Er lijkt sprake van een stroomversnelling: hoogbouw in Leiden. Op zich niet zo verwonderlijk als je kijkt naar de woningbouwopgave en het zo beperkte grondoppervlak van onze mooie stad. Maar hoe ver ga je? In de hoogbouwvisie van de gemeente wordt uitgegaan van een maximum van 70 meter. Maar gaat het wel om absolute getallen?
Als bestuur van de HVOL vinden we dat zo’n harde grens niet alleenzaligmakend is. Wij kijken er vanuit onze statutaire doelstellingen ook anders tegenaan dan bijv. omwonenden, die zeer terechte bezwaren kunnen hebben in verband met verkeer, parkeren, bezonning etc. Maar daar bemoeien wij ons niet mee. Onze doelstelling is in dit verband de bescherming van het cultureel erfgoed en dan in het bijzonder van het beschermd stadsgezicht.
Ons beschermd stadsgezicht is niet voor niets beschermd. Het gaat o.m. om stedenbouwkundige structuren en ensembles van gebouwen die historische waarden vertegenwoordigen. Die waarden kunnen ‘van binnenuit’ aangetast worden – door bijv. sloop en ongepaste nieuwbouw binnen het gebied van het beschermd stadsgezicht. Een aantal malen hebben we in de afgelopen jaren bezwaar aangetekend tegen bouwplannen die we (o.a.) te hoog vonden omdat ze (mede) door hun hoogte niet pasten in de omgeving: Waardgracht, Scheepmakerssteeg, Zijlsingel (net buiten de binnenstad). Die kwamen lang niet aan de 70 meter.
Bouwplannen aan de (brede) randen van het beschermd stadsgezicht bezien we vooral door de effecten die ze hebben op dat beschermd stadsgezicht en dan gaat het vooral om zichtlijnen. Bij de eerste fase van het Stationsplein hebben we ons jaren geleden neergelegd na verzekeringen dat de torens slank zouden zijn, doorkijken zouden bieden tussen de torens door en ze de zichtlijnen vanuit de historische binnenstad niet te zeer zouden belasten. Nu de Lorentz vergevorderd in aanbouw is, blijkt dat tegen te vallen. Bovendien staat de uitstraling van het Lorentz-complex ver af van de kleinschaligheid van het naastgelegen beschermd stadsgezicht. En zo verstoort het gebouw van Heerema bij de Plesmanlaan het beeld aan de ‘einder’ van de Oude Singel. Zelfs op die afstand - zie foto.
En nu zijn er weer nieuwe plannen. Tot 115 meter hoog aan de Willem de Zwijgerlaan en ophoging met enkele etages van kantoorpanden langs de Schipholweg waar gewoond zou moeten gaan worden. En dan zijn er plannen voor hoge torens aan de westkant van de spoorlijn, bij de Wassenaarseweg.
Opvallend is dat strijdigheid met vigerende bestemmingsplannen amper een rol speelt in de discussies: de gemeente is tegenwoordig wel erg gemakkelijk bereid bestemmingsplannen aan te passen aan gepresenteerde bouwplannen (in plaats van het omgekeerde). Minder dan voorheen lijkt de burger te mogen vertrouwen op bestemmingsplannen, een aantasting van zijn rechtszekerheid.
Vanuit de HVOL kijken wij ook bij deze jongste plannen weer vooral naar de zichtlijnen vanuit ons beschermd stadsgezicht, in dit geval met name vanuit de historische binnenstad. In ons commentaar op de Omgevingsvisie 2040 van de gemeente Leiden hebben we dit thema al aangesneden.
Onze binnenstad is geen openluchtmuseum en moet dat vooral ook niet worden. Daar is ontwikkeling en dat hoort ook zo. En dat geldt ook voor de aangrenzende gebieden. Maar er moet wel een zekere proportionaliteit zijn in de relatie tot de binnenstad/het beschermd stadsgezicht. Die proportionaliteit staat hoge woondichtheden overigens niet in de weg.
Met buitenproportionele plannen in aangrenzende gebieden wordt juist bijgedragen aan het beeld van de binnenstad als openluchtmuseum. Loop in Den Haag maar eens over Buitenhof en langs de Hofvijver en zie hoe de ‘wolkenkrabbers’ bij het Centraal Station het Binnenhof tot een soort antiek Madurodam reduceren. Die kant moeten we niet op met Leiden.
In september 2020 heeft het bestuur zijn standpunt geactualiseerd en in het bredere kader van de toekomstige ontwikkeling van Leiden geplaatst in een artikel in Oud Leiden Nieuws.
De concrete plannen voor drie torens langs de Willem de Zwijgerlaan oplopend tot een hoogte van 115 meter (het LEAD-project) was voor het bestuur van de HVOL aanleiding in januari 2021een zienswijze in te dienen bij het college van B&W waarin het kritiek uit op met name kwaliteit en uitkomsten van het zichtlijnenonderzoek, uitgevoerd door de projectontwikkelaar zelf: de slager die zijn eigen vlees keurt. Ook handelt het college in strijd met zijn eigen procedures bij projecten die door derden zijn geïnitineerd. Tevens wordt de wijze waarop hoge hoogbouwplannen projectmatig worden gelanceerd zonder eerst beleidsmatig tot een (nieuw) standpunt over hoogbouw in de stad te komen gekapitteld.
Hoogbouw in relatie tot ons beschermd stadsgezicht speelt niet in de laatste plaats in het Stationsgebied en langs de Schipholweg. Voor meer informatie zie de rubriek Stationsgebied/Schipholweg.
(Bijgewerkt tot 28 februari 2021)
OLN 8-3