeft als titelvel van een lias van het dossier, met, heel lastig leesbaar vanwege waterschade, de tekst van Van Hout]: A 32, Numero 19, 1e coppel van de stucken belangende de xxxx vorderinge ende voortgang van xxx tuchthuys. In petulantiam et audaciam crumpit male dispensata libertas. [Rond 1700 heeft de toenmalige stadssecretaris Pieter van Groenendijck toegevoegd]: als versoek van ’t Catharinagasthuys. [Inwendig in dit dubbelgevouwen vel staat een kladlijstje van Van Hout]: Tuchthuys Numero 9. Behouften nopende ’t verbael van het tuchthuys: Mijn 2 bouxkens van de pensionarys. Mijn verbael mit de stucken daertoe dienende. De resolutie van de Vroetschap nopende het tuchthuys mitte namen der presenten. ’t Verbael van Merwen ende mij. De 4 vonnissen van Lenaert, Schaec, Heemskerc ende Joosten. Sommier extract van de coop Galli huys. 3 gronden te doen maecken, elc op een blat papier. Acte van resolutie van den 13[doorgehaald] 12 marty ’98. Pieter Symonsz.’s fundatie. Omme 500, 200 gulden(?). Met een schetsje van een huisje en een schaalverdeling zonder bijgeschreven getallen.
[Hierna volgt een verhandeling, getiteld Tucht-huys Numero 9, en dezelfde spreuk in het Latijn als hierboven. Door archivaris Rammelman Elsevier (1855-1885) is toegevoegd: Paket 46. De paginae 1-5 zijn blanco. Vóór fol. 5 bevindt zich een tussengeschoven velletje]: Memorie voor menheer de secretaris. Om te vernemen na de qualité van de borgen van Hendrick Bartelsz., huyrder van de Groote Moer, namelick Jacob Gerritsz. Haring, insleger van de bieren, ende Cornelis Jansz., thuynmen. [Dit heeft wel niets met het tuchthuis uitstaande.] Fol. 6: Die van den Gerechte deser stadt Leyden, willende voor zovele in hem is mit alle mogelicke middelen verzorgen dat het gebou van het voorgenomen tuchthuys ter plaetse bij die van de Grote Vroetschappe deser stede daertoe geraemt, goetgevonden ende besloten te weten westwaerts van deser stede gemeene gevanckenisse daer jegenwoordelic gelegen zijn de huyskens ende ’t getimmer tot noch toe genomt Peter Symonsz. begijnhoff, mitten aldereersten ende zo rasch zulx mogelicken es, mach werden angevangen, gevordert, benaersticht ende voltrocken om op ’t spoedichste ende zo haest als zulx zal connen geschieden, de verhoopte vruchten te trecken ende genieten, ten meesten dienste deser stede ende vorderinge van ’t gemeenebeste. Ende in haer vergaderinge op ’t Raedhuys der voors. stede gesien ende gelesen hebbende de brieven van stichtinge van ’t voors. bagijnhof, gedaen opten 20en juny des jaers 1389 bij mr. Peter Symonsz. van den Oerde ende zulx genouchsaem onderrecht zijnde van de gerechticheyt St. Katrijnengasthuys alhier tot ’t voors. gebou ten dienste van den armen toecomende, hebben gestelt, gemachticht ende gelast, stellen, lasten ende machtigen mitsdesen Peter Peter Jorysz. van Cortevelt, haer medebroeder in Vroetschappe, mr. Symon Fransz. van der Merwen, haer medebroeder in schependomme, Jan Marcusz. van Ypre, nu ter tijt meester van ’t voors. gasthuys van Sinct Catrijnen, ende Jan van Hout, secretarys, gesamentlicken ende ’t merendeel van hemluyden die ten desen best zal of zullen mogen vacheren, omme ’t voors. tuchthuys ter plaetse daertoe alsvoren goetgevonden ende besloten mitten eersten te doen beginnen ende vorderen, ‘tzij naervolgende den plattengront ende ’t bewerp ‘twelc daervan ter voors. vergaderinge van de Grote Vroetschappe es vertoont of andersins zulx ende in der vougen de voorn. bouvaderen ‘tzelve goet zullen vinden te veranderen, mit voorgaende beradinge ende goetduncken van personen ‘tsij boumeesteren of andere hem der zaecken verstaende, derwelcker advis zijluyden hierop tot harer bescheydenheyt zullen begeren te versoucken ende voornemelicken van de vaders ende regenten van den tuchthuyse binnen der stadt Amstelredamme als degeene die gelijcken zaecke nu eenige jaren lang bij der handt gehadt hebbende, waerschijnlicken deur ouffeninge de ervarentheyt hebben becomen van ‘tgene ten opsicht van zodanigen huys nodich of onnodich es, nu voor dan ende dan voor nu, lovende, prijsende ende van waerden houdende ‘tgunt bij de voorn. bouvaderen beneffens ende in ‘tgunt voors. is zal werden benaersticht, gedaen ende uytgericht. Ende zullen de voors. bouvaderen in ‘tgunt voors. es tot behulp hebben ende nemen den thresorier-extraordinarys deser stede ende gecommitteerde tot der opsichte van des stats getimmerten, die nu es ende in tijden ende wijlen zal mogen wesen, dewelcke de betalingen van de voors. getimmerten ter ordonnatie ende op ‘t bevel van de voors. bouvaderen zal doen ende daervan in een bijsonder capittel verantwoorden in zijne reeckeninge die hij van alle des stadts getimmerten jaerlix gehouden es te doen, alwaer hem alle de partijen opte ordonnantie van den voors. bouvaderen ende behoorlicke quytantiën zonder zwaricheyt zullen werden geleden. In ’t vorder es besloten ende verclaert dat de voors. bouvaderen voor ’t eerste ende om daermede te beginnen uyt den ordinarys innecomen deser stede zullen mogen ordonneren ter somme van drieduysent guldens van 40 groten ’t stuc, ende dat zijluyden in ’t vorder mit denanderen ramen ende die van de Gerechte voorn. in gescrifte overleveren zullen zeeckere extraordinaryse middelen dewelcke t’ haren goetduncken dienen zullen om de oncosten teneynde voors. van noode allengskens ende mittertijt te werden gevonden ende daeruyt te vervallen, om de voors. raminge bij de voorn. van de Gerechte gesien, daerop zodanigen besluyt te werden genomen als tot vorderinge ende voltreckinge van zo hoochnodigen werd (‘twelc mit eendrachtige stemmen ende besluyt van die van de Grote Vroetschappe voors. voor zulx es erkent, gestemt ende bewillicht) bevonden zal werden te behoren. Van gelijcken dat zij mitten anderen ooc ramen ende alsvoren overleveren zullen zodanige regelen ende wetten als tot welstant van den voors. huyse ende goet beleyt van alles zo op ’t ontfangen ende innenemen als op ’t onderhouden ‘tzij van den arbeyt ende de hantwercken aldaer te doen, ooc van spijs, dranc, havenisse, leeringe mitsgaders van de [fol. 7] notige vermaningen, tuchtingen, peenen en straffen mit den ancleven ende gevolgen vandien eenichsins vereysschen zullen, omme dezelve bij de voorn. van de Gerechte gesien, bevesticht, verandert, vermeerdert, vermindert ende eyntelicken gestelt, opgerecht ende doer derzelver authoriteyt in ’t werc gebracht ende gebruyct te werden. Sullen vorder de voorn. bouvaderen gesamentlicken ende elc van hem in alle de voorvallende ende hem bejegenende zwaricheyden haeren toevlucht hebben ende nemen aen die van de Gerechte deser stede ende zulx tot ende aen haer vergaderinge tot allen tijden (gelijc hem voor nu als dan vergont wert) hebben eenen vrijen toegang omme op ’t spoedichste antwoort ende besluyt te becomen ende erlangen. Ende alsoe de voorn. van de Gerechte zeer wel overleggen ende bevroeden connen dat de diensten, moeyten, den arbeyt ende ’t verleth bij den voorn. bouvaderen beneffens ende in ‘tgunt voors. es te doen staende groot ende overdragende zullen zijn, soe es heurluyder verstant ende meeninge in desen dat zijluyden ten zaecken voors. eenige naerstige ende getrouwe personen zullen mogen annemen, gebruycken ende t’ harer bescheydenheyt redelicken ende billijcken doen beloonen zulx zij ten meesten vordernisse van ’t werc ende minsten quetse van de stadt bevinden zullen te behoren ende dat omme hemluyden niet geduyrich te belasten, mer ordentlicken te verlichten ende verposen dat naer verloop van een jaer eenen van hoer vieren zal werden vrijgelaten ende vermindert, naer twie jaren de 2e, naer 3 jaren de 3e ende naer 4 jaren den laetsten ende dat telckens andere in hun plaetsen zullen werden gestelt invougen datter altijts drie in dienste zullen zijn kennisse van de voorgaende zaecken hebbende. Van alle ‘twelc geordonneert es gemaect ende den voorn. bouvaderen ooc anderen desnoot zijnde gelevert te werden de jegenwoordige acte. Aldus gedaen opten 20en martii ende eyntelickten gearresteert opten 14 mey 1598.
[fol. 8] Opten 22en martii 1598 sijn op schepenencamer op ’t Raedhuys tsamengecomen Pieter Pieter Jorysz. van Cortevelt, mr. Symon Fransz. van der Merwen, Jan Marcusz. van Ypre ende Jan van Hout, secretarys, ende es ten zelven tijden bij de voors. Van Hout geopent ende voorgestelt hoe dat zijluyden mit hem vieren bij die van de Gerechte genomt ende gestelt waren om te wesen de eerste bouvaderen van ’t voors. tuchthuys volgende der acte dewelcke bij hem daervan was beworpen ende in gescrifte gestelt, die hij goetgevonden hadde hemluyden alvoren dezelve de voorn. van de Gerechte voor te stellen, te vertoonen ende mit hemluyden daerop wat te spreecken ende beraden of hem goetduncken zoude yet daer bij of af gedaen te werden of yet anders daerinne te bedingen, alsoe zijns bedunckens dese zaecke die bij eenen yegelicken zo goet, nodich ende heylsaem geacht, ooc in der waerheyt was, deur hemluyden niet en behoorde terugge gehouden of verachtert te werden ende zij ten opsicht vandien niet en zouden werden beschuldicht. Ende naer de voors. beworpen acte bij hemluyden gesien ende herlesen was, zijn daerinne eenige veranderingen gedaen ende es zulx goetgevonden dezelve acte in dier vougen de voorn. van de Gerechte te werden voorgestelt, mit een verclaringe dat hoewel zijluyden ende elc van hem vaste ende genouchsame redenen van ontschulde ende weygeringe hadden voor te wenden, te weten de voorn. Van Cortevelt mit zijn overjaricheyt als die gecomen zijnde over zijn 70 jaren, naer rechten vrijlatinge van alle diensten was toecomende, de voorn. den mr. Merwen dat hij wesende jegenwoordelicken in dienst als voor schepen volgende de keuren deser stede mit geen ander diensten en mach werden bezwaert, de voorn. Van Ypre dat hij zijnde gestelt tot den lastigen dienst van gasthuysmeester mit geen 2 roeden, zo men zeyt, en behoorden te werden geslagen, ende de voors. Van Hout dat elceenen ende zonderlinge aen de heeren van de Gerechte genouchsaem bekent was de bedieninge van het secretarysschap deser stede zijn gehele persoon wel vereyscht ende daerbuyten tot geen diensten en behoort, ooc volgende de keuren ende zijn aenneminge niet en mochte werden verkosen. Dat zij nochtans den voorgaende last zeer gaerne annemen ende hem daerinne ter goeder trouwen bevlijtigen zulllen omme zulx mitterdaet te betogen haeren goeden lust ende yver die zij zo eerlicken, nodigen, profitigen ende godtsaligen zaecke zijn toedragende, mit een vast vertrouwen dat Godt Almachtich haerluyder vlijt ende arbeyt mit genadige oogen aensien ende zijnen zegen daerover mildelicken strecken ende uytstorten zal.
Ende om de zaecke niet op te houden es goetgevonden ende besloten op morgen(?) gesamentlicken te reysen naer Amsterdam omme nopende den gront van ’t voors. gebou ende ‘tgunt vorder desen angaende es te hooren ’t goetduncken ende advis van de vaderen van het tuchthuys aldaer.
Es ooc voorgeslagen mijnheeren van de Gerechte te versoucken omme deur heurluyder authoriteyt den voors. bagijnhove Meyedage toecomende te doen ontledigen van zijn bewoners ende zonderlinge omme de meesteren van St. Katrijnengasthuys, Agniese Claesdr. ende andere daertoe eenich recht hebbende, te geven een behoorlic vergenougen. Mer zoveel angaet de bewoonders van de huyskens gecomen van Jan van Veen aen ’t Kerchoff, mitsgaders van ’t achterste huys van de Vier Heemskinderen, dat bij zoverre zij langer huyr hebbende zwaricheyt maecken mey anstaende te vertrecken, dat men daermede zal mogen verbeyden tot Alreheyligen eerstcomende ende dat men middelertijt de anstaende zomer genouch te bouwen zal vinden, mer dat men Adriaen Jansz., graefmaecker, ooc zal doen vertrecken omme ‘tselve huysken aen ’t gevangenhuys te mogen gebruycken ende zulx van daer den ordinarys ingang te maecken ende de poer van de brugge wech te nemen.
Van gelijcken es voorgeslagen dat men voor ‘t 1e den ommering zal verseeckeren mit rechtstaende delen ende van de oude getimmerten niet en zal ofbreecken voor ende aleer men daer ter plaetse zal moeten timmeren, omme middelertijt de huysen te gebruycken daertoe men dezelve van bederf zal hebben. Dat men een lichte quackel zal maecken om daermede te gaen op ’t gevangenhuys tot beter verseeckeringe ende bewaringe van degeene die men in den arbeyt zal houden van graven, delven, operen, zagen, ooc metselen ende timmeren [fol. 9] ende om die op ’t gevangenhuys te doen eeten ende slapen. Dat men voor ‘t 1e alsoe men een groote meenichte van tarasse [tras] zal van bederff hebben, eenige zoe te werc stellen van tarasse te cloppen.
Belangende den ordinarysen arbeyt, dat men daer ter plaetse ooc zal stellen een furnisse omme yemant te leeren smeden ende slootmaecken.
Es ooc in bedencken gecomen of men niet eenige zouden mogen stellen aen het maecken van vilten, ‘twelc ooc een grooten arbeyt es, hoewel men voor ‘t 1e ‘t ooch zal moeten hebben op ’t bouwen.
Onder de middelen te vinden te gedencken dat men alle herbergiers, taverniers ende tappers omme zodanige neeringen te mogen continueren zal doen halen acten van de bouvaders van 3 of 4 maenden te 3 of 4 maenden, langer of corter tijt tot ter bescheydenheyt van de Gerechte ende dezelve te doen betalen eenige erkentenisse, te weten Rijnsche wijntappers elc 20 stuvers, Franse wijntappers 15 stuvers, biertappers 10 stuvers van de mengelen.
Dat men ooc ’t voors. huys zoude mogen vergonnen de vrijdom van een lepel teras te scheppen uyt elcke zac teras ter marct comende.
