Op woensdag 27 juni vindt, in nauwe samenwerking met de Leidse Bond van Speeltuinverenigingen en de Speeltuin Zuiderkwartier, een avond plaats gewijd aan de Leidse speeltuinen. Leiden is een van steden waar het vooral verenigingen zijn die de speeltuinen exploiteren. Op deze avond valt de schijnwerper op het verleden, heden en toekomst van de speeltuinen en wordt aandacht besteed aan de maatschappelijke achtergronden daarvan.
Het programma is als volgt:
De Speelutuinvereniging Zuiderkwartier verzorgt een historische fotopresentatie.
Spreker: Cor Smit
De oudste Leidse speeltuinvereniging, Zuiderkwartier, bestaat al meer dan negentig jaar en haar speeltuin opende in 1931 de poorten. Daarna volgden er veel meer, waarbij twee ‘golven’ te onderscheiden zijn, een in de jaren twintig en dertig en een direct na de Tweede Wereldoorlog. Sommige zijn alweer verdwenen, maar een groot aantal bestaat nog steeds. Dat zoveel speeltuinen door verenigingen worden beheerd, is landelijk gezien best bijzonder.
De ‘speeltuinbeweging’ had echter voorlopers. Al eerder waren er commerciële speeltuinen. Belangrijker is echter het initiatief vanuit de welgestelde burgerij aan het begin van de twintigste eeuw, de Vereeniging voor Volksspeeltuinen. Opvoeding en beschaving van de arbeidersklasse stond daar voorop. Het opvoedkundige element was ook onlosmakelijk verbonden met de latere speeltuinbeweging, alleen lag het initiatief toen niet meer bij de hogere burgerij, maar bij arbeiders en andere ‘gewone’ buurtbewoners.
In zijn lezing geeft Cor Smit een schets van deze boeiende, maar nog steeds te weinig beschreven geschiedenis, van het eind van de 19e eeuw tot de jaren zeventig, tachtig van de vorige eeuw.
Stagnatie en nieuwe kansen
Spreker: Leon Kloos
Na de groei van de speeltuinbeweging in de jaren vijftig en de stabilisatie in de jaren zestig volgde in de jaren zeventig en tachtig een moeilijke periode. De belangstelling voor de speeltuin en vooral voor het lidmaatschap liep in deze jaren terug. De oorzaken zijn onder meer wijziging in bevolkingsopbouw, stadsvernieuwing, teruglopende belangstelling voor clubwerk en ook het feit, dat de overheid het welzijnswerk rechtstreeks onder haar hoede nam (en bezuinigingen oplegde). Al hebben de speeltuinen in Leiden van het veranderende welzijnswerk minder last gehad door het zelfstandige karakter van de speeltuinverenigingen. Wel hadden de speeltuinverenigingen last van een negatief imago. Het Imago van de speeltuinvereniging was bij velen dat van een achtergebleven, verouderde, verstarde en in zichzelf gekeerde organisatie.
In Leiden hebben de speeltuinverenigingen samen met de koepel slim ingespeeld op deze ontwikkelingen. Met name in het clubwerk werden veranderingen doorgevoerd, die meer aansloten bij de belangstellingstellingssfeer van de jeugd (iedereen herinnerd zich wel de zomers uitstapjes van de speeltuinverenigingen). Hierdoor kwam er weer meer belangstelling onder bewoners om zich in te willen zetten voor de eigen buurt. Daarnaast werd deze opbloei gestimuleerd door de politiek van de “sociale vernieuwing” (kabinet Lubbers-Kok 1989 -1994).
Ook de inrichting van de speeltuinen kreeg steeds meer aandacht; in Leiden zijn veel toestellen in deze tijd vervangen. Ook was er meer ruimte voor spontaniteit, en lag het accent minder op orde en discipline, een speeltuin die tot dat spontane spel moest uitnodigen was de trend. Dit had alles te maken met dat de visie op het spelende kind veranderde. Na de renovatie rond 2000 in Leiden (‘Deltaplan’) is de focus meer gericht geraakt op de speeltuin als zelfstandig buurthuis in samenwerking met lokale partijen als onderdeel van het buurt en vrijwilligersnetwerk.