Na afloop van de Algemene Ledenvergadering van de HVOL vertelt kunsthistorica Saskia Kuus dat op het eerste gezicht alle kleding op 17^de-eeuwse portretten op elkaar lijkt: donkere kostuums met witte kragen. Maar wie iets beter kijkt ziet de grote verscheidenheid in kleding en modes die elkaar in snel tempo opvolgen. Rembrandt van Rijn (1606-1669) vestigde zich in 1631 vanuit de lakenstad Leiden definitief in Amsterdam. Op de talloze portretten die Rembrandt maakte van dominees, geleerden, kooplieden en rijke regenten is de ontwikkeling van de mode uit het midden van de Gouden Eeuw goed te volgen. 

De levensgrote portretten van het echtpaar Marten Soolmans en Oopjen Coppit uit 1634, zijn door de recente gezamenlijke aankoop door Nederland en Frankrijk, zeer veel in de publiciteit geweest. Bijna iedereen kent de grote lintrozetten op de schoenen van Marten. Hoe extravagant waren deze rozetten en was dit echtpaar echt volgens de allernieuwste mode gekleed? Door de portretten van Rembrandt te vergelijken met die van tijdgenoten als Nicolaes Eliasz. Pickenoy, Michiel van Mierevelt uit Delft, en Jan van Ravesteyn uit Den Haag krijgen we een beeld van de mode in de Nederlanden. Omdat er zeer weinig kledingstukken uit de 17^de eeuw bewaard gebleven zijn, kunnen schriftelijke bronnen, zoals boedelinventarissen, brieven, gedichten en rekeningboeken, helpen om  meer zicht te krijgen op de kledinggewoontes van de elite uit de Republiek. Droegen regenten inderdaad alleen maar zwarte kleding? Hoe snel werden modetrends overgenomen en waar kwamen deze vandaan? Hoe dachten schrijvers over de snel wisselende modes? En hoeveel kostte een paar zijden kousen? 

Kortom een lezing over tabbaerts, wambuizen, vliegers, neersticken en ponjetten.