Opten 23 martii ’98 sijn wij ‘smergens ten zes uyren mitter vroonschuyte gereyst uyt Leyden naer Amsterdam om ’t advis van de vaders te becomen: ten 1en op de gront van ons voorgenomen gebou, te weten of huns bedunckens daerinne eenige veranderinge zal dienen gedaen ende dewelcke. Sonderlinge of zij goetvinden dat alle de tuchtelingen bij denanderen zouden wonen ende in eenen graet gehouden werden dan of daerinne dienen gehouden 2 of 3 graden. Of de tuchtelingen bij denanderen behooren te eeten, doch mit onderscheyden van tafel ende voetsel, dan of beter zal zijn elc in ’t bijsonder te doen eeten. Of niet goet zal zijn dezelve eenpaerlicken te cleeden en scheeren ende veranderingen van namen. [in de marge heeft Van Hout een schetsje van een kamertje getekend]
Omtrent ten twaelf uyren tot Amsterdam gecomen zijnde, hebben wij gesproocken Ysbrant Harmansz., dewelcke t’ onsen versoucke vergaderinge van zijn medebroederen hebbende doen leggen, zijn wij omtrent ten een uyren gegaen in het tuchthuys daer ons de drie vaders mit namen de voors. Ysbrant Harmansz., Ysbrant Ben ende [niet ingevuld] verwachteden ende denzelven ’t bewerp van den plattegront vertoont ende de gelegentheyt van alles verclaert hebbende, gaven ons ter antwoorde dat belangede de secrete gange rontsomme zoe goeden voornemen was als men zoude connen bedencken; dat ooc de drie classen of verdeelingen bij hem geacht werden voor een geheel goede ende nodige zaecke, mer dat dezelve 3 classen of verdeelingen altijts verscheyden zouden moeten blijven zonder immermeer bij denanderen te comen; ooc denanderen niet te mogen zien wanneer andersins doende de vrucht ende goede hoope die men uyt [fol. 10] zodanigen scheydinge hoopt ende ‘t eynde waerom zulx gedaen wert zouden verliesen, vonden daeromme goet ende nodich dat elc zal moeten blijven ter plaetse daer hij eerst wert gestelt, zonder van dezelve plaetse hoe hij hem ooc zoude mogen dragen te veranderen ende dat zulx in elcke plaetse verzwaringe van werc most werden gevonden, ooc vorder peenen ende straffen gebruyct om bij middel vandien de trage, loye of onwillige ter tucht te brengen, ende dat men zulx dezelve behoort te doen eeten apart ende in ’t bijsonder ‘tzij daer zij wercken of slapen. De gemeene privaten vonden zij ooc geheel ongeraden, mer dat elcke bewaerplaets zijn secreet in ’t bijsonder most hebben, dewelcke notelicken van denanderen mosten werden gescheyden omme twie ende twie of vier en vier ‘tsamen te arbeyden, altijts hoe minder hoe beter, want de meeste zwaricheyt te verduchten es als zij bij denanderen comen, ‘twelc zelden gebeurt zonder eenich secreetbesprec omme yet aen te rechten ende dit voor zo veel de oude of bedaechden angaet, want van de jonge en es dezelve zwaricheyt niet al comen die bij denanderen. Wij slougen ooc voor dat naedemael zodanigen zwaricheyt was gelegen in haer bijeencompsten of men de paren t’samen arbeydende niet de maten en zoude mogen veranderen in den eenen dan den anderen bij vervougende; hierop gaven zij ten antwoorde dat zij zulx ooc al hadden versocht, mer grote verachteringe daermede gedaen aen den arbeyt deurdien de 2 t’samenwerckende aen eenen arbeyt aen denanderen wennen ende veranderende niet zo veel en connen doen als mitte geene op wiens handt zij gewent zijn.
Het eenpaerlicken cleden vonden zij voor goet alsooc het scheeren, mer belangende het veranderen van de namen verclaerden ‘tselve ooc wel goet te vinden ende mit eenige gepractiseert te hebben, mer mit weynich vruchts zo of bijnaest onmogelic schijnt voor heurluyden te zwijgen ende zodanigen secreet quansuys in hun crop te houden of te verbergen. Reden ons immers de buytenmuyr wel vast ende verseeckert te maecken voor het uytbreecken, ‘twelc belangende het binnenwerc van zulcken zwaricheyt niet en es, want zulx doende zouden zij alleen bij denanderen comen, hoewel zij goetvinden dat die ooc zwaer genouch werden gemaect ende van binnen mit plancken gevoert omme mitten anderen niet te connen spreecken of yets quaets besluyten. Wel es waer dat men die zo niet en can van denanderen scheyden of zij en connen malcanderen wel toeroupen, mer zo ‘tselve niet secreet en can te werc gaen, zo mach men zulx ooc van buyten hooren, ‘twelc dan van zodanigen zwaricheyt niet en es. Men moet se zo cort houden mit het opsluyten dat het comen opte pleynen hem een weldaet ende manier van spelen gaen zij. Ende naer zij ons de gelegentheyt van ’t voers. tuchthuys geheelicken hadden vertoont, hebben wij van hemluyden een vruntlic afscheyt genomen mit bedanckinge van haer goeden raet ende advis ende anbiedinge dat wij zulx gaerne van gelijcke ende meerdere zaecken wilden verschulden ende mit hem houden goede correspondentie, ‘twelc zijluyden zulx ooc in vruntschap hebben angenomen. Ende zijnde zulx omtrent den vijf uyren, hebben wij ons begeven naer den poorten omme naer huys te keren.
[fol. 11] Den 25 mey 1598. Es naer middage ten 3 uyren vergaderinge geleyt op ’t Raedhuys ende zijn gecompareert Cortevelt, Merwen, Jan van Hout, A[ndries] Jacobsz., Jorys Adryaensz. ende Jacop Adryaensz. Om Jan Marcusz. gesonden zijnde, verexcuseert hem mits ’t gevolch van Zijn Excellentie t’ sijnen huyse op huyden gecomen ende Noertsant, bode, weder omme hem gesonden zijnde mit een anseggen dat zo hij niet en quam, dat de presenten altsamen weder zouden scheyden ende Mijnen Heeren verwittigen dat het bij hem stont. Naderhant gecompareert ende hem voorgestelt zijnde om mit hem te treden in conferentie op ’t anvangen ende beginnen van de commissie en heeft horen(?) daertoe niet begeren te verstaen, voorwendende twee oorsaecken. D’ 1e dat hij wesende gasthuysmeester met geen 2 smale diensten teffens en vermach bezwaert te werden, ende de 2e dat hij in allen gevalle niet van meeninge en was de voors. dienst aen te nemen tenzij dat alvooren ondersouc gedaen zij opte achterclap hem ter ooren gecomen ende verstroyt bij Willem de Wilde als dat Geryt Lenertsz. hem naergeseyt zouden hebben dat hij de willige tuchthuysmeester was. Invougen dat zonder yet te doen de comparitie gescheyden is.
Den 9 juny 1589 [in potlood door een onderzoeker verbeterd: moet 98 zijn] Es naer middage ten 2 uyren vergaderinge geleyt op ’t stadthuys ende compareerden Cortevelt, Merwen, Van Hout, Ypre, A. Jacobsz., Jorys Andriesz., Jacop Dirxz. Ende onderling delibererende opten voet hoe men ’t werc bequamelixt zal mogen angrijpen ende mit de meeste verseeckertheyt vorderen, es goetgevonden ter plaetse te gaen om aldaer te resolveren ende alles gesien ende overwegen es besloten voor ‘t 1e af te royen de noortzijde van het tuchthuys tusschen beyde zijn poincten of houcken, te weten de noortoost- ende de noortwesthoucken om daernaer een double afschutting te maecken van rechtopstaende deelen tusschen ’t huys van de 4 Heemskinderen tot aen ’t huys van Pouwels Willemsz., cleermaecker, daernaer te timmeren het huysken in de Houtstraet uytgaende voor Agniese Claesdr. volgende de resolutie van burgermeesteren genomen den [niet ingevuld] nopende denwelcken goetgevonden es (zonderlinge zo de muyren niet goet en zijn ende dat men aen de strate volgende de keur zal moeten royen) daer te stellen ende licht op te slaen 3 huyskens mit poytgens aen de straet mit viercantgens boven, ’t beneenste [opengelaten] voeten, ’t bovenste [opengelaten] voeten in de lengde afgespannen, elc mit een Vlaems geveltgen, om die naderhant ten oorbaer van de stadt vercoft te werden. Daernaer een gelijcke double afschuttinge te maecken tusschen de achtergevel van de 4 Heemskinderen ende de noortwesthouc van ’t Vangenhuys mit een waterhec sluytende, mitsgaders een gelijcke double afschuttinge tusschen de zuytwesthouc van ’t Vangenhuys ende de noortoosthouc van ’t huys van Gallus gecomen. De poorte van de uytgang daerin besluytende ende mede verhinderende. Daernaer de brugge daerachter comende in te slaen ende mit palen toe te maecken om den deurvaert van de zuyden te verhinderen ende dat evenwel ’t water zijn loop behout. Vorder een uytgang te maecken in de zuyder galerije van ’t Vangenhuys mit een nedervallende quaeckeltgen om daermede het tuchthuys te begaen dat men de vers. zuydergang boven zal decken onder de lichten van de gaten, dat men om den ingang van ’t Vangenhuys ende van ’t tuchthuys gebruycken zal de voorpoort van ’t Gevangenhuys, ende zullen alle de doeren, te weten de noortdoer ende zuytdoer van de gang mitsgaders de oost- ende westdoer van de zuydergalerij gemaect werden mit ijsere traliekens om van binnen te mogen zien wie daer aen is, dat men uyt het tuchthuys comende zal moeten clincken op het valbruggetgen ende de noort- ende zuytdeuren van de gange altijts van binnen op zullen werden gedaen.
Voorts dat men ’t huysken dat Agniesken heeft bewoont zal vermaecken tot een camertgen omme daerin voorts te vergaderen ende zulx de betstede daer staende zal wechnemen ende maecken daer een gange ofgeschoten mit deelen ende mit deelen oversoldert, daer de bouvaderen voortsaen zullen vergaderen, welck camertgen tot dien eynde zal werden voorsien mit een tafel, bancken ende een casse of kiste om de papieren ende stucken daerinne op te sluyten ende te bewaren, ende dat teynden an de voors. gange [fol. 12] in ’t suyden een doer mit een casijn zal werden gestelt omme daermede te mogen begaen ’t erf van zaliger Gallus.
Andries Jacopsz. es last gelaten ten fijne voors. mitten eersten te copen tenminsten 1000 of 1½ duysent deelen, mit vorder slichouten tot ’t voors. werc van noode.
Den 27 juny 1598: Cortevelt, Merwen, Ypre, Van Hout. Gesien hebbende 2 projecten of gronden van de 3 huysges in den Houtstraet te stellen, d’ een geteyckent mit A ende d’ ander B, es geresolveert te volgen den gront A mits dat de schoorsteenen in den keuckens zullen werden gewrocht in ’t zuyden tegens de muyr van het tuchthuys ende dat men deze zal maecken in vier camertgens, ’t eerste hooch 10 voeten ende het 2e 9 voeten daerop afspannende. Ende aen de huysgens te beginnen eerst te maecken de gote over het tuchthuys. Dat de binnenmuyr gemaect zal werden van clinckert ende cement.
Den 29 juny 1598: Cortevelt, Merwen, Ypre, Andries Jacopsz., Van Hout. Vertoont zijnde veranderinge van de plattegront van ’t gehele gebou bij Ypre tot 2 of 3 toe getrocken, es verstaen dat die zullen werden gestelt opte cleyne voet omme daernaer daerop te werden geresolveert ende gearresteert.
Es geresolveert calc ende zant te doen copen ende voeren op ’t erf van Gallus ende te leggen in den lengde ter plaetse daer niet en zal werden gebout, ‘twelc Andries zal doen bestellen.
Es geresolveert de goot te beginnen te maecken aen de noortzijde om de huyskens in de Houtstraet te mogen beginnen ende volbouwen.
Jorys es angeseyt de afschuttingen te maecken tusschen ’t Gevangenhuys ende den noortoesthouc van Galli huys, noch tusschen ’t Gevangenhuys ende de 4 Heemskinderen, mer daerin voor ‘t 1e te laeten een doer de schuttingen ten wederzijden mit plancken over denanderen geleyft.
Den 1en july 1598: Cortevelt, Merwen, Ypre, Van Hout. Geresolveert omme voor ‘t 1e een dach 3 of 4 te vergaderen naer middach ten 1 uyren ende daernaer ‘smergens ten 7 uyren om op alles te ordonneren(?) een uyr lang.
Es geleyt in deliberatie ’t verkiesen van een knecht ende zijn voorgeslagen Mees Claesz., Claes Zuyc, Pieter Gerritsz., scheepmaecker.
Joris Andriesz. te vermanen omme hier ten minsten te hebben 3 of 4 ordinaris wercgesellen [in de marge staat: timmerknechten]
Cortevelt heeft angenomen calc ende stien te doen comen.
Ypre heeft angenomen te bestellen een schip duyststeen [duyfsteen=tufsteen? In de marge: tarras].
2 july 1598: Cortevelt, Merwen, Ypre, Van Hout. Jorys belast de straten af te schutten ende dat hij ooc gestadich in dienst laet 3 of 4 wercgesellen, ‘twelc hij angenomen heeft te bestellen. Mit de wercluyden gevisiteert de zwaei(?) an de Volresgraft [fol. 13] ende bevonden dat die mit geladen schepen mach werden gebruyct, mer dat die niet en mogen vloten onder de brugge aen ’t Gevangenhuys die men gaet naer de Houtstraet ende zulx bevonden zijnde dat men dezelve aldaer blijvende alle behouften zoude moeten opcruyen noortwaerts van dezelve brugge ende zulx verliesen zoude de commoditeyt ende ’t geryf van de opslach binnen ’t slot te hebben. Es geresolveert dat van noode zal zijn dezelve op te breecken, ‘twelc alsoe niet en can geschieden zonder consent, es geresolveert daertoe consent te versoucken. Ende om verseeckert te zijn of in den Papegraft doergaende ooc diepte genouch es, es den wercluyden belast een welgeladen schip daerin te brengen ende de ondiepten daermede te ondertasten ende aen te teyckenen, ende op alles te werden voorsien mit diepinge, dewelcke men mits eenen dam leggende in den Volresgraft tusschen ’t Princenlogement ende Sion bequaemelic can doen ende onder ’t behagen van de burgermeesteren aen te vangen op maendach naestcomende, ten welcken eynde Merwen angenomen heeft de aennemers van ’t Heemraetshuys te verwittigen dat zij hem voor 4 of 5 dagen voorsien van stien, calc ende andere hoere nootwendige behoeften.
3en july: Cortevelt, Merwen, Ypre, Van Hout. Gesproocken mit Claes Zuyc, die verclaert heeft tevreden te zijn het knechtampt aen te nemen onder zodanige last, dienst, conditie ende belooninge als men mit hem naderhant zal connen verdragen.
Es gerapporteert dat burgermeesteren in ’t afbreecken van de brugge aen ’t Gevangenhuys hebben geconsenteert ende zulx geresolveert mitten eersten in ’t werc te doen stellen jegens maendach toecomende ende onder ’t behagen van burgermeesteren goetgevonden miteenen af te breecken de voorpoort aen ’t Gevangenhuys mit de brugge aldaer ende den innegang te maecken aen ’t kerchof deur de poorte die aldaer tot dien eynden es gestelt ende aen ’t Vangenhuys te trecken ’t gebruyc van het huysgen ‘twelc bij de graefmaecker wert bewoont. En ‘tselve te doen bewoonen bij eenen snijder of lapper omme aldaer alle de tuchtelingen voor ‘t 1e wat te doen leeren mitte naelde die miteenen voorpoortier zouden wesen, welcke poortier zittende zal inlaten ende de doer weder toegevallen zijnde zal clincken omme de 2e doer bij den cipier te werden geopent, ende de examineercamer te doen afschieten mit deelen omme daerdoer een vrijen gang te hebben, al onder ’t behagen van burgermeesteren.
Es ooc voorgeslagen dat men de riddercamer die men voor ‘t 1e zal moeten gebruycken omme de tuchtelingen daerin bij nacht te logeren ende te rusten notelic zal moeten verseeckeren. Dewelcke bij provisie bij ons es besien ende zijn 2 middelen van verseeckeringe voorgeslagen, d’1e omme de sparren van de spannage tot boven toe te voeren of mit scheepsplancken of mit goede stijve deelen; de 2e omme een gavel te maecken op ’t midden ende aen 3 zijden een ommegang te behouden, besloten hierop te horen ’t advis van de wercluyden, ooc van de burgermeesteren.
Cortevelt heeft aengenomen cussens, penningen met leggelt ende diergelijcke behouften te bestellen.
[fol. 14] Den 4en july: [volgt een rekening van 23-1-8 wegens diverse goederen als een schelle, schrijfwaren, transportkosten, een comptoircleet, kastjes e.d.; de ordonnantie gemaakt 9-7-98]
Cortevelt, Merwen, Van Hout; Ypre absent. [volgt een minuut van een uitgegane brief]: Den eersamen voorsienigen onsen goeden vrunden de vaders ende opsienders van de tuchthuyse tot Amsterdam. Eersame, goede vrunden, naer onse groetenisse. Wij zeynden U Edelen onse timmerman, metselaer ende knecht; versouckende dat zo wij nu ’t gebou van onsen tuychthuyse bij der handt zullen nemen ende zulx gebruycken moeten heurluyder advis, zonderlinge van de meester timmerman ende metselaer; Uwer Edelen gelieve hemluyden te vertogen de gelegentheyt van de tuchthuyse aldaer, mitsgaders te verclaren de ordre ende geregeltheyt van de huyse, teneynde zij ons in alles te beter zullen mogen dienen; ende zal U Edelen gelieven ons mitten zelven over te schicken eenen van uwe swaerste boeyen. Wij zullen U Edelen dezelve eerstdaechs wederzeynden. Ende U Edelen in gelijcke ende andere zaecken des versocht zijnde alle mogelicke bevorderinge doen. Ende hiermede, eersame etc., blijft den Almogenden bevolen. In Leyden desen 4 july 1598. Uwer Edelen vrunden, de bouvaders van de tuchthuyse tot Leyden.
Den 9 juny 1598. Cortevelt, Merwen, Ypre, Van Hout. Gehoort het rapport van Andries Jacopsz., Jorys Andriesz., Jacop Dircxz. ende Suyc, geweest zijnde t’ Amsterdam omme het tuchthuys te besien, die verclaren de opinie van de tuchtvaders aldaer te wesen ’t gebou aen te leggen, zo groot als het mach vallen mit goede verdere poyen ende de onderste gaten altemalen te overwelven, es geresolveert dat Jacop ende Jorys elc een ruyt bewerp van een gront zullen trecken van ’t gehele gebou.
Es geresolveert den ingang van ’t Gevangenhuys te laten daer die is doer ’t huysgen van de graefmaecker ende d’ examineercamer ende zulx angaende den ingang ’t Gevangenhuys te laeten ongeraect.
Es geresolveert de brugge aen ’s Gravensteen te maecken ter wijde van 12 roedevoeten binnen de muyren.
Dirc Walichsz. es gelevert de joffer van Amsterdam gebracht ende hem belast voor ‘t 1e zes boeyen te maecken van 3derley sorte ende besloten te doen beswaren mit ketens van 50 pont, 40 pont, 2 van 30 pont, 2 van 20 pont.
Ordonnantie opten thresorier [volgt een rekening van 745-3-8 wegens verschotten, arbeidsloon en vooral aankoop van hout, vooral veel Noortse delen]
[fol. 15] Specificatie van de Noortse last gecoft van Ploen Robbrechtsz. omme 487-10-0 volgende de ordonnantie van de voorgaende zijde: dertich grote Noortse balcken; elff lichte Noortse balcken; twintich stellepen(?); dertien ketgens(?); tweentzestich percoenen; een pertie branthout daermede het gestut was, ‘twelc bij Andries Jacopsz. ten profijt van de stadt es vercoft.
De leenen in den hof van ’t huys gecomen van Henricus Gallus zijn bij Joris Andriesz. getaxeert op 24 gulden.
Den 11e july 1598 Ordonnantie opten threzorier: Aen Jorys Andriesz. 5 gulden 4 stuyvers over costen opten 6 uytgeleyt bij Jorys, Jacop ende Zuyc opte reys t’ Amsterdam, te weten vracht gins ende weer elc 0-12-0=1-16-0; verteert aen imbijten of bier 0-16-0; tsavonts elc een maeltijt 0-12-0 = 1-16-0; smorgens een imbijten 0-16-0.
Den 14en july 1598, es angenomen de eerste duysteen gecoft bij Cornelis de Lange t’ Uytrecht ter menichte van hondert grove tonnen Andernaecsche duyststien, ‘twelc zijn 150 sleecke tonnen, gemeten bij Cornelis Jansz. Kolaff, gezworen meter tot Uytrecht, volgende attestatie van den 1en july 1597 stylo veteri, hier gevoert bij Jelis Cornelisz. Visch ende Cornelis Henricsz. Boer; de ton es innegecoft tot 32 stuyvers de groftonne, de wijncoop t’ onsen laste 2-10-0. Nopende de vracht reeckeninge van de tonne te weten de grote tonne 5 stuyvers, tsamen 25 gulden. [in de marge is opgeteld de helft van 320=160 + 2-10 + 25=187-10. Ordonnantie 12-8-98.
Ordonnantie opten thresorier: 14. Aen Claes Zuyc van 17 gulden 17 stuvers 8 penningen over costen gedaen den 23 marty, reysende naer Amsterdam om het tuchthuys te besien, te weten voor provisie medegenomen f 4-5-0; voor 5 cannen Rijnse of Spaense wijn f 5-0-0; voor vracht f 4-0-0; voor bier f 1-0-0; voor visch ende broot f 0-16-0; voor 3 kannen wijns ende een pot bier t’ Amsterdam f 2-16-8; hier de voors. f 17-17-8.
Geaccordeert mit Mees Jansz. als vader van Syon dat hij zal hebben de leeningen staende op ’t erf gecomen van ’t huys van Gallus omme 2 rosenobelen in specie, hier f 17-0-0. Dit Andries Jacobsz. geordonneert te ontfangen.
Es besloten van nu voorts te vergaderen des mergens ten 7 uyren.
16 [juli 1598]. Geschreven aen de tuchtvaderen tot Amsterdam ende wedergesonden de boey ende begeert een bult(?) omme te doen naermaecken.
17 [juli 1598] Belast te doen maecken zes ijseren schuppen ende 2 breecijsers mit last van daerop ende op alle andere behouften te doen stellen het teycken van het tuchthuys als de boei [in de marge staat een tekeningetje van een staaf met twee ronde boeien] Es ooc besloten een signet te doen maecken van ijser innehebbende de slotelen [de Leidse wapensleutels] mit een boei daerover in de dwerse ende boven L, onder T.
Es gehandelt mit Claes Zuyc dat men hem voer ordinaris incomen(?) zal betalen beneffens den anderen stadtsarbeytsluyden ‘sdaechs 15 stuyvers, beginnende mit maendach toecomende ende zal schicken smergensvrouch op ’t werc te wesen, te zien of zij tijdelicken comen ende naerstich arbeyden; van alles anteyckeninge ende rapport doende.
[fol. 16] Vorder opsicht op alles te nemen ende al te rade te houden dat mogelic es. Van ‘t voorgaende zullen hem doen betalen bij Andries Jacobsz.
18 [juli 1598] Ontfangen weerscrijvens van de tuchtvaders t’ Amsterdam mit een bed van hierlants douc, lang ’t bed 3 ellen, breet 2 ellen, de peluwe lang 2 ellen, breet 1 ellen, deze vollen mit stroo.
Ordonnantie 23 [juli 1598] aen Jorys Andriesz. van 10 gulden 1 stuver 8 penningen voor arbeytsloon verdient in de weec voor den 11 july, Dirc Cornelisz., Geryt Jansz. elc 13 stuyvers, Tonis Pietersz. tot 10 stuyvers, Cornelis To[masz.?] tot 6 stuyvers, [samen] f 10-1-8; aen Willem Danielsz. ende Jacop Pietersz., houtsagers, 13 gulden 16 stuyvers voor 6 dagen zaechloon, ‘sdaechs 2 gulden 6 stuyvers, in den weec voor den 11 july verdient f 13-16-0; aen Gillis Cornelisz., schipper, 25 gulden voor vracht van Uytrecht op Leyden van 100 tonnen duyfsteen f 25-0-0; aen Willem Gijssen, rietdecker, 2 gulden 5 stuyvers voor 4 dagen werckens f 2-5-0; aen Jorys Andriesz. van 12 gulden 12 stuyvers voor arbeytsloon verdient in der weec voor den 18en july voor Gerrit Jansz., Dirc Cornelisz. ‘sdaechs 13 stuyvers, Tonis Pietersz. daechs 10 stuyvers, Cornelis To[masz.?] ‘sdaechs 6 stuyvers, [totaal] f 12-12-0.
24 july 1598, geordonneert te betalen omme Zuyc voer ’t mandeken mitte boey te brengen f 0-1-8; vracht tot Leyden te brengen f 0-1-0; voor 2 groenne mandekens f 0-3-0; voor 1 coperen passertgen f 0-3-0; voor 1 santloper f 0-6-0; voor 1 besem f 0-1-0; de impost van ½ vat biers omme de werckers f 0-9-0; voor een canneuyt(?) f 0-8-0; opten 24 july voor den impost van ½ vat biers f 0-9-0; voor ’t mandeken mit de boey te brengen t’ Amsterdam f 0-3-0; [totaal] f 2-4-8.
27 july ontfangen wagenschotten f 58-0-0.
28 july Adriaen Stevensz. heeft een deel barninghout gehadt tot zeggen van Jorys Andriesz. omme f 1-10-0.
Spijckers van de stadt angenomen bij Loys Cornelisz.: double ende moeten wegen 6 ponden ’t hondert f 0-15-4 [in de marge: gewogen 100 double op 7 ponden]; middel ende moeten wegen 3 ponden ’t hondert f 0-7-10 [in de marge: de middele gewogen op 3 ponden ¼ vierendeel]; lasijsers ende moeten wegen 1½ ponden f 0-5-1; schotspijckers ende moeten wegen 3 vierendelen f 0-2-9. ’t Ijser es angenomen bij Pieter Goossensz., smit, ’t pont 2 stuyvers.
29 july [1598] Ordonnantie. Geordonneert te betalen aen Loys Cornelisz., smit, 49 gulden 18 stuyvers 14 penningen voor 3650 double ende 5800 middelnagelen ’t hondert tot f 0-15-4, f 49-18-14.
[fol. 17] 30-7-1598. Jan Walraven Staert(?) heeft huyr aen het huysken op ’t kerchof tot mey 99 toe omme 10 lb. Vlaems.
Marie van Broucbergen, wedue van Jacop Pijnssen van Steenhuysen, heeft huyr tot mey.
Haer es angeseyt indien zij vertrecken binnen 14 dagen, zullen van huyr niet geven, mer blijven zij tot Alreheyligen, zullen mits vertreckende genieten ¼ jaers.
31-7-98. Pieter Goosensz. heeft gelevert zes ketenen tot de boeyen, wegende 1: 50, 1: 36½, 1: 26, 1: 26½, 1: 22, 1: 23½. [met optelling: 174½ pond]
7-8. Ordonnantie verleent om te betalen aen Claes Zuyc de volgende partijen voor root aerden f 0-0-12; 28 july, 4 ende 6 augusti impost van bier f 1-7-0; voor 1 balanche ende 2 coperen schalen f 3-5-0; aen gewicht tot 10¾ ’t pont 1 stuyver 6 penningen f 0-14-0; voor 6 loden te ijcken, ’t stuc 6 penningen f 0-3-12; voor een cleerborstel omme mede te vegen f 0-7-0; ende voor den dienst bij Zuyc gedaen voor zijn dagen begonsten te lopen f 2-10-0; [totaal] f 8-7-8.
12-8. Ordonnantie verleent om Pieter van Woerden van 58 wageschotten betaelt mit 57 tot 2-1-0, f 116-13-0; 300 delen ’t hondert 44-0-0, f 132-0-0 [totaal] f 248-17-0.
12-8-1598. Verleent ordonnantie om [opengelaten] voor Cornelis de Lange van 100 grof tonnen tras a 1-12-0: f 160-0-0; gelach f 2-10-0; vracht de ton 5 stuyvers f 25-0-0; voor den 2 zeven f 3-0-0; [totaal] f 190-10-0.
Voor eenige dagen gecoft van Henric Jacopsz., besemmaecker, 25 stucken Hassels hout om 400-0-0, te betalen St. Michiel [29 september] eerstcomende.
17-8. Verleent ordonnantie om Jan Walraven Steert ende joncvrouwe Marie van Boucbergen, wedue joncheer Jacop Pijnssen van Steenhuysen, van 12-0-0, elc 6-0-0, hem bij burgermeesteren toegevoucht boven de quytscheldinge van de huyren die zij schuldich zijn van meye voorleden af tot nu toe terzaecke dat zij tot vorderinge van ’t gebou van het tuchthuys vrijwillich vertrocken zijn uyt haer innegehuyrde huysen, gelegen aen de westzijde van St. Pieterskerchof, daeraen zij noch huyr hadden tot mey 99 toe, welcke huysen bij burgermeesteren teneynde voors. zijn gecoft, hier f 12-0-0.
23-8. Verleent ordonnantie om Claes Zuyc van 2 gulden 14 stuyvers voor den impost van de bieren gehaelt 8, 10, 13, 15, 19, 21 augusti, telcken ½ vat tot 9 stuyvers f 2-14-0
24-8. Verleent ordonnantie om Dirc Walichsz. van 17-18-0, te weten voor 2 paer verteende hangelissen f 0-8-0; voor 2 sloetgens aen het tresoortgen f 0-18-0; voor ‘t slot aen de kist of een aen te xxx te vermaecken, mit een nyeu slotel f 0-13-0; voor 2 nieuwe slotelen van de doer ende ‘t casgen f 0-7-0; voor 1 nieuwe pijpslotel toter kist f 0-7-0; voor de stempel omme ’t mercijser f 0-4-0 [fol. 18] voor 6 nieuwe boeyen mit 6 hosen, 6 moyestucken, 6 bouten, 6 myeren, 6 schaliren tsamen f 12-0-0; ende voor 2 nieuwe hangende sloten tot de boeyen , ’t een 1-15-0, ’t ander 1-6-0; f 3-1-0; [totaal] f 17-18-0.
Verleent ordonnantie om Pieter Woutersz., smit, van 11-10-0 te weten voor een grote spade f 2-0-0; voor 5 verstaelde schuppen, ’t stuc 1-4-0, f 6-0-0; voor 2 grote breecijsers ’t stuc 0-16-0, f 1-12-0; voor 2 verstaelde ijsers om spijckers mede uyt te slaen f 1-8-0; voor ’t verstaelen van een nijptang f 0-10-0; [totaal] f 11-10-0.
Ten voors. dage gesproocken mit Pieter Jansz. van Outshoorn, bode mitter roede, vanwegen Ermtgen Lambrechtsdr., zijn moye, als eygenersse van ‘t camerken oostwaerts van de huysgens in de Houtstraet ende zo uyt de inspectie bevonden werde dat de scheytgevel tusschen beyden gemeen was, als daerinne ten wederzijden geanckert zijnde, ende dat haer waerbrief geen eygendom van dezelve scheytgevel en hielt, daertegens de voors. Pieter Jansz. niet anders en wist te zeggen dan dat de gemeenschap niet verder en const verstaen werden dan voor zoveel ende zoo wij daerinne gevesticht ende getimmert waren, mer niet verder, ende wel es onderling veraccordeert ende verdragen dat wij zoverre wij dats van node hebben de scheytgevel zullen mogen vernieuwen tot onsen costen ende dat die gemeen wesen ende blijven zal ende dat de voors. Ermtgen zulx zal winnen de plaetse boven, te weten ‘tgeen dezelve ooc wel aen hebbende es.
28-8. Verleent ordonnantie om Loys Cornelisz. van 200 lasijsers gelevert den 26 wegende bij attestatie van de waechmeester 31 ponden.
10-9. Verleent ordonnantie om Pieter Goossensz., smit, van 24 gulden 2 stuyvers [volgt een lange lijst van ijzerwerk, waaronder boeyketens, met gewichten etc.]
10-9. Verleent ordonnantie om Zuyc van 3 gulden 3 stuyvers voor den impost van de bieren gehaelt 25, 27, 29 augusti, 1, 3, 5, 9 september, elcke ½ vat tot 9 stuyvers, f 3-3-0.
25-9. Verleent ordonnantie om Lourys Cornelisz., spijckermaecker, van 8 gulden 11 stuyvers voor geleverde spijckeren [volgt een hele reeks data met gewichten en prijzen]
Verleent ordonnantie om Zuyc van 2 gulden 5 stuyvers [voor de impost op bier]
[fol. 19] 29-9-98. Voor zeeckere dagen gecoft van Willem Cornelisz., schipper, 100 ribben, lang 10 voeten, ’t hondert tot 39 gulden 10 stuyvers, daervan hem op huyden ordonnantie van betalinge es gelevert.
Verleent ordonnantie van betalinge om Henric Jacobsz., besemmaecker, van 400-0-0 over de 25 stucken Hassels hout, voor folio 17verso.
6-10-98. Verleent ordonnantie van betalinge om Franchois Toris van 52 gulden 10 stuyvers uyt zaecke van een wit laecken mit rode striepen, bij hem gewrocht, lang 35 ellen Leytsche mate, tot 5 schellingen d’ elle, bij hem gewrocht om te dienen tot cledinge van de tuchtelingen, mer zal gebruyct werden tot deeckens.
10-10-98. Cortevelt, Merwen, Van Hout. Besloten op sondach toecomende de graft uyt te doen malen ende ‘tselve in ’t openbaer te besteden op woensdach naestcomende naer middach ten 2 of 3 uyren ende daertoe te ontbieden alle de wagenaers ende Evertgen ende dat voor een jaer geduyrende bij de reys, mit conditie dat men hem bijstellen zal twie timmermansknechts omme offer yet braec bij der hant te zijn omme te repareren.
Es ooc voorgeslagen omme voor de losinge van de privaten onder de secrete gang doergaende te maecken een bac van 4 of 5 voeten diep, daer ’t water van de daecken zal in werden bewaert omme dairuyt de losinge te doen van achteren aen de westzijde mit 3 secrete optrecken om een van de goten te doen spoelen, schuyren ende schoonmaecken die men wilt boven gewelft, uytgeseyt tot 3 plaetsen mit ramen.
13-10-98. Verleent ordonnantie om Zuyc f 4-7-12 te weten costen van zijn huys schoon te maecken [volgt een lijst van allerlei schoonmaakartikelen met prijzen]
De roy getrocken van onse zuytmuyr te water beginnende van ’t camerken tot Zuycken van een kerf in den gevel gehouden, de westcae comt juyst 2 voeten van de scheytmuyr van Zuycs huys tot aen de plancken daer de westmuyr zal comen, gelijc daeraen es afgeteyckent ende zal ons muyr comen 5½ voeten daerbuyten lijnerecht, zulcx dat Heussen voor aen ‘t straet zal winnen 3½ duym ende in zijn keuckentgen omtrent 7 duymen.
14-10-98. Opte naervolgende voorwaerden wil men hier verscheyden wassende bomen in ’t openbaer vercopen aen den meestbiedende of hoochstmeynende. De copers zullen de boomen vellen ende rooden t’ haren believen tusschen dese tijt ende Kersmisse eerstcomende, ten langsten wel eer indien ’t hem gelieft ende binnen 14 dagen naer ’t vellen ende roden respectivelick al ‘tselve wechnemen ende de plaetse daervan ontledigen op verbeurte van ‘tgene daer langer zal mogen blijven. Zullen de penningen bij hem te beloven betalen Paesschen eerstcomende. Men wil de vercopinge doen bij guldens van 40 groten ’t stuc, stuyvers ende penningen naer beloop vandien.
[fol. 20] Men zal de hoochste insetter op elcke pertie beschencken mit zes stuyvers.
Ende daervooren op staende voet gehouden zijn borge te stellen, die mitsdesen gehouden wert als principael zulx vertegen te hebben de beneficiën Ordinis et excussionis, ende haerluyder goederen verbonden te zijn tot bedwang van allen rechten ende rechteren. Indien de coper versuymde de borchtochte te stellen zal men de coop mogen toeslaen die voor in ’t bot staet op ’t bot bij hem geboden, ten welcken eynde alle geboden van waerden werden gehouden, behouden in dien gevalle de vercopers haer recht opten zelve gebrueckigen. De vercopers behouden aen hem de uytlegginge van alle zwaricheyden ende duysternissen die in desen zouden mogen werden bevonden ende zulx ooc indien 2 of meer teffens mijnden omme den coop toe te slaen aen dengeenen die hem duncken zal eerst gemijnt te hebben of anders die hem gelieven zal of opnieus te doen ophangen ende ofslaen.
Opte noorderplaets: d’ 1e appelboom heeft gecoft Zier Maertsz. om 3 gulden 5 stuyvers, borge … [niet ingevuld] Nota: dat elc zal aftrecken 6 stuyvers over elcke pertie voor ’t laechst insetten. De 2e appelboom heeft gecoft Zier Maertsz. om 30 stuyvers, borge … [doorgestreept:] De twee peerbomen mit het kersseboomtgen heeft gecoft …, borge … [geen namen ingevuld, derhalve mogelijk niet doorgegaan]. Opte zuyderplaets: de twee queeboomen zijn besloten niet te vercopen mer aen ’t huys te houden om houten hamers daervan te maecken voor den wercluyden. Twee peerbomen die naer den oosten staen heeft gecoft Zier Maertsz. om drie guldens, borge … De 2e wester peerboomen heeft gecoft Vincent Florys om elff guldens, borge … [de 3e en 4e peerboom zijn doorgehaald]. De 3 grootste appelboomen heeft gecoft Jan Dircxz. om 4 gulden 10 stuyvers, borge … [de 2e appelboom heeft gecoft … om …, borge …; nogmaals 2e appelboom, evenzo doorgehaald]. Alle de vorder cleyne boomtgens uytgeseyt de 2 queen mit het perenboomtgen bij de bornput ‘twelc buyten de vercopinge wert gehouden daeronder begrepen de wijngaerden heeft gecoft Jan Joostenz. om 2 gulden 5 stuyvers; borge … Aldus gedaen opten 14en octobris 1598. Des ten oirconden deesen ondergeteyckent. [er is ook een los briefje, getiteld: Dit is die maenscheel (=inmaning-cedulle) van de boemen ende wijngaerden die vercoft zijn in ’t tuchthuys, met dezelfde gegevens, waaruit blijkt dat Vincent eerst maar de helft van zijn schuld betaalde, en aan het eind de notitie: hierop ontfangen mit die santlooper daer in gereeckent 35 stuyvers].
Men laet elceenen mitsdesen weten dat ’t water van de Volresgraft ende van de graften daerinne responderende om ‘tzelve te verversschen sal werden uytgemalen ende dat men zal beginnen te malen op morgen den 18en deser lopende maent octobris ‘smergens mitten dage. Ende dit al teneynde elceenen die ’t angaet hem hiernaer zal mogen gedragen. Aldus gedaen ende opgeslagen desen 17en octobris 1598. Elc zegget den anderen voort.
[fol. 21] Opte volgende voorwaerden wil men hier in ’t openbaer besteden het droochmalen van de Volresgraft voor een geheel jaer tot zulcken dagen ende tijden als men den aennemer ‘tselve zal laeten weten. Den aannemer zal des vermaent zijnde deur zijn paerden mitte molen staende in ’t Princhenlogement droochmalen de Volresgraft mitsgaders de graften daerinne responderende, ten welcken eynde men buyten des annemers costen de 3 schotdeuren laten nedervallen, ooc de goten stellen zal. Zal zijn malen telcken beginnen ‘smergens mitten dage ende teneynde hem geen belet en come in malen mits yet breeckende, zal men hem bijstellen een of twee timmergesellen omme hem strac te mogen helpen. Sal alle ’t water tusschen de schotdeuren zo schoon uytmalen als hem doenlicken zal zijn. ‘twelc gedaen wesende zal men omme behoorlicke schuyringe ende ververssinge te crijgen eens water van achteren laeten inneloopen om den bagger naer de molen te schieten ende ‘tselve gedaen zijnde zal men de schotdeuren nochtans laeten vallen ende zal ’t water andermael werden uytgemalen ende alsvoren ververst. ‘twelc gedaen zijnde zal men den aennemer zijn bedongen penningen voldoen, ende zal men denzelven gelijcken betaelen zo meenige reys als hij ten bevele van de besteders in forme alsvoren zal hebben gemalen, het lopende jaer geduyrende, te weten totten 14 octobris 1599 toe. Ende indien de annemer naer behoorlicke vermaninge in gebreecke waer, zal men ’t werc t’ zijnen pericule ende laste mogen besteden tot voordeel van de besteders zoo ’t minder besteet werde ende tot achterdeel van den aennemer werde ‘t meerder besteet. De annemer zal op staende voet borge stellen voor 't voldoen van de voorwaerden, diewelcke staen zal als principael ende mitsdesen verstaen wert te buyten gegaen te hebben de benefitiën Ordinis et excussionis ende hem van haer goeden verbeurt te hebben tot bedwang van allen rechteren ende indien den annemer versuymde etc. De besteders behouden aen hem etc. Die laechste inset zal beschoncken werden mit 30 stuyvers. Es laechst ingeset bij Jacop Cornelisz. Breyer omme tien gulden, daervooren hem ’t malen es toegeslagen, ende Dirc Moy(?) es zijn borch gebleven. Actum 14 octobris 1598. Dees comt voor ’t laechst insetten 30 stuyvers.
29-11-98. Verleent ordonnantie om Cl[aes] Zuyc van voor zijn ende zijn wijfs diensten voortsaen ende op huyden innegaende te betalen weeclix 6 gulden.
Verleent ordonnantie van 4 gulden 12 stuyvers 8 penningen voor bier [op diverse data]; noch voor 6 groene manden 18 stuyvers ende voor de graefmaker van doden op te nemen ende begraven 20 stuyvers, tsamen f 4-12-8.
Verleent ordonnantie om Geryt Dircxz., chipier, van 113 gulden 4 stuyvers voor montcosten van Jan Pietersz. van den 18 mey totten 27 november 17, 18 ‘sdaechs(?), voor montcosten van Natanael van den 20 july totten 23 november, elc tot 6 stuyvers, f 39-0-0. [volgt nog een lijst van geleverd textiel, toffelen, schoenen, maakloon voor slaeplaeckens, hemden, craechgens enz.]
Verleent ordonnantie om Willem de Milde van 431 gulden 4 stuyvers voor 154.000 double hartsteen, gelevert tot Martini toe, ’t duysent tot f 2-16-0.
Verleent ordonnantie om Pieter Paets ende Jan Jochumsz. van 306 gulden 17 stuyvers 5 penningen voor 108 hoeden calx totten 11en november toe gelevert, ’t hoet tot 2-16-8, bij Paets 70 hoet 6 ton, bij Jan Jochumsz. 37 hoet 7 ton, tsamen 306-17-5.
5 february 1599. Verleent ordonnantie om Wijnant Jansz. t’ Alphen van 54 gulden 6 stuyvers 14 penningen van 4625 pannen, ’t duysent tot 11 gulden 15 stuyvers, ende 1000 vorsten tot een blanc ’t stuc, hier f 54-6-14.
Verleent ordonnantie om Loys Cornelisz., smit, van 25 gulden 10 stuyvers 8 penningen over spijckeren als 4000 vierponden, ’t duysent 1-0-0, 6000 drieponden ’t duysent 0-18-1, voor 100 tweeponden, voor 500 double tot 3-16-4, voor 3000 lasijsers tot 2-11-0 ’t duysent, voor 200 ribnagels tot 1-4-0, voor 100 slootnagels 0-6-1 ende voor 25 schotspijckers 0-0-10, tsamen f 28-10-8.
[fol. 22] Verleent ordonnantie om Geryt Bouwensz., kistemaecker, van 5 gulden over ende in betalinge van 4 ramen bij hem gemaect in ’t oostwertse nieuwe huys in de Houtstraet.
Verleent ordonnantie om Zuyc van 3-8-8 [voor vooral bier en impost en voor een pont kaerssen daer de metselaers bij hebben gewrocht in ’t vloeren.]
Verleent ordonnantie om Cornelis Jansz., houtcoper, van 168-6-0 [volgt een ellenlange reeks van diverse soorten hout met prijzen]
Verleent ordonnantie om Pieter Goossensz., smit, van 105-11-7 [volgt een nog langere reeks van geleverd ijzerwerk met prijzen]
[fol. 23] 27 february 99. Verleent ordonnantie om Willem de Milde van 266-0-0 over 95.000 grote hartsteen bij hem gelevert tusschen 4en decembris 98 ende 20en february 99, ’t duysent mitte vracht tot 2-16-0.
15 mey 1599. Ordonnantie gemaect omme Jacob Cornelisz. Beyer van 15 gulden 12 stuyvers 8 penningen als voor ’t gebrec aen de molen dat hij de volle helft langer heeft moeten malen 5 gulden; voor 2 pont resels 11 stuyvers; ende voor olye 1 stuyver 8 penningen; noch voor ’t malen gedaen den 7, 8, 9, 10 mey volgende de bestedinge 10 gulden; mit last omme hiervan reeckeninge apart te houden om mit ander gelijcke penningen verschoten ende te verschieten teynden sjaers ommeslach gemaect te werden tot laste van de gehuysden hierdoer geryft.
16 meye 1599. Verleent ordonnantie om Dirck Walichsz., slotemaecker, van 73 gulden 13 stuyvers voor ijser- ende slootwerck [volgt hele lijst met prijzen]
Verleent ordonnantie om mr. Salomon van Dulmerhorst van 73 gulden 11 stuyvers over 287 voeten glasen, de voet tot 5 stuyvers, facit 71 gulden 15 stuyvers ende aen slootnagelen daer deselve glasen mede ingeset ende de wintijsers mede gespijckert zijn 37 stuyvers, facit tsamen 73-11.
Verleent ordonnantie om Jacop Dircxz. den Dubbelden, metselaer, van een somme van 55 gulden 17 stuyvers over de volgende estrycken ende potten: 8851 glaesde estrycken het duysent tot 6 gulden facit 53-2-0; 450 roo estryck, ’t hondert tot 10 stuyvers, facit 2-5-0; 2 potten met twee steenen met gaten tsamen 0-10-0.
Verleent ordonnantie om Bruyn Cornelisz. van Couwenhoorn van 168 gulden 12 stuyvers 4 penningen over ’t naervolgende loot ende arbeytsloon. Eerst tot alle de looden gooten 1791 ponden, ’t hondert tot zes gulden vijff stuyvers, facit 111-18-12. Noch over 13 pont soudeersel, ’t pont tot 4 stuyvers 8 penningen facit 2-18-8; Noch over 386 pont back- ofte pijploot, ’t pont tot 2 stuyvers 8 penningen, comt tsamen 48-5-0; Ende van arbeytsloon van ’t leggen derselver gooten tsamen 5-10-0.
Verleent ordonnantie om Zuyck van 6 gulden 19 stuyvers 8 penningen [vooral voor impost van bier]
14 juny. Verleent ordonnantie om Jan Gerytsz. Buytewech van 450 gulden over 100.000 clinckert bij hem gelevert ’t duysent tot 4 gulden 10 stuyvers gevallen Pynster voorleden.
12 july. Verleent ordonnantie om Willem Poulsz. van Thoornvliet op Andries Jacobsz., thresorier extraordinarys, van een somme van 92 gulden 8 stuyvers over 33 hoeden calcx, ’t hoet tot 2 gulden 16 stuyvers.
[fol. 24] 17 augusti. Verleent ordonnantie op Andries Jacobsz., thesaurier extraordinarys, om mr. Salomon Davidtsz. van Dulmenhorst van 96 gulden 5 stuyvers over de volgende glasen ende andere dingen [volgt een eindeloze opsomming van gemaakte glazen, met nauwkeurige aanduiding van in welk vertrek ze gemaakt werden, met grootte en prijs. In totaal groot 372 vierkante voet enz. à 5 stuyvers = f 92-5-0 + nog wat nagekomen werk]
[Idem aan Bruyn Cornelisz. van Couwenhorn f 180-9-8 over gespecificeerd loodgieterswerk]
[Idem aan Claes Andriesz. Zuyck voor de impost op bier]
Verleent ordonnantie op Andries Jacobsz. voornoemt om mr. Cornelis Henricxz. van der Goude van 488 gulden 5 stuyvers in betalinge van 155.000 IJselsche clinckert, ’t duysent tot 3 gulden 3 stuyvers.
[Idem aan Dirck Walichsz., slotemaecker, f 33 voor gespecificeerd ijzerwerk]
[fol. 25] [Idem aan Pieter Goossensz., stedesmith, f 118 gulden 2 stuyvers 8 penningen voor ijzerwerk; volgt een hele bladzijde met specificatie van vooral geleverde spijkers, zowel in de huizen aan de Houtstraat als in het huis van Geryt van Heussen, waar ook zéér ingrijpende bouwactiviteiten waren]
22 september 1599. [Idem aan Claes Zuyc van 9 gulden voor turf]
[Idem aan Willem de Milde van f 202-16-0 over 78.000 grote hartsteen tot 2-12-0 ’t duysent]
27 november. [Idem aan Willem Pouwelsz. van Torenvliet van 96-19-0 over 34 hoet ende 5 ton calx, ’t hoet tot 2-16-0]
23 decembris. [Idem aan Willem de Milde van 70-4-0 over 27.000 grote hartsteen tot 52 gulden [=stuivers?] ’t duysent, de vracht daerin begrepen]
[Idem aan Aernt Cornelisz., scrienwercker, over 17 gulden over scrienwerck ende arbeytsloon]
[Idem aan Dirc Walichsz., slootmaicker, van achtien gulden zestien stuvers voor slootwerk]
[Idem 10-5-8 aan impost op bier, voor ’t dragen van spijckeren ende voor een santloper]
[Idem 12-4-0 om Pieter van Eyndoven voir hem ende ten behouve van de andere clercken ter secretarye ten desen gebruyct ter zaecke ende in betalinge van het scrijven ende registreren van 61 ordonnantiën het tuchthuys angaende mit ’t begin van dien, begonst ende geeynt den 23 decembris mit ’t pertie van 10-5-8 omme Zuyc]
20 january 1600. [Idem aan Cornelis Jansz., houtcoper, f 291-9-12 voor geleverd hout]
[Idem aan dezelfde voor f 163-3-0 voor geleverd hout aan de huisjes van Van Heussen]
Transcriptie van SA II inv.nr 336 fol. 247-286, VERBAEL VAN DE REYS T’ AMSTERDAM ANGAENDE DE CAGESCHUYTVOERDERS, HET TUCHTHUYS ENDE DE BROOTSETTING, gedaen den 19, 20, 21 octobris 1597.
[hier volgt alleen hetgeen op het Tuchthuis betrekking heeft, beginnende folio 262, maar in een eigen foliëring van dit verbaal fol. 16, geschreven door een klerk, maar wel gecollationeerd door Jan van Hout] Ten laetsten, alsoe ic ooc angenomen hadde om mij, daer zijnde, wat te informeren opte gelegentheyt van het tuchthuys ende de vordernisse, ordre ende ’t onderhout vandien, hebbe ic zulx aen burgermeesteren ooc versocht, die mij daerinne ende in ‘tgunt ic vorder mocht begeren, alle vruntlicke behulp ende vordernisse toegeseyt ende mitterdaet gepresteert hebben, als zeyndende strac om eenige van de vaderen tot opsicht van het voors. tuchthuys gestelt om hem aen te seggen ende te belasten mij van alles openinge te doen, dan zoe dezelve zoe mits de marctdach als de slachtijt nyet en waren te becomen, deden hem bevel van mij ten twe uyren naer de middach teneynde vers. in het tuchthuys te verwachten.
Volgende denwelcken zijn de voorn. Baersdorp ende ic nair middage ten twe uyren gegaen naer het voorschreven tuchthuys, ‘twelc begrepen es ter plaetse daer ’t Clarissenconvent geweest ende aldaer staende es in den …[oningevuld], alwaer comende vonden aldaer IJsbrant Harmansz. ende … [oningevuld], buytenvaders van ’t voors. tuchthuys ende [fol. 268] mit dezelve daerop in tsamenspraec tredende ende gevraecht zijnde op wat ordre ‘tselve was gefondeert, mitsgaders op de nutticheyt ende voortgang vandien, ooc op de gebreecken die hem daerinne zijn bejegent ende ‘tgunt vorder ‘tselve angaende in consideratie mocht comen, gaven ons ter antwoorde dat zij alsnoch geen ordre op ’t beleyt vandien van burgermeesteren wegen en hadden ontfangen, mer alleen generale last om ‘tselve mitterdaet in ’t werc te stellen ende uyt de ouffeninge de ordre te ramen ende mittertijt te maecken, deurdien op ’t begin tusschen burgermeesteren ende regierders verscheyden gevoelen waren geweest, mer datter wel waren gemaict ende geraemt verscheyden voorslagen van dewelcke wij visie ende copie versocht hebbende, hebben ons deselve gewillichlicken medegedeelt, die ic om de memorie te bewaren goetgevonden hebbe te insereren in mijn jegenwoordige verbael, ende waren tot vieren in getale, hiernaer onderscheyden mit A, B, C, D ende van de volgenden innehouden:
Insertiën. A was geschreven bij de hand van Henric Lourijsz. Spiegel. Copie. BEDENKING op de grontvesten van ’t Tuchtuys.
Eerstelicken heeft men achte te nemen op de plaetse waertoe het Clarissenclooster nyet onbequaem es.
Ten tweden op de incompsten, daertoe U E. zullen believen eenich cloostergoed off ander gaende middelen te bestellen.
Ten derden op de scicking, te weten: 1en. Om ’t huys bequaemelic te vertimmeren tot gerijff van alderley ambachtleringe; 2. De bewaringe der tuchtelingen, zom los gaende, zom aen een bloc, zom in kerckers; 3. De tuchting derzelver, het oog hebbende als ’t voornaemste wit ende toeleg van dit huys om dezelve te maicken ofte te behouden: 1. Niet infamis 2. Niet schaamteloos 3. Gesond 4. Kleyn behoevigh 5. Arbeyt gewoon 6. Wingerich 7. Haar cost winbaar 8. Godvruchtigh.
[fol. 264] Om waertoe te comen heeft men te overwegen de volgende ofte beter bedachte middelen: Op ‘t 1e: dat men in zulcx bij willekeur ofte octroy (is ’t nood) voorsie. 3 (6). Dat men se bij nacht hyer in brenge. 2 (2a). Dat men binnenscamere vonnisse. 4. Dat de inbrengers ooc alle bewinthebbers des huys van nyemant te melden eed zullen doen. 5. Dat geen andere menschen hemluyden nimmermeer en zie. 6 (3e). Dat men versorge bequame huysinge, goet gerack, goet voetsel, goey lijfouffeninge. 7 (4e). Dat men hem geene nootdruft ende nyet meer van goet broot ende beste rogge gebacken wel gesoden cleyn bier, potspijs van erten, bonen ende gort met spec, vleys ende kees, alles bij mate ende gewichte, tot slechs noottrufticheyt. 8 (5e). Dat men nyemant meer als water ende luttel broots geve, dan die arbeyden ende daertoe willige zich vougen. 9. Dat men de onwillige om een goet ambocht te ouffenen off te leeren dwinghe mit plompe zwaren arbeyt van raspen, stampen, cennip cloppen, een radt te draeyen ofte in een molen te gaen. 10 (6e). Dat men de willighe mit [in ‘t?] jegendeel te williger maecte mits hem toeleggende een achtepaert ofte zestepaert ofte vierdepaert van hen winst, datzelffde verhogende off verlagende nae dat zij vlijtigh zijn. 11 (7e). Dat men hieroff bouck houde ende de dagen teeckene van alsulcke toesegginge, verhoginge ofte verlaginge. [fol. 265] 12. UUtgaende dat men hem dat betaele zulcx verdient loon om door zulcx middel te hebben van te erneren. 13. Dat men elcx naer zijn stercte, handicheyt ende vernuft een goedt ambacht leere, ooc dezommige meer. 14 (8e). Door goe voorgang van een binnenvoocht ende meesters westhalven dat men voor als nae geschicte mannen heeft te speuren door goede vermaninge ooc dwang, van hen gebet te spreecken eer se ontbijten, ’s-noens ofte ’s-avonts eeten ende als zij gegeten hebben, slapen gaen oft opstaen. 15. Dat men se op sommighe leeghdagen ooc eenige vermaeckelicke ouffeninge geve, dienende tot gesontheyt des lijffs eene raddicheyt der leden als schermen, in de wedde loopen, springen, steenwerpen, met een roer schieten, op welck altemet een prijs gestelt zoude mogen werden. 16. Acht te nemen off oock nodich zij datter twe off meer dienaers bij ’t huys wonen tot hulpe ende ontsich.
Ten vierden heeft men acht te nemen op de personen van: 1. Buytenvooghden 2. Binnenvooghden ende 3. Meesters.
Ten vijffden op de ambachten die men hier sal gequaemst ende nutbaerlicxt aenrechten es bij voorslach: 1. Schoenmaicken; dairaen hangen tassemaicken, hantschoemaicken, beursemaicken; 2. Passementwercken, ende dairaen clevende: smallen weven, fusteynen, boratten, floretten, linneweven, breyen, tapitserijen, baeliwerc; [fol. 266] 3. Kuypen, stoeldraeyen, lantaernmaicken, wielmaicken, schrienwercken, beeltsnijen, steenhouwen, timmeren, houtsagen, slotemaicken, smeden, glaesmaicken, mandemaicken. [Vanaf schrienwercken tot het eind staat een accolade met de tekst] Dese zouden alle aen des stats dagelicxe behouften connen te dienst comen.
B. Was gescreven bij de hand van doctor Sebastiaen. [1.] Staet te letten.
Alsoe dese zaecke nieu doch zeer nodich is ende overzulcx zeer lichtelic verhindert zoude moegen werden, welcke zoe nochtans nyet en behoirt, dat men alle beletselen zoeveel doenlick is an de zijde en waer swaricheyt over vallen zoude, zoeveel de zaicke lijden mach uyten oogen stelle; soude daerom misschien geradenst wesen over ’t inkomen voor de vroetschap nyet veel woorden te maicken, maer de oncosten die in ’t begin nodich zullen wesen, te verswijgen ende de weynich costen off ooc profijt die nae wel getrocken zal mogen werden, alleene voorgeven, want de zaicke toegestemt ende begonnen wesende zal ooc bij dien die alle costen gaerne mijden, om ’t vorige nyet verlooren te hebben wel voort toegestaen werden ende zal in alle geval ’t lodt bij der stadt geschoten moeten werden.
[2.] Bewaringhe: de zwaerder ofte lichter bewaringhe soude ooc mogen als een maniere van ’t bedrevene mogen opgelecht werden, mer alsoe ’t eygentlicke wit ende meeninghe van dit tuchthuys zal wesen niet soezeer straffe als beteringhe ende tuchtinghe [fol. 267] van alsulcke die hun eygen nut niet verstaende, sich der tuchtinge (als bijsinnige krancken der medicine) zouden pogen te ontrecken, zal men ’t ooge in desen te verlichten ofte te verswaeren op twe stucken aldermeest moeten hebben, te weten welcke meesten wil hebben om wech te loopen, ende welcke best de macht hebben ‘tsij bij verstandt ofte cracht om alsoe dergeene die langer tijt daerinne gebannen zijn ende tot een swaerder werc luy zijnde gestelt meerder te verseeckeren gelijc ooc die moeten werden die men vermercken zal loos te sijn ende die tot heur jaeren ende volle stercte gewassen zijn daerentegen die anders zijn minder te beswaeren.
[3.] Niet infaem: alsoe twederley eerloosheyt is, d’ eene over ’t bedrevene werck, d’ ander over de straffe, zoe en can noch d’ eene noch d’ andere anders bij eenige wette ofte kuere wechgenomen werden dan bij zodanige die de daden waeromme men de bouven in ’t tuchthuys stellen zal, eerlick te zijn verclaren soude, want bij zoeverre eenige keure crachtelick de diefte eerlick te zijn verclaerde als sommige schrijven weleer in Aegypten ten minsten een gewoonte geweest te zijn, zoe en soude dien diefte bedreeff daeromme nyet oneerlick zijn, noch oock wanneer hij daerover werde gestraft, mer dit en can met waerheyt niet geschieden, waere oock den gemeenenbeste niet vorderlicken, sullen daeromme die tot gevoelen van haer oneere souden mogen gebracht werden dezelffde met goetdoen ende een eerlick leven soucken moeten af te wisschen ende hierdoor mits dat zij oock onbekent zullen mogen zijn oft daer gaen wonen daer men van ’t vorige niet sal weten, onder andere burgers mede mogen verkeeren, want om deselffde tot yets te gebruycken, daertoe de wettelicke affdoeninghe van schande van node soude mogen schijnen, zal nyet wel mogen wesen overmits de ondeucht gemeenlick overal wat anhangen wil ende ten tweden dat die zulcx geweest zijn nauwelicx behoiren [fol. 268] over andere gestelt te werden. Ten derden omdat men dese gesellen meestal tot ambachten houden zal, wesende een onbequaem leven om der onledicheyt wille om wijsheyt te leeren ofte te plegen.
4. Eedt niemant te melden. Dese zoude swaerlick gehouden werden ende oock nyet genouchsaem wesen in bekenden burgerskinderen om te verhoeden dat men nyet en soude gissen, jae, genouchsaem weten dat deselffde in tuchthuys waren, ende in onbekenden andersints als de meeste wel zullen wesen waere het onnodich.
5. Kaes bij gewichte. Dit moste om de verscheydenheyt der jaren ende naturen met onderscheyt geschict werden ende verdeylt, soude anders een zeer ongelijcke gelijcheyt vallen, dat ooc onder gelijcke van jaeren dien ¾ genoech waere ende dies honger een lb. [=pond] eysch gelijcke veel zouden crijgen.
6. Lijffouffeninghe. Daertoe zal dienen hun dagelicke arbeyt, want om andere oeffeningen veele tegelijc los ende bijeen te laeten comen ende soude geen cleyne swaricheyden medebrengen, doch souden wel eenige van den jongeren ofte van den alrede meest betemden tot ‘tselffde toegelaten mogen werden.
10. Een part van hun winst. Dese zouden hen vergunt, vermeerdert, vermindert ende ooc geheel weder onttogen mogen werden, bij ten [=den] buytenvaders nadat zij uyt elcx doen bescheydelic souden vinden.
13. Ooc den sommigen meer ambachten [fol. 169] hoewel de ambochten sulcx schijnen dat men wel veele derselffder soude comen leeren, soe geschiet nochtans dat weynige ‘tselffde doen off om zodanige cleyn verstandt ofte vermits deselffde niet alleen geleert, maer dagelicx geoeffent moeten werden om deselffde wel te doen als meest in zeeckere handelinge bestaende; ende zoe wie oock meere willen ouffenen doordien zij die geleert hebben, bedyen meest den tijt luttel als die van ’t een op ’t ander lopende, nimmermeer neeringe coonen maicken, bij welcke nochtans der ambachtsluyden welvaeren bestaet, daeromme soude het misschien geradener zijn elc maer een te laeten leeren, tenware van ambachten die zeer grote gemeenschap hebben, ende bequaem zijnde om gelijck geouffent te werden.
15. Schermen, schieten. Wanneer men spraecke van de opvoedinghe der vrijer ende onverdorvener jongelingen zoude dat nyet qualick vougen, maer onder zodanige als hier comen zullen, nyet zeer wel als gezecht is ende en is niet meer voor de ongesontheyt bij ’t vermissen van dese te vresen dan men ziet dat de cattiven ofte gevangene der galeyen ongesondt zijn oft ooc menich naerstich ambachtsman die zelden tijt van zijn ambacht ledich is oft immers geen lijffouffeninge en doet temeer alsoe ’t al jongeluyden zullen wesen.
Verkiesinge van ambachte. Omme de tuchtinge recht te mogen doen ende de ondeucht voor toecomende te mogen verhinderen, dient wel bedacht wat oorsaicken hem daertoe hebben gebracht: deese zijn geweest onverstandt, de schande van de zaecke nyet begrijpende, welck deur anderer quade anspraecken ende voorgang werde gesterckt, en ten tweden gebrec door luyicheyt ende door niets te weten winnen veroorsaeckt wesende, het [fol. 270] verstaen hoe leelicken saicke steelen zij, want dieven zullen de meeste zijn die hyer zullen comen (hoewel oock wel andere somwijlen mede dienen getuchticht te werden) zal vanselffs door de volwassinge van hun verstanden coomen ende ooc van andere te weten binnen- ende buytenvaders ofte andere hen geleert werden, werdende zij daerentusschen van yets quaets te zien ofte hooren affgehouden, maer gebreckts oorsaicke luycheyt sal door arbeydt gestadich ouffenen van hem mede verdreven werden, want traecheyt is een gebreck sichselven voedende. Ende zoeveel angaet dat zij nyet en deeden om te winnen, vermits zij nyet geleert hadden, zal door ’t leeren van een ambacht voorgecomen werden, doch in ’t verliesen van deese in ’t geheele, want wie op sodanigen ambacht van deselffde die men in ’t huys zal laeten ouffenen gestelt zal werden, zullen de buytenvaders ofte ’t Gerechte moeten lasten in ’t verkiesen, segge ick, zal vooral acht genomen werden wat ambachten onder deselffde die men met luttel gelts beginnen mach, alsoe bij dese nyet en zal wesen dan een luttel overwinste de meeste profijten geven opdat zij uytgelaeten zijnde sich eerlicken souden mogen generen, ende opdat de oncosten van ’t huys eensdeels uyt de winste mede zouden mogen vervallen werden.
Maer dewijl dese zullen van boeven ende daeromme besloten ofte oock gesloten zijnde gepleecht moeten werden en sal men genige mogen nemen, tot welcke sodanige wercketuych van node is, dat zij hemselven, hun medegesellen ofte den meester eenich hinder zouden mogen doen, ende die in beslotener plaetse geoeffent mogen werden, ooc zonder veel in- ende uytlopens. Ende hoewel nauwelicx eenige en zijn met welckers gereetschap men nyet en soude mogen uytrechten, soe moeten nochtans de gevaerlickste als uyt breede bijlen ende messen, zware hamers, elcx gemijdet werden ende voorts tot verseeckertheyt van den [fol. 171] meesters ende binnenvoocht deselffde alsoe gesloten werden dat al waer ’t zij denzelffden zouden mogen overweldighen ofte oock ombrengen, hem nochtans niet mogelicken zoude wesen wech te geraicken. Welcke nu onder allen ambachten sodanich zijn, sal uyte voorgaende wel besloten mogen werden ende men zal de beste voor eerst mogen nemen, daer bijvougende sulcke ende wanneer de gelegentheyt vorderen zal.
De geltbuydel die gelijck alle d’ andere een moordenaer van den beginne is ende liever veele galgen met doode krengen dan steden met goede burgerie verciert, ziet, zal buyten twijffel op verscheyden wijsen de oprechtinge ende onderhoudinge van dit tuchthuys, hem zoe schandelick voorspel, soucken te verhinderen, maer dies te meer zal ’t dengeenen die hiertoe versocht zijn geweest gelieven daerinne te arbeyden alsoe geene moeyte zoe groot en zal mogen zijn die door de winste maer van luttel zielen niet versoetet ende vergolden zoude mogen werden.
C. Was gescreven bij de hand van Doctor Sebastiaen.
Ontwerp van de wijse ende forme des tuchts in den tuchthuyse.
Dewijle degeene voor welcken het tuchthuys gesticht is uyt heuren armoede eenichsints oorsaicke genomen hebben ende nemen om tot een zeer schandelicke wijse van leven te slaen, zullen deselve niet gevouchlicker te rechte gebracht connen werden dan zoe men hen middelen om sich eerlicken te geneeren, leerende daerbij nevens in goede tuchtige leeden opvoede ende gewenne.
Dese tucht dunct mij (onder verbeeteringe) dat in twe stucken gelegen is, te weten dat men hen leere weten wat zij doen ofte laeten moeten, ende dat men se het quade te laten ende ’t goede te doen, alsoe gewenne [fol. 272] dat het hen lichter ende angenaemer werde een sedich ende vroom dan een ongeschict ende godtloos leven te leyden.
De leeringe geschiet op twederley wijse, met woorden ofte met doen ende exemple de leringe door woorden is wederom oft bijsonder. De gemeene soude mogen zijn dat de binnenvader alle sonnendaechs voor den middach in een plaetse daer men alle de tuchtelingen die nuw eenichsints betemt waren bijeen zoude doen comen, eenige capittelen uyt den bijbel off eenich ander stichtelic bouck voorlaese, welcke capittelen hij soude mogen bij eene van den predicanten hem laeten uytteyckenen als namentlic daer eenige vermaeckelijcke ende tot vromicheyt vermanende historiën ofte spruecken verhaelt ende beschreven staen; nae den middach soude ofte de binnenvader ofte yemant van den anderen meesters die de gasten ambachten leeren zullen die daertoe bequaem souden mogen wesen, heur leesen ende schrijven indien zij ’t geleert hebben doen onderhouden ofte indien sij ’t nyet en conen leeren ende dit an het Onse Vader etc., Gelooff, Thien Geboden, dagelicx cort gebet voor denzelven bij d’ een off d’ ander predicant te stellen ende andere spruecken Salomonis, Ecclesiastici oft van Jesus Syrach, opdat zij tegelijc ende met eene moeyte het lesen ende scrijven ende de leeringen, historiën ende gebeeden zelve souden mogen leeren, waertoe nyet quaet soude zijn dat men nae ’t leesen eenen ygelicken affvraechde wat hij van de voorgelesene spruecken hadde onthouden ende dat men degeene die leesen leeren ofte schrijven alle haer lessen ende voorscriften van buyten dede leeren, ende insgelijcken de gebeden die zij alle morgens ende avondts voor ende nae den eeten lesen zullen, die men daertoe cort opdat ooc die wat bot zijn die te lichter souden conen leeren sal mogen laten beschrijven.
De bijsondere leeringe bij woorden zal daer[fol. 273]in bestaen dat de buyten- ende binnenvaders de meesters ende zoe wie yemant anders bij de gasten toegelaten sal werden te comen, een ygelicken naedat hij sich verloopen hebbe, voor zijne verbanninge oft in ’t huys zijnde bestraffe, onderwijse ende vermane, op ’t beste dat hij zal conen ende mogen, alle gelegentheyt die daertoe moge voorvallen waernemende. De leere bij exempel zal daerinne zijn dat men alle degeene die bij hemluyden comen zullen ernstelick oock op pene van heur conditie ende plaetse te verliesen (is ’t noodt) verbiede geen ongeschicte woorden te spreecken oft yet onduechdelicks te bedrijven, in jegenwoirdicheyt van de gesellen, mer alle tijts van yets heur ambachten angaende ofte enige deuchdelijcke reden te spreecken, waeromme in ’t verkiesen van de meesters oock sonderlinge op heuren ommeganck zal moeten gelettet werden. Maer omme hemluyden tot hetgeene sij nu geleert hebben te gewennen, sullen twe middelen bij der handt genomen mogen werden: ’t eene dat sij nyet tegens de gegevene leringen en mogen doen off men zoude het comen te weten, het twede dat nimmermeer soe wanneer zij yet misdaen zullen hebben dezelve misdaet ongestraft en blijve. Het eerste zal men tewege brengen eerstelick indien de tuchtmeester zijn werc daervan maecke dat hij bij heure slaepplaetsen dicwils come vernemen wat zij doen ende spreecken. Ten tweden indien zij bij denanderen comende, nimmermeer alleengelaeten en werden, maer die alle tijts d’ een of d’ andere van den meesteren passe bij hemluyden te zijn, voor welcke sij zich ontsien zullen yets onbehoirlicx te bedrijven.
I. Maer opdat nyet ongestraft en blijve indien yemant sich verliepe ende misdede, sullen wetten, wethouderen ende straffen gestelt werden. De wetten zullen deese ende diergelijcke zijn:
1. Niemant en zal lichtvaerdelic vloecken [fol. 274] ofte sweeren op pene van drie dagen te water ende brode te leggen.
2. Soe wie sijne gebeden ende de summe des Christelicken gelooffs als de Tien Geboden, het Geloove, het gebet Onses Heeren, naedat hij die eenmael wel geleert sal hebben ter vermaninge van yemande van den vaders ofte meesters nyet en zal connen opseggen, zal gelijcke drie dagen te water ende brode gelecht werden, maer zoe wie denselven qualick toespraecke, zal een maent in de gaten daertoe gemaict te water ende brode geworpen werden. Maer indien yemant sich zoeverre verliep dat hij de voors. personen stiete ofte smeete, doch sonder quetsinge (wat datzelve nae de stadtskeuren als an gepriviligieerde ende in statsdienst wesende personen bedreven, aen den lijve gestraft soude werden) sal dese misdaet met strenge gegeesselt te werden ende een halff jaer te water ende brode te leggen moeten boeten. Soe yemant dengeenen die te water en brode gelecht zijnde yet verspaert oft anders gecregen hebbende toestaecke, sal deselve drie dagen daervoor te water ende brode leggen.
4. Soe yemant met zijne medegesellen twist aenrechtede, sal eenen dach, maer indien hij met denzelven vochte, veertien dagen op water en broot gesettet werden. Quaeme yemant den anderen, doch sonder eenich peryckel (anders waere het den burgerlijcken wetten, van welcke nyemant om sijne misdaden gevrijet en wert ende haere straffen onderworpen) te quetsen, dat waer op geesselinge ende twe maenden water en broot te eeten.
5. Soe yemant ontuchtighe woorden spraecke, zal drie dagen met water ende broot tevreden moeten zijn.
6. Soe wie an zijn selffs oft sijner medegesellen cledinge oft an het huys eenige schade dede, zal veertien ofte meer dagen na der saicken gelegentheyt te water ende brode gestellet werden. [fol. 275] Indien yemant zijn werck nyet wilde doen dat hem op ware gelecht, sal voor d’ eerste maele gelijcke veertien dagen niet dan water en broot mogen hebben. Ende soe hij ten eynde derzelver noch nyet en wilde wercken, gegeesselt ende een maent te water en brode in de gaten geworpen werden, ende zoe hij alsdan noch nyet en wilde doen, sal hij ter bescheydentheyt van zijne rechters herder angegrepen moegen werden. Maer indien yemant daerenboven zijn werc moetwillich te schande maecte oft de spijse oft dranck onbehoirlick vernielde, zal gegeesselt ende drie maenden te water ende broot gesettet werden.
7. Soe wie den tuchtmeesteren voirliecht, zal de logen met eenen dach niet anders dan water ende broot te hebben moeten boeten.
8. Soe wie poochde uyt het tuchthuys met liste te geraecken, zal verbeuren gegeesselt met swaerdere boeyens ende block verseeckert ende in de duystere gaten een halff jaer lanck gesloten te werden, maer gebruyckte hij daertoe eenich gewelt, zoe sal boven de voorscreven peenen oock zijn tijt die hij daer gebannen [dit woord is verbeterd in ‘innegeseyt’] was op een nieuw ingaen, welck ooc plaets hebben sal wanneer hij door list buyten den huyse ware gecomen. Ende zullen die andre hyertoe eenige helpe doende, deselffde straffe mede onderworpen zijn, welverstaende dat alle die te water ende brode werden gesettet, daerom van heure wercken niet en sullen gevrijet werden, maer al evenwel gehouden zijn heure gesetten arbeyt aff te moeten doen.
Dat mede de peenen in de wetten gestelt om eenige omstandicheyden ’t stuc verlichtende oft verswarende tot bescheydenheyt van den rechteren verlichtet ofte verswaert sullen werden, nae welcker goetduncken ooc gestraft zullen werden alle mishandelingen daervan de wetten geen mentie en maicken.
[fol. 176] De gemaecte wetten zullen den gesellen alle sonnendaechs na de middach voorgelesen werden, opdat niemant sich moge verontschuldigen met onwetenheyt.
II. De regenten off buytenvaders van den tuchthuyse sullen bij den E. Gerechte deser stede gemachticht mogen werden om alle acht dagen tenminsten met heurer tweën verschijnende alle misdaden na de wetten oft reden met penen boven geesselinge nyet gaende, te doen straffen, ten waer eenich swaerder stuck dadelijcke straffe ware vereysschende, waertoe zij alsdan bij den tuchtmeester ontboden souden mogen werden; voor dese souden d’ anclachten bij de binnenvaders ende meesters zonder des beclaechdes weten gedaen werden, die in hun verclaren gelooff soude werden gegeven. In mindere mishandele oock elck alleen, maer in swaerder straffen wanneer twe alleleens getuychden, waerop alsdan de beclaechde gehoort sijnde, gewesen soude werden nae goetduncken van de regenten.
III. In ’t belieden van de straffe soude men desen voet mogen nemen, dat men als driederley staet ende leven stellende: 1. Het quaetste dergeener die te water ende brode in de gaten werden geset, hetzij met geesselinge oft zonder deselve; 2. het middelste dergeener die te bier ende brode in heure gewoonlicke plaetsen oft ooc aen de tafel van d’ andere werden gehouden; 3. het beste dergeener die men in een gemeene plaetse daer zij oock hem werck doen met broot, bier, potspijse ende andere goede doch oncostelijcke kost zal houden. Soe wanneer nu yemant vannieus in ’t huys comt, sal men denzelven bij de middele maniere veertien dagen mogen houden om zijne sinnen daerentusschen wat te vergaderen, hem lopende dezelve tijt altemet voorstellende dat het maer aen zijn wille gebreecke dat hij nyet beter ende nae de laeste maniere werde gehouden, daerentegen dat hij onwillich blijvende, doch ten eynde der veertien dagen nae ’t inhouden van de 16 (of 6?) wet voorschr. gedwongen zal werden te moeten arbeyden. Ende waer goet dat zodanige nieuwelingen soelange deselve niet gewillich, besadicht [fol. 277] off mit straffe vermurwet ende gebroocken en sijn, alleen oft maer bij dengeenen die met hem ingecomen zijn, voor ’t eerst gesettet werden opdat der zodaniger ongesturicheyt d’ alrede betemmede nyet wederom baldadich ende balhorich maeck.(5?) Ende sal nodich zijn acht te nemen dat denselven die sich onhebbelicken sullen gelaten alle middelen van sichzelve te beschadigen werde benomen, want het te geloven is dat de viandt van alle goede tucht ende ordonnantie door diergelijcke middel wel zal soucken te verhinderen de schade die hij hyer zal moeten lijden. Maer wat belangt degeene die nu een wijl aldaer geweest hebben, jegens deselfde sullen de straffen nair inhoudt der wetten oft nae reden gebruyct mogen werden.
Waeromme zonderlinge te letten zal staen dat men nimmermeer yemandt door hertneckicheyt boven late leggen, maer alletijts met verswarende straffen anhouden totdat men hem geboogen oft gebroocken zal hebben. Want sulcx bij d’ andere vernomen wesende, zullen liever hebben ten eersten goetwillich te doen waertoe zij doch namaels anders gedwongen souden werden. Ende hoewel dit alles nyet sonder veele moeyte ende onlasten zal conen geschieden, zoe en zal het nochtans den regenten (meen ick) niet verdrieten indien ’t hen gelieve te gedencken hoe grooten saicke dat het zij de zielen wel van boven ofte noch yet ergers nochtans van menschen na den beelde Godes geschapen ende door het bloet zijns soons verlost ter behoudenisse weder te helpen brengen die andersints door hare angenomene boosheyt eeuwichlick geschapen waeren verlooren te gaen.
Om welck bedencken ic mede zeer geerne dit voorslach heb willen doen omme bij den H.H. Regenten ‘tgeene zij oirbair solden mogen vinden daeruyt genomen ende voorts de zaicke zoe haere bescheydenheyt geraden vinden zal ten besten ende meesten nutte des huyses angestellet te werden, daertoe ick hemluyden wensche den H. Geest door welcken alle goede [fol. 277] saecken gedreven werden. Ao. 1595 den 21 november, ende was onderteyckent S. Egberts.
D. Copie. Aen den E w h(eren?) den h(eren?) schoudt, burgermeesteren, schepenen der stadt Amstelredamme.
Alsoe nu W.E. wijse heeren, ’t gebou des Tuchthuys op luttel nae voltogen is ende om ‘tselve te belieden tot de meeste proffijt dergeener die bij vonnisse ofte inseggen van den E. Gerechte daerin geset sullen mogen werden eenige ordre te maecken van noode zal sijn, hebben degeene die ’t Uwe E. gelieft heeft in dese zaecke voor dees tijt te gebruycken op ’t gelieven van Uwe EE. ende onder verbeteringhe van dezelven geraemt alsvolcht: dat men de gesellen op driederleye wijse soude mogen houden, d’ eerste ter redelicker nootdruft van linnen ende wollen, bulten ende dexel, ende hen gevende goede nochtans oncostelicke spijse, broot, boter, case, potspijse ende somwijlen luttel vleysch ofte visch, mit slechten dranck als cleyn bier. De twe andere manieren souden tot straffe dienen, twe mindere wanneer men henlieden meer broot ende bier in heure slaepplaetsen ofte oock aen den gemeenen taeffel (tot meerder verdriet) en gave tot meerdere straffe wanneer yemant in de gaten alrede daertoe gemaict gegeesselt zijnde ofte nyet te water ende brood gelecht werde.
Dat men die nieuws in ’t huys zullen comen voor ’t eerste in eenen van d’ affgeslotene plaetsen te bier ende te brode na de twede voorgestelde wijse veertien dagen onderhielde om aldaer een weynich te mogen bedaeren, lopende welcke tijt de tuchtmeester hem soude ten kennen geven dat hij, wanneer hij maer wilde doen zodanigen ambocht als den regenten oft den buytenvaders goetduncken [fol. 279] sal tot meerdere vrijicheyt ende beter onderhout zal mogen geraecken, daerentegen dewijle men nyet en verstaet dat yemant mit quaetdoen de vrije const soude winnen dat hij teynden der twe weecken na de wetten des huysses tot arbeyden ende zijne cost te verdienen gedwongen zal werden opdat zij alsoe om heurselffs beste tot arbeyden ende goetdoen beweecht ende gedwongen zoude werden.
Dat de nairvolgende ofte andere diergelijcke wetten bij den E. Gerechte werden gestelt ende de regenten gemachticht om de straffen daerinne begrepen in ’t werc te stellen. 1. Soe wie vlouckt off sweert, dat hij drie dagen nyet dan water en broot sal crijgen. 2. Soe wie de Tien Geboden, het Gelove, Vader Ons ende de gewoonlicke gebeden naedat hem die eenmael wel zullen sijn geleert, ter vermaninge van yemande nyet en zal connen opseggen, dat hij gestraft werde als vers. is. 3. Soe wie den regenten, binnenvader off meester mit onhebbelicke gelate ongehoorsaem is, sal men acht dagen nyet dan water ende broot geven. Hadde hij qualick daerenboven henluyden toegesproocken, hij sal een maent in de gaten te water ende broot geworpen worden. Mer verliep hij sich zoeverre dat hij deselve in vervelen moede geraecte, stiet ofte slouch, doch zonder quetsinge (want sulcx den E. Gerechte na de keuren van ’t quetsen der personen die in statsdienste zijn spreeckende te straffe zoude staen) dat waer op strengelic gegeesselt te werden ende een halff jaer [erboven geschreven: twe maenden] in de gaten ter water ende brode te moeten leggen.
4. Soe wie met zijn medegesellen twistet, zal eenen dach, die daermede vechtet veertien dagen water ende broot moeten eeten, mer quetse hij hem doch zonder peryckel, dat zal hij met geesselinge ende twe maenden in de gaten te water ende brode geworpen te werden moeten boeten. Waer de wonde periculeux, sulcx dat de gequetstede quaeme te sterven, dat soude nae [fol. 280] burgerlicke wetten gestraft worden, van welcke sich niemant door quaetdoen vrijen mach.
5. Soe wie ontuchtige redenen spreect, sal drie dagen nyet dan water ende broot gegeven worden.
6. Indien yemant het werck hem opgelecht bij de regenten nyet en dade noch en wilde doen, sal veertien dagen nyet dan water ende broot gegeven werden. Dede hij ’t ten eynde derzelver dagen noch nyet, hij sal gegeesselt ende een maent in de gaten gelecht werden alsvooren. Waer hij alsdan noch onwillich, sal met scherper geesselinge ende langer tijt ter bescheydenheyt van de vaders gestraft mogen werden. Waerinne sonderlinge te letten zal staen dat men nimmermeer yemant door hardtneckicheyt boven late leggen, maer alletijts met verswaerde straffen anhouden totdat men hem gebogen ofte gebroocken zal hebben. Want sulcx bij d’ andere vernomen wezen, sullen liever hebben ten eersten goetwillich te doen waertoe zij doch namaels anders gedwongen souden werden. Soe wie zijn werck off de cost vernielde, sal men geesselen ende een maent in de gaten leggen alsvooren, maer zoe wie aen zijne ofte sijner medegesellen cledinge off aen den huyse schade doet, zal met veertien dagen nyet dan water ende broot te crijgen oft anders na der saicken gestraft werden.
7. Die logentael spreect, sal mit een dach te water ende brode te leggen gestraft werden.
Die yemande gestelt ofte gelecht zijnde alsvooren eenige spijs ofte dranck die hij bespaert off andersints becomen soude mogen hebben toestaecke, dat waere op drie [erboven geschreven: acht] dagen mit water ende brode tevreden te moeten zijn.
Soe wie met eenige loosheyt sochte uyt het huys ofte de plaetsen daerin hij geslooten is te comen, sal mit geesselinge ende een halff [erboven geschreven: maent] in de gaten te water en brode geworpen te worden, gestraffet werden, maer waer [fol. 281] hij als voors. is al buyten d’ uyterste deuren des Tuchthuys gecomen ende werde gecregen off hadde hij om uyt te geraicken wanden ofte sloten, buegels ofte kettinge gebroocken oft eenich gewelt jegens den tucht- ofte andere meesters gedaen sonder nochtans deselve te quetsen, want sulcx als voors. is gestraft soude werden, al waer hij schoon nyet wech geraect buyten den huyse, sal boven de voors. straffe mede verbeuren dat sijne jaren van dier tijt weder vannieus zullen beginnen te lopen. Al ‘twelc ooc verstaen wert van dengeenen die daervan geweten oft daertoe geholpen hadden, tenware sulcke wetenschap diende tot prouffijt van ’t huys. Welverstaende dat degeene die te water ende brode werden gelecht al evenwel heur opgeleyde werc gehouden sullen zijn te moeten voldoen.
Alle welcke penen om merckelicke ommestandicheyden ter bescheydenheyt van de regenten wat verlicht ofte verswaert zullen mogen werden. Zal mede tot derzelver redelick goetduncken staen de misdaden die in de wetten nyet vervatet en sijn met penen boven de geeselinge niet comende te mogen straffen, welverstaende indien eenige geesselinge van node zal sijn, dat dieselvige bij mijn heeren den schoudt ende zijne dienaers zal worden gedaen tot meerder ontsich ende vreese van de gesellen. Dat ooc mede ter discretie van de regenten zal staen indien yemandt bevonden wort hem wel ende vroom te dragen ende meer verdienen zal conen als den cost om denzelven wingerich te maicken hem yetwes van zijne verdiende loon zal mogen toegelecht worden.
’t sal mijne E. Heeren oock believen, onder verbeteringe alsvooren, te letten dat die inbanningh ofte inseggen alsoe zij dat mijne E. Heeren altijt an hoor behouden om den tijt van jaeren een weynich te verlangen ofte verminderen, nae haere E. discretie, want het soude mogen geschieden dat het huys daer veel aen gelegen soude mogen zijn om d’ een een jaer langer ende d’ ander een jaer eer te laten gaen. [fol. 282] Bij welcke wijse van tuchtinge te verhoopen is dat de gesellen daertoe gebracht zullen mogen werden dat zij oock heuren tijt verstreecken ende zij nu vrij geworden zijnde van den wech der deuchden daerop zij gebracht zijn nimmermeer en zullen wijcken.
Verhopen mede de regenten bij Uwe EE. over deesen huyse voor dees tijt gestelt dat ditzelve sonder merckelicke oncosten sal connen geschieden wanneer het getal der gesellen eenichsints wat groot ende zij in d’ ambachten die men daer stellen zal geouffent sullen wesen, want wat jongman die wat can ende wercken moet en is nyet machtich zijn cost te winnen, doch vertrouwen mede op U EE. dat gelijc zij hen de costen van den gebouwe nyet en hebben ontsien, hem insgelijcx niet verdrieten sal eenige middelen te versien die om ’t werc te beginnen van noden zullen sijn. ’t Is mede te verhopen dat zijluyden door de vaderlicke sorge van U EE. nu het tegendeel van heuren vorigen leven gesmaect hebbende, liever zullen hebben ende als beter verkiesen eerlick arbeydende, bij andere goede burgers te mogen verkeeren om ende aen ende andere nootdruft hebbende heuren evennaesten ende goede te dienen dan naect, hongerich, ongesont ende in vrese van heur leven in coude ende regen soo ’t den hemel geeft, achter lande te loopen, in stoupen, schuyten, lichteren ende als ’t wel luckt schuyren, hoybargen te slapen ende alsoe doende om luttel gestolen goets sonder eenige verbeteringe luy ende ledich door te mogen brengen als duyvels, martelaers te leven ende te sterven.
’t Welck voor te comen geen geringe saicke ende niet of weynich waerdich om op te letten geachtet mach werden, dewijl het angaet de behoudenisse der zielen die Godt de Heere in ’t werck der scheppinge op ’t hoochste verciert ende in de verlossinge op ’t duyrste gecoft heeft waerop veel meer dan dat het boven vile (so men se noemt) personen ende als niemande toecomende zijn bij den verstandighen gesien behoort te werden, jae, ‘tselfde hadde mogen tot meerder mededogen ende opsicht dengeenen bewegen die mosten [fol. 283] geweten hebben henluyden bevolen te sijn daer niemant anders eenige sorge voor draecht ende dat Godt alle menschen van eenen bloede geschapen heeft.
Alle ‘twelcke wij niet om Uwe EE. te onderrechten maer om onszelven tot het werck daerinne zij ons voor dese tijt gestelt hebben, eenichsints te hertigen ende om derzelver voornemen omme heure voorsaten hierin te willen overtreffen, gelijc het waerdich is daerdoor te prijsen wat langer hebben verhaelt, verhopende dat Heure EE. om redenen voors. ende andere die noch meer mogen zijn gelieven zal, zoe goeden zaecke vooruyt te willen voeren tot een exempel ende voorspel van andere overicheyt tot meerder ontlastinge van Uwe EE. als geene middelen van het quade te verwinnen nagelaten hebbende ende tot grooten prouffijte deser stede, waertoe God de Heere die niet en wil dat yemant ooc van den geringsten verloren gae indien men mit behoirlicke ernst daerinne voortvaert Zijnen hulpe ende zegen buyten twijffel oock geven zal.
[vanaf hier weer Jan van Hout:] Ende mit hem vorder van de gelegentheyt ende vordernisse des voors. tuchthuys spreeckende, zeyden dat de tuchtelingen waren gecomen tusschen de tsestich ende tseventich personen, zommige die daerinne gebrocht zijn doordien zij bevonden waren zonder anhout ende als vagabunden te loopen, sommige die daerinne bij sententie van schepenen voor eenighe jaren waren gecondemneert, eenige nae die alvoren waren openbaerlicken geschandaliseert als gegeesselt ende gebrantmerct, zommige die ten versoucke van hare vrunden ende magen daer in gebracht waren mits haer dissoluyt ende ongebonden leven. Ic zach een vonnisse houdende condemnatie van twaelff jaeren mit de clausule dat vier de laetste jaren zouden mogen werden vercort opte verclaringe ende getuych van de binnenvaders van hem naerstich, eerlicken ende tuchtelicken [fol. 284] aldaer te hebben gedragen, ende zulcx nair gedaen betooch van de goede hope van beteringe. Opte vrage bij mij voorgeworpen, namelic off het nyet beter en waer ‘tselve tuchthuys aen twe off drie classen te verdeelen mit behoirlic onderscheyt tusschen geschandaliseerde boeven ende der goeder luyder kinderen die daer op ’t begeren van de vrunden werden gebracht, gaven ter antwoorde dat zij de scheydinghe aen classen ooc zouden goetvinden, mer nopende ’t onderscheyt van de gescandaliseerde dat zij de potboeven ende gelijcke quaetdoenders veel tractabelder vonden dan goeder luyder kinderen ende dat het grotelic zijn bedencken hadde, want aldaer nyemant en werde gebrocht dan voor ’t laetste remedie, ende dat die daer van zodanige innequamen, meest haer ouders geslagen of mishandelt, haer sloten opgeslagen, haer penningen fortselicken daeruyt genomen ende gelijcke grove feylen bedreven hadden, over dewelcke de Justitie zoe sij in handen vandien geraect hadden, strenge straffe zouden hebben moeten doen. Indien die bij desen middele niet en werden verschoont, dat den arbeyt die zij deden alsnoch stont de zwaerste mit raspen van bresilhout ende mit wercken van fusteynen off bombasijnen. Angaende het raspen, ‘twelc zoe wij zagen gedaen werde bij twe personen mit een sage off raspe bestaende van twaelff zagen besijden denanderen, ooc eene die wij zagen van tien, haer dachwerc de meeste tsamen tsestich ponden ’s daichs, de minste veertich ponden; dat ’t huys hadde van ’t pont een halff blanc voor den arbeyt. Dese arbeyders werden verscheydelic gebruyct nair zij naerstich off loy waren, desommighe stonden vier paren bij denanderen in een huys, ander stonden paer en paer in haer huyskens. Al de huyskens hebben haer in- ende uytgang op een gemeene plaetse, groot bij raminge vijff roeden in ’t viercant, ende werden alle de huyskens van buyten gesloten mit grendelsloten, invougen dat se de binnenvader van dezelve gemeene plaetse mach affsluyten. Zij mogen haren arbeyt afdoen voor drie uyren nair middach ende es hem de overende tijt vrij te leesen, schrijven etc. off over te brengen mit toegelaten ouffeninge [fol. 285] des lichaems. Die qualic wilden, werden boeyen aen de beenen gesloten mit achterslepende ketenen, t’samen wegende dertich, veertich ende meerder ponden, daer wasser een van bij de tachtich ponden swaer. Ic vont ooc een persoon aldaer die de boeyen ende een keten om beyde de beenen hadde. Daer wasser ooc die gansch nyet geboeyt noch geketent en waeren, invougen dat de boeyen en ketenen zoewel zijn tot hun straffe als het onthouden van spijs. Gebruycken ooc geesselen zonder ‘twelc zoe de vaders zeggen ’t huys niet te houden is. Zij comen ooc des avonts bij denanderen in een school, zoe om de gemeene gebeden te doen als om te leeren lesen en schrijven. Haer spijs es behalven potspijs goet roggenbroot mit goede boter ende goede caes, elc hun behoirlicke portie; sondaichs ende donderdaichs hebben zij elc van wat vleys, ooc twemael ter weec wat vis; hun dranc es bier van 30 stuyvers uyt eender handt gesoden. Zij slapen twe ende twe op een bedde van canefas mit stro gevult. Daer zijn camerkens tot zes toe, die elc mer een bedde hebben, ander daer drie off vier bedden innestaen; elcke camerken heeft zijn secreet. Daer en es noch geen zieccamer, mer werden de ziecken eenich gemac aen gedaen tot haer ordinarys plaetsen.
De meesteren verclaerden dat zij goetachten dat in het tuchthuys nyemant en soude behoiren te comen om den tuchtelingen de schaemt niet te doen verliesen, mer dat het qualicken te doen es. Zouden ooc goetvinden deselve tuchtelingen uyt eenderhandt te doen cleden.
Ten laetsten hebbe ic van hem een afscheyt genomen mit een begeren zoe ic yet angaende de ordre van tuchthuysbeworp off bij gescrift stelde, dat ic hem zulcx soude willen communiceren. Zij wilden van haer zijde gaerne van gelijcken doen ende diesaengaende mitten anderen houden goede onderlinge correspondentie teneynde zoe heerlicken begonnen werc , ‘twelc zoe grotelic was streckende tot vorderinge van ’t gemeenebeste, mit de meeste nut ende vruchten mocht werden beleyt ende in ’t werc gestelt.
[fol. 286] Brootsettinge [Van Hout meldt dat hij hiernaar geïnformeerd heeft en zijn rapport elders opgeschreven]. Alle ‘twelc bij mij invougen voors. benaersticht zijnde, bin opten 21en ‘smiddaechs ten elff uyren mitter schuyte weder naer Leyden gekeert ende ic mitsdesen de burgermeesteren ende regierders der stadt Leyden voor mijn wedervaren in desen rapportere ende zulcx mit mijn handt ende onderteyckeninge desen 22en octobris 1597 bevestige [w.g.] J. van Hout.
[fol. 317] Tuchthuys t’ Amsterdam
Op donredage den 29en january 1598 zijn meester Symon Fransz. van der Merwen, eerste schepen, ende Jan van Hout, secretarys, als gecommitteerden van ’t collegie van schepenen der voorschreven stede, des avonts tusschen zeven ende acht uyren mitter vroonschuyte binnendoer getrocken nair Amsterdam, alsoe de meeren mit het ijs noch waeren beleyt, omme volgende de brieven van credentie hem tot dien eynde bij burgermeesteren op ’t versouc van ’t collegie van schepenen voorscreven medegegeven, mit den vaderen off regenten van het tuchthuys aldaer te treden in communicatie ende onderhandelinge off Haer E. gelieven zoude eenige gevangen borgeren, die men om de eere, reputatie ende het respect van hun ouderen, vrunden ende gemaechstaelden voor zoeveel mogelic was te conserveren, nyet gaerne tot openbare schandalen (hare overtredinghen ende bedreven moetwillen zulcx verdient hebbende) en zoude brengen aldaer in den tuchthuyse te ontfangen ende voor haren arbeyt te tracteren, mit toesach ende anbiedinghe dat dewijle binnen deser stede bij die van den Breden Raidt goetgevonden ende eendrachtelicken besloten was ooc een tuchthuys te bouwen. Dat men ‘tselve in wesen ende gebruyc gebrocht zijnde, wederomme tevreden zoude sijn voor gelijcke tijt van die van Amsterdam gelijck getal van personen alhyer te ontfangen, inne te nemen ende te tracteren om haren arbeyt, ende miteenen omme ’t voorschreven tuchthuys nyet alleen te inspecteren ende hem opte gelegentheyt, geregeltheyt ende ’t gebruyc vandien te informeren, mer ooc mitten voors. vaderen ende regenten daerop ende opte forme van ’t gebou mitten ancleven vandien ende ‘tgeene diesaengaende off dienstich off ondienstich zoude zijn, naerder ende perticulierlicken te confereren ende communiceren. Ende tot Amsterdam angecomen zijnde op vrijdage den 30en january tsmergens omtrent acht uyren, hebben hem de voornomde Van der Merwen ende Van Hout deur behulp van Pieter Stevenszoon, statsmaeckelaer aldaer, stracx geaddresseert aen Ysbrant Harmanszoon ende Ysbrandt Ben, vaderen van het tuchthuys. Ende dezelve heure voors. brieven van credentie gelevert, voorgaende last geopent ende dien conformelicken versouck ende [fol. 318] anbiedinge gedaen hebbende, hebben hem verclaert op ’t versouc ende anbiedinghe gedaen hebbende, hebben hem verclaert op ’t versouc voor zoeveel ’t eerste poinct angaende was nyet te connen doen zonder voorgaende communicatie ende last van hare burgermeesteren, mit een ansegginge dat zij verduchten dat den tijt daertoe ongelegen zoude sijn, mits de veranderinge van burgermeesteren alsdoen voorhanden zijnde, mer zoeveel als angaet het twede poinct, hebben middelertijt den voornomden gecommitteerden ten genougen openinge gedaen van de geheele gelegentheyt van ’t voors. tuchthuys mit verclaringe op elc poinct dat hem diesangaende doer denzelven es affgevordert, ooc vruntlicke aenbiedinghe van willich te zijn t’ allen tijden des versocht zijnde. Daerop mit den gecommitteerden deser stede te treden in nairder conferentie ende dezelve mit hun goeden raedt ende advis in alles ten dienste en vorderlicken te zijn, ‘twelc bij de voornomde gecommitteerden van der stede wegen overdanckelicken angenomen zijnde mit versouc van diesangaende onderlinge correspondentie te houden ende dat zij hem van de goede genegentheyt van die van Leyden tot voirdernisse van heurluyder tuchthuys mochten verzeeckert houden. Zijn gesamentlicken gegaen nair het Raidhuys aldaer om aen burgermeesteren te hebben acces daertoe geen gelegentheyt en was deurdien burgermeesteren onledich waren in ’t doen van der stadt reeckeninge. Ende alsoe zij mit denanderen op ’t Raidthuys bleven teeren, zoe bespraecken de voorn. gecommitteerden ende de voors. vaderen malcanderen om op ’t scheyden van de maeltijt te wachten; ende zulcx opten Dam voor het Raidthuys de verschijnen nairmiddage ten halff twe uyren. Ende zijn daermede gescheyden, hoewel de voornomde gecommitteerden de voornomde vaderen ernstelicken versochten bij hem ter maeltijt te blijven. Naer middage ten voorgestelden uyre ende plaetse weder bij denanderen gecomen zijnde omme alsvooren acces te hebben, zijn burgermeesteren schielicken van het Raidhuys gescheyden terwijlen de vaderen voors. den voornomden gecommitteerden eens leyden in het geschilderde camertgen zo men ‘tselve aldaer nompt. Sijn daerom de voorn. vaders op ’t versouc van de voorn. gecommitteerden [fol. 319] mit ende beneffens denzelven gegaen naer ’t woonhuys van de heere burgermeester Hooft, dewelcke (zoe hij verclaerde) geen middel hebbende om zijn medebroeders zoe inder yet te connen vergaderen, deurdien zij gescheyden waren zonder meninge van dien dach weder bij denanderen te comen, invougen dat hem ygelicken begeven hadde daer hij zijn perticuliere zaecken halven te doen mocht hebben. Den voornomden vaderen ende gecommitteerden tijt ende uyr voorstelden op ’s anderendaichs, wesende zaturdage den laetsten des mergens ten halff acht uyren. Ende nair de voornomde gecommitteerden ende vaderen bij de voornomde burgermeester Hooft mit een imbijten t’ sijnen huyse waren vereert, hebben zij aen denzelven burgermeester Hooft oorloff genomen ende zijn mit den voornomden vaderen weder gegaen nair het tuchthuys omme vorder te zien, nyet alleen het tractement der tuchtelingen van spijs ende dranc des avonts, mer ooc de ordre van haerluyder school ende leeringe, ‘twelc hem vertonende zijn aldaer gebleven tot omtrent den zevenen in den avont. Ende mit den voorn. vaderen gesamentlicken van daer scheydende ende gebracht zijnde tot voor “De Drie Moerjanen” opten Ouden Dijc (daer de voorn. gecommitteerden gelogeert waren), hebben de vaderen om vorder ende op alles mit hem te mogen communiceren bij hem te gast gebeden gehouden ende onder vruntschappe getracteert. Opten voors. laetsten january des mergens omtrent ten acht uyren op ’t Raidthuys verschenen ende ter vergaderinge van burgermeesteren toegelaten zijnde, hebben nair voorgaende sommiere openinge van onsen last den voorn. vaderen ’s daechs tevoren voorgehouden van burgermeesteren in effecte verstaen dat hoewel zij wel geneycht waren om die van Leyden in alle gebuyrsame vruntschap te bejegenen, zij nochtans in ’t versouc zoo ’t leyt nyet en zouden connen bewilligen om der consequentiën wille als wesende genouch gelijc versouc anderen steden geweygert, gelijc de voornomde vaderen voorgaende ooc hadden verclaert ende geene tuchtelingen van buyten ontfangen dan mits ter redelicheyt hun montcosten betalende, te min zoe sij van de vaderen bericht werden dat zij den tuchtelingen [fol. 320] altans weynich te arbeyden hadden te geven, alsoe aldaer geen beresyl [Braziliehout] meer te becomen en was, ooc nyet verwacht en werde dan mit de eerste schepen; datter ooc in den tuchthuyse weynich plaetse was om meer andere te ontfangen, mer dat die daertoe notelicken zoude moeten werden bereyt gemaict, daer bijvougende dat het weynich reden zoude sijn eenen anderen te geryven mit ontryvinge van hemzelven. Dat zij ooc waren in ’t eynde van haren dienst, dewelcke op eenen dach nair geëxpireert, was ende zulcx in desen nyet gaerne eenige resolutie namen, daeraen hare nacomelingen in dienste eenich wangenougen zouden mogen nemen. Op ‘twelck de voorschreven gecommitteerden weder zeyden dat zij tevreden waren als boven verhaelt es in tijden en wijlen gelijc getal ende gelijcken tijt weder in te nemen ende ‘tselve apparentelicken nootshalven zouden moeten doen omme den nieuwen ancomelingen een voorschrift te geven mit dengeenen die nu den arbeyt ende de tuchtinge bekent, gewent ende eenichsints angenomen was. Eyntelicken verclaerden de voorn. heeren burgermeesteren van Amsterdam dat zij niet ongeraden vonden dat de voors. gecommitteerden mit den vaderen van den tuchthuyse daerop zouden mogen treden in onderhandelinge, gelijc bij eenige andere alreets was gedaen. Ende hyermede een vruntlic affscheyt nemende mit over ende weder anbiedinge van te willen continueren in ’t onderhout van de onderlinge oude vruntschap ende gebuyrsaemheyt, hebben den vaderen voornoemt affgevraecht hoe zij de betalinge van de montcosten ter redelicheyt zouden begroten teneynde onsen principalen daervan oock getrou rapport zouden mogen doen, hebben ons rondelicken verclaert dat zij van niemant noch minder en hadden gehadt dan hondert guldens in ’t jaer ende dat hoewel zij in desen nyet volcomelicken en waeren gelast, zoe gaven zij soeveel wel van hem ende maicten hem genouch starc om degene die men hem van stadtswegen zoude mogen toeseynden tot drie off vieren toe elc voor hondert guldens tsjaers in te nemen ende te tracteren volgende de ordonnantie van den huyse, mits dat het personen zouden zijn mit geenige [fol. 321] dollicheyt off bijsinnicheyt besmet. Ende daermede een eynde van ’t besoinge maickende, hebben den voorn. vaderen in de vers. herberge weder genodicht omme statswijn, daermede de heeren burgermeesteren der stadt van Amsterdamme voorscreven den voornomden gecommitteerden hadden vereert ende beschoncken mitten anderen te helpen drincken, ‘twelc doende en oorloff nemende, zijn de voorn. gedeputeerden van Amsterdam gescheyden tusschen twaelff ende een uyren, haer reyse nemende deur het Ye naer Haerlem, deurdien den noortoosten wint het gebroocken ijs aen denanderen weder vestichde ende het weer hem tot meerder vorst scheen te willen begeven. Ende mit ’t sluyten van der poorten deur Haerlem gepasseert zijnde, quamen omtrent ten elff uyren in der nacht voor deser stede, daer wij verbeydende tot des morgens, zijn omtrent ten zes uyren binnen deser stede wedergekeert. ‘twelc doende de voornomde Van der Merwen ende Van Hout mit een bosdrager hebben uyt ende onledich geweest drie dagen ende twe nachten die zij gereyst hebben, elc van hem tot drie gulden ‘sdaichs, ooc reysende nachten ende voor de bosdrager 30 stuyvers ‘sdaichs ende uytgeleyt aen vrachten 8 guldens 6 stuyvers. Ende alle ‘tgunt voors. es mijnen heeren van den Gerechte voor hun wedervaren in dezen rapporterende ende relaterende mit haerluyder onderteyckeningen, versoucken ter zaicke voors. ordonnantie van betalinge opten Tresorier Ordinarys, ende was onderteyckent: S.F. van Merwen J. van Hout.
